'

De GR5 (16 juli- 4 augustus, 2006)

 

 

 

< 16juli >    < 17juli >    < 18juli >    < 19juli >    < 20juli >    < 21juli >    < 22juli >    < 23juli >    < 24juli >    < 25juli >    

 

 

 

< 26juli >    < 27juli >    < 28juli >    < 29juli >    < 30juli >    < 31juli >    < 1aug >    < 2aug >    < 3aug >    < 4aug >    

 

 

 

< afsluiting >

 

 

 

Zaterdag, 15 juli 2006: Uitgeest – Amsterdam – Brussel - Luxemburg – Metz – Strasbourg – Scherwiller

7.39h: snel naar Amsterdam met onze kortingskaarten. Onderuit zittend in de trein weten we dat alles zo goed mogelijk geregeld is. Zelfs de tomatenplantjes van Daniëlle Beukman hebben we nog weten te redden. Jildau zal ze meenemen. De rijpe vruchten hebben we geoogst en zitten we nu te eten; ze zijn lekker. Alles gaat goed; op Brussel-noord bij de Quick 438 nog een koffie gedronken (Jacomine) en een friet met mayo (ik) gegeten. (In het totaal € 7.90; € 1.40 voor de koffie, houd dat i.v.m. een vergelijkend warenonderzoek even vast.) Wel moesten we nog een viertal Spaanse jonge dames van onze (besproken) plaatsen jagen. Zij vonden dat daar geen reden voor was, maar hadden het uiteindelijk niet voor het zeggen. Ergens onderweg hebben we in de trein ook nog koffie gedronken (€ 3.= totaal).

Tot Bettembourg (Fr) rijden we op Railplus-tarief, voor het vervolg hebben we aparte kaartjes: Frankrijk doet niet mee met de actie (2x [€ 40.50.+26.=]).

In Strasbourg aan het loket om een kaartje naar Scherwiller via Selestat gevraagd, met de uitdraai van de treinplanner ernaast. Geen enkel probleem, voor € 11.40 was dat geregeld; wij hadden dus tijd voor een ijsje (tot. € 6.=) en stapten vervolgens in de TER naar Sélestat. Daar kostte het ons wat moeite op het juiste perron en de trein naar Scherwiller te vinden. Dat was toch nog op tijd voor elkaar. Nog voor de eerste halte (Scherwiller) wist de controleur (conducteur) ons te vinden. “Jammer, maar dit kaartje klopt niet.” Verhaal uitgelegd, treinplanneruitdraai erbij en ach de man was de beroerdste niet en noteerde dus achterop onze kaart: “Autorisé via Selestat; 96225; 15/07/06” om hem vervolgens met een speciaal stempel te markeren. Gelukkig kostte dit niet zoveel tijd dat we de halte in Scherwiller misten. Helaas was er geen tijd meer om welke autoriteit dan ook dit speciale kaartje te kunnen tonen, jammer van al dat extra werk.

Nu snel naar de camping (18.29-18.36h), waar we dachten te kunnen kiezen uit CdH en de kampeerplaats. Maar de dame zat niet op extra werk te wachten, ze was geen treinconducteur en het was toch al zo warm. Toen Jacomine dan ook aangaf dat we een tent bij ons hadden, werden we voor € 10.= naar het kampeerveld verwezen.

Ach, het was een camping, maar hij mocht geen naam hebben en had die dan ook niet. Maar, hij had wel een zwembad; die werd ons warm aanbevolen en toen we onze tent er dichtbij opzetten, werden we gewaarschuwd voor eventuele overlast. En dat hebben we gemerkt; het feest ging tot na elven door. Toen er al dan niet expres water op het tentdoek terechtkwam, heb ik daar toch maar even iets van gezegd.

Na het opzetten van de tent zijn we Scherwiller ingelopen, op zoek naar een bruikbare restauratie. Die werd ons door een kleine, mannelijke autochtoon gewezen: Winstub L’Ortenbourg was de beste. Hier startten we met orangina en pression als aperitief, verorberden we elk een gebakken karper (met salade) met een ½l. Pinot blanc, afgesloten met een kopje koffie (à € 1.35). De totale rekening kwam op € 39.45.

(We hebben deze vakantie zoveel mogelijk verschillende Elzasser wijnen gedronken, maar geen zuurkool gegeten. Dit laatste uit erbarmen; toen we thuiskwamen, bleek er in de krant te staan dat er wegens de aanhoudende droogte een tekort aan Elzasser zuurkool was. Het woord “droogte” was op dat moment voor ons een koude douche.)

Vervolgens een rondje door het dorp gemaakt, op zoek naar de beste manier om de volgende ochtend onze GR-5-avonturen te kunnen voortzetten. Daarbij hebben we in het totaal ongeveer 4 km “hors-GR” gelopen.

 

< Home >

 

Zondag, 16 juli 2006: Scherwiller - Ribeauvillé (HR «Du Mouton**»; DP € 126.10)

Vroeg op: 7.21h al onderweg, langs de zuidkant van het dorp. We pakken de GR op bij een wegenkruis langs de D35. Vervolgens lopen we door een nog slapend Châtenois en kiezen een eerste rustpunt bij een waterpompstation (of zo) boven het dorp.

Traverserend langs de beboste Hahnenberg, liepen we tegen half tien de restauratie van La Wieck binnen. I.t.t. opmerkingen van Iwan Oprins loopt hier “gewoon” markering langs, blijkbaar is er een variant. De koffie komt uit een munt-automaat; dus eerst achter een munt aan, heel praktisch. Het apparaat laat al zijn buisjes en buizen zien; eigenlijk is het ongelooflijk dat er iets uitkomt. Lekker vinden we het niet en gaan dan ook na een korte sanitaire onderbreking in de richting van het Château La Haute Koenigsberg. Onderweg lopen we een stukje over een rood-wit-rode route. Daardoor lopen we ongeveer een kilometer om. Na een korte cola-stop op een toeristisch terras bezichtigen we het voorgeborchte van het kasteel. Voor een “volledige” entree (al dan niet met gids) zijn we niet te porren, het is nu al druk en warm en er wacht ons nog heel wat. Het kasteel is overigens een reconstructie uit het begin van de 20e eeuw. De architect was geen Cuijper en het geheel maakte, hoe fraai ook, toch weer een Metz-station-indruk; mooi maar kolossaal.

Rond 13.30h lopen we een stukje verkeerd, maar uiteindelijk komen we in Thannenkirch, waar we op een terrasje (l’Auberge St. Waldstebel) 2 cola en een Salade Vigneronne gebruiken. Bij de laatste laten we nog een ½l water zetten. De kosten bedroegen € 19.20.

Vervolgens ging het langs een weg maar later via paadjes die we nog van mei kenden, langs de kasteel-ruïne van Haut-Ribeauspierre, waarvan de donjon “accessible” zou zijn. Hoewel ik drie bordjes met “verboden doorgang” ben gepasseerd, heb ik uiteindelijk wel de donjon gefotografeerd, maar deze niet beklommen. Jacomine wisselde inmiddels ervaringen uit met de vrouw van een 5-tallig Vlaams gezin. Het volgende kasteel, St.Ulrich, was beter gespaard gebleven en hier heb ik mijzelf op een uitgebreide rondleiding getrakteerd en wat foto’s genomen (met uitzicht op Château du Guirsberg).

Jacomine genoot ondertussen aan de poort van de ruïne van de schaduw. Hierna ging het steil omlaag. Bij binnenlopen van Ribeauvillé de gîte gezien, maar we hadden na deze zware dag behoefte aan wat luxe en liepen dus door, de stad in. We hebben niet eens gezocht naar het aangeraden “Au Cheval Blanc”, maar zochten ons toevlucht bij “Du Mouton”(**) op de place de la Sinne (zoals gebruikelijk is op de foto onze kamer te herkennen aan het openstaande raam met sokken en schoenen in de vensterbank).

Hier voor DP gekozen en samen met orangina, 1664-pression en 2 koffie (à € 2.=) kwamen we uit op € 126.10. De ½l rode wijn stond niet op de rekening, maar dat ontdekten we de volgende dag pas, na een kilometer of tien (iets te laat om terug te keren). Tijdens een korte avondwandeling (±1 km) maakte ik nog een sfeerfoto van het stadje.

De temperaturen liepen deze dag uiteen van 22-32° C. We zijn nooit zo vroeg gestart als deze eerste dag (7.21h) en hebben nooit meer zoveel rust ingebouwd (3.33h). Maar als eerste dag was het niet mis: we liepen ruim 24km, met een gemiddelde snelheid van 4 km/h. Wij zijn vandaag een bergrug overgetrokken, waarbij het hoogste punt bij Haute Koenigsbourg lag en zijn binnen de Topo-tijden gebleven. Ik heb uiteindelijk noteert dat we meer dan 1000m op en neer zijn gegaan. Maar op de hoogtemetergegevens kom ik later nog terug.

 

< Home >

 

Maandag, 17 juli 2006: Ribeauvillé – Aubure (Gîte d’étape “Les Brimbelles”, DP : € 70.20)

Jacomine gaf ’s ochtends in het hotel aan dat haar navel wat beschadigd is. Ik kon er niets anders van maken dan een beperkte navelbreuk. Weet iemand hoe groot, bij overbelasting, de kans is op een uitbreiding en eventueel buikvliesontsteking? We besloten een beetje voorzichtig aan te doen. Toen ik dan ook nog even buiten Ribeauvillé mij door een merkje voor de ferme Clausmatt in de luren liet leggen en we meer dan een kilometer verkeerd liepen, zei Jacomine dat mijn ambitie om die dag naar le Bonhomme te lopen haar wat al te hoog gegrepen was; zo’n 27 km was haar na de slag van gister wat al te veel. We liepen op Aubure af, via de Col de Seelacker, de Rocher du Koenigsstuhl (938m) en heel wat bosbessen even verderop. Bij de koningsstoel kwamen we nog een tweetal Nederlanders tegen die hier vandaag voor het eerst waren gaan lopen. De oudste kende deze omgeving al en had loopervaring.

Het verdere pad was rotsig maar soms toch wel gemakkelijk. Even door 13.00h kwamen wij in Aubure aan. Daar boekten we in bij de gîte. We hadden er echt weer zin het oude gîte-leven op te pakken.

Toen we ons meldden bij de gardien, bleek dit een Belg te zijn die zich in Aubure een bestaan had verworven. Hij sprak, zei hij, geen Nederlands. Wel, dan spreek ik geen woord Frans. En zo onderhielden wij ons: hij sprak (af en toe) Nederlands en wij antwoordden (waar mogelijk) in het Frans. Vervolgens liepen wat door het stadje. Daar bleek zowat alles gesloten, reden waarom we naar de camping municipal “La Menère” gingen. Onder het genot van een ijsje en in de schaduw hoorden wij het zingend bidden van een aantal adolescenten onder de bezielende leiding van een tweetal nonnen aan. Bij het enige restaurant dat vandaag open was, hebben we cola en pils gedronken.

De gardien zette ’s avonds ons een uitstekende ovenschotel voor (aardappel, kaas, spek en [essenteel] een beetje suiker). Daarnaast stelde hij ons een 0,7l Gewurzstraminer voor van een bijzondere klasse (en voor een bijzondere prijs (€ 15.30). We zijn daarop ingegaan: (ook) de wijn was lekker, We waren verder voor de overnachting (incl. pd 2x € 15.25), de maaltijd (incl.dessert € 24.40) kwijt. In de loop van de middag heb ik bij Jacomine een plakkaat op de navel aangebracht. In de loop van de Vogezen is het plakkaat en de wond verdwenen; we hebben er geen last meer van gehad. Na een kort wandelingetje door het dorp (met koffie op het terras van de al eerder aangedane bar) gingen we als tevreden mensen te bed.

De gîte werd verder bezocht door een groepje verstandelijk gehandicapten en een achttal Franse lopers. Dit was voor deze vakantie zowel in tijd en afstand de kortste loopdag. In feite zijn we halverwege de helling naar de eerste top van betekenis: de Grand Brézouard. We hebben dit keer de Topo-tijd met bijna een half uur overschreden, maar dat is praktisch geheel te wijten aan het “ver”-lopen in het eerste halfuur. Dat heeft ons ¾ uur gekost. Verder valt er weinig over deze dag op te merken. Hetgeen de gelegenheid geeft op te merken dat Pont-a-Mousson het Franse Tegelen is: overal in de Vogezen zagen we putdeksels die daar vervaardigd waren (maar daar heb ik in het mei-verhaal ook al iets over gemeld).

 

< Home >

 

Dinsdag, 18 juli 2006: Aubure – (Gîte/Hôtel-Résidences**) l’Etang du Devin (DP € 74.30)

De gîte met die oude Vlaamse man was dus geweldig, maar er wachtte ons een nieuwe dag, een nieuwe uitdaging. Ik wilde proberen l’Etang du Devin te bereiken. Daar zou een goede gîte te vinden zijn. Na ons vertrek (tegen kwart voor acht) brachten we eerst nog een bezoek aan de bakker, waar we behalve brood ook abrikozen kochten. (€ 5.45). Vervolgens gingen we tegen 8.00h lichtklimmend naar de Belvedère, alwaar zich ook nog een hotel bevond.

Ik ben er niet zeker van dat het open was, maar ik zag rond Aubure nogal wat CdH-bordjes en dacht dat het hier wat het slapen betreft niet gauw mis zou gaan. ’s Avonds hoorden we van een Duits stel (moeder en zoon; uit het Zwarte Woud) dat zij (omdat de gîte vol was) slechts met de grootste moeite en met hulp van de eigenaar aan een slaapplaats hadden weten te komen. Iets minder problematisch is het eten. De camping heeft alleen ijs, het café-winkeltje is ’s maandags dicht (zoals we maar al te goed merkten) en de door ons bezochte bar-restaurant dinsdag en woensdag. Veel keuze zal je dus niet hebben.

Even door 9.00h kwamen we bij de Pierre des Trois-Bans aan. De aldaar staande en in de Topo genoemde abri is van uitstekende kwaliteit. Van de steen overigens weinig gemerkt; de bannen worden in de Topo vermeld. Exact 50 minuten later kruiste ons pad dat van een nijvere houthakker; zijn werk kostte ook ons de nodige (?) arbeid.

Even door 10.00h waren we op de desolate Petit Brézouard en ongeveer een half uur later op de Grand Brézouard (1229m). De klim naar de laatste was een forse. Goed een kwartier later bij een col (Topo 77) stond een groepje Nederlanders te wachten op hun gids; wij bedankten voor de eer en gingen verder. Acht minuten later passeerden we het “chalet rustique” waarvan je in nood het balkon als abri zou kunnen gebruiken. Even later raakte ik het knopje van mijn balpen kwijt en omdat bleek dat de reserve leeg was, had ik echt een probleem. Met de vulling alleen noteerde ik nu verder. Bij de Col des Bagenelles bleek een gîte van de Club Vosgien te zijn. Daar dronken we (voor € 2.80) ieder een colaatje en bietste ik een zwarte balpen, helaas met dop en niet met knopje. Vervolgens hebben we de afdaling naar le Bonhomme gezocht. Deze wijkt, en daarin had Iwan gelijk, over zo’n twee kilometer af van wat de Topo aangeeft. Bij le Bonhomme blijkt hij echter ongelijk te hebben. De kaartvariant en de beschrijvingsvariant zijn beide gemarkeerd. Wij stegen met de laatste, een aantal jongens zag ik dalen via de eerste. Al spoedig passeerden we de gîte “Les Myrtilles” die ik als alternatief achter de hand had gehouden; maar bij het passeren zag deze er wat minnetjes uit. Nu werd ons een dilemma voorgelegd: er ging een pad “par la route” en één “par le sentier”. De eerste stond in de Topo als de GR-5 en we hebben deze maar afgelopen, ook al omdat ik per se de volgende gîte niet wilde missen. Het moet wel de mindere route zijn geweest.

Even na 14.15h kwamen we bij die gîte aan. Er was plaats.

Na ons te hebben geïnstalleerd zijn we nog een stukje doorgelopen, naar een oude Duitse militaire begraafplaats, een tot abri gerestaureerde militaire opslagruimte en het Etang du Devin zelf. Dat laatste was een prachtige plek, maar wel aan het verlanden. Hoe het aan zijn naam (“Plas van de Wichelaar”) is gekomen, zijn we overigens niet te weten gekomen. Daar is ook een oude militaire post die men goed als abri zou kunnen gebruiken.

Na onze terugkomst druppelden de volgende gasten binnen. Een solist en bij stukjes en beetjes (bij wijze van spreken) de groep van acht uit Aubure. Alleen de laatste twee lieten wel heel lang op zich wachten. Na 18.15h waren ze nog niet gearriveerd en sommige groepsgenoten werden wat zenuwachtig. Toen de dames binnenkwamen, waren ze natuurlijk niet verdwaald… ze waren “gewoon” een stukje doorgelopen. Maar dat richtingsbord met “Gîte” erop dan? “Niet gezien, niet op gelet.” Het mannelijk deel van de groep maakten geluiden die de Franse representant van “kwek-kwek” kunnen zijn geweest.

Wij hebben overigens in die tijd een cola en bier verwerkt en wat gebabbeld met een Vlaamse uit Brugge die met haar man en kinderen hier een résidence had gehuurd en dat al een paar jaar deed. De jongste spruit kon nog net niet lopen en voor hem kon dat dus nog niet al te saai zijn geweest. Ook enkele woorden gewisseld met de solist die uit de omgeving kwam en dus even gemakkelijk Duits als Frans met ons sprak, af en toe wel gemakkelijk.

Het repas deden we vergezeld gaan van een ½l verrukkelijk ruikende Côtes du Rhone. We sloten de maaltijd af met het gebruikelijke kopje koffie (à € 1.50). Buiten babbelden we nog wat met een stel Duitsers (moeder en zoon), meistens auf Deutsch. Ik heb ze al eerder geïntroduceerd.

De temperatuur bleef maar hoog. De bijna 20 km liepen we binnen 4½ uur, gemiddeld bijna 4,5. Toch had Jacomine het bij Le Bonhomme al wel een beetje gehad. We zijn, op de aanloop naar le Bonhomme na, binnen de Topo-tijden gebleven, maar in het totaal geen 10 minuten. Nu we het Brézouard-complex over zijn, maken we ons nu op voor de crête van de hoge toppen. De hoogtegegevens waren vergelijkbaar met die van de eerste dag.

  

< Home >

 

Woensdag, 19 juli 2006: l’Etang du Devin – CAF-Refuge des Trois Fours (DP, € 72.90)

We vertrokken na de solist, maar vòòr de acht. Even voorbij het meertje klommen we min of meer gelijk op naar de kam. Deze bereikten we op de top van de Tête des Faux, waar een groot aantal fortificaties uit de Eerste Wereldoorlog te vinden zijn. Er was ook een schitterend uitzicht, zei de Topo, maar dan moet het toch minder mistig zijn.

Vervolgens langs de Roche du Corbeau en (alweer) een militaire begraafplaats, waar we even afscheid namen van onze goede vriend. Hij liep via de route verder langs de refuge Trinforce, waar ik graag de Tête des Immerlins (en de petit dito) wilde doen, een stukje GR-532. De beklimming van de eerste was een onverwachte, maar interessante uitdaging.

We kwamen om 10.00h bij de Col du Calvaire du Lac Blanc aan, praktisch gelijk met onze goede vriend. Hij liep door, terwijl wij op het terras van de Auberge des Crêtes voor € 4.= twee grand-cafés naar binnenwerkten.

Vervolgens gingen we omhoog, naar de uiteinden van de skilifts. Hier hebben we niet helemaal de route aangehouden; we liepen iets oostelijker over een muilezelpad. Prompt kwam er een tweetal paren in functie langs. Uiteindelijk kon het pad toch niet missen en liepen we op de crête, met een prachtig uitzicht op een klein stuwmeertje.

Geleidelijkaan kwamen we hoger, tot we uiteindelijk op de Gazon du Faing en later op de Gazon de Faïte terechtkwamen (beide 1302m, hoewel volgens de Topo de eerste hoger is). Er was weinig geboomte en dan ook weinig schaduw, maar wel een schitterend uitzicht. De temperatuur kwam op deze hoogte niet boven de 28° uit en wanneer er wind was, was de gevoelstemperatuur even aangenaam.

Bij de Roche du Tanet (1293m) kregen we nog even een lastig klimmetje voorgeschoteld, maar daarna was pas de afdaling naar de Col du Schlucht (van 1255 naar 1139m) weer een uitdaging. `

Gelukkig liepen we hier vooral onder de bomen. In zicht van een Vlaams gezin maakte ik een spetaculaire bijna-val, die slechts goed afliep omdat ik reflexmatig mijn stok op de juiste plaats zette. De vader van de club wenste mij een voorzichtige voortzetting van mijn tocht. Gelet op de omstandigheden maakte mìjn opmerking dat ze zo zonder water beter niet veel verder dan nog een 20 minuten konden gaan, wat weinig indruk.

Op Col du Schlucht zochten wij verkoeling en vocht aan de overkant van de weg bij het Restaurant du Chalet om vervolgens via die weg (met een groot aantal toeristische attracties) op een mooi bospad terecht te komen en weer omhoog te gaan, naar de Refuge “Les Trois Fours”. We misten de eerste linkerafslag en draaiden dan ook in feite rond een weiland naar de Refuge. Achtereenvolgens passeerden we de Ferme, de Auberge tot we bij de Refuge kwamen. Daar konden we nog niet terecht, waarna we bij de Auberge weer wat dronken. Tenslotte kon ik toch contact met de gardienne maken en antwoord krijgen op de vraag of ze plaats voor ons had. Het antwoord was: “Als we een ruimte wilden delen met een tweetal vrouwen”. Wel….

Om 18.15h zit ik te schrijven in afwachting van “l’orage”, want die kan toch nauwelijks uitblijven. Onze goede vriend (OGV) is daar bang voor en vraagt zich af of hij morgen wel het sentier des roches durft te doen. De leuning is immers van metaal en in zijn planning zou hij dit deel van het rondje dat hij voor ogen had, pas in de namiddag doen. Ik stelde hem voor het om te draaien en ermee te beginnen. Het leek hem een uitstekend idee, maar of hij het gedaan heeft…. Verder, ook ’s avonds, met hem over taal, routes en onweer gebabbeld. Nog voor het eten, tijdens het duidelijkst moment van onweersdreiging, kwamen nu ook de acht binnen. Het flitste en donderde op afstand, maar regen kwam er niet. We zagen een helikopter maar of deze op reddingsactie was? Vanwege de verwachting dat die dreiging de volgende dag beslist niet minder zou zijn en we voldoende voedsel voor onderweg hadden, besliste ik nu definitief om de variant te gaan doen en dus verder over de Crête te gaan. Ook overnachtingtechnisch kwam dat beter uit, want niet alleen OGV maar ook de gardienne had duidelijk gemaakt dat de Auberge op de Col du Haag niet meer aan overnachtingen deed.

’s Avonds aten we eend met Côtes du Rhone. OGV en ik waren er overigens van overtuigd dat deze toch niet op kon tegen die van het Etang. Het eten werd onderbroken door een gems die zich op de hellingen van het Bois de Stosswihr ophield. Aan onze tafel zat ook nog een jong Vlaams gezin, waarvan hij, in aanwezigheid van onze goede vriend, per se Frans wilde spreken, zij vrouw dacht daar anders over.

Het was een “gemiddelde” loopdag, vergelijkbaar met gisteren. Het tempo lag alleen zo’n 10% lager: bijna 4 km p/h, toch zijn we de Topo een ½ uur voor gebleven. De hoogteverschillen weken weinig af van de voorgaande dagen. Voorlopig, en dat is prettig i.v.m. de middagtemperaturen, bleven we nu hoog.

 

< Home >

 

Donderdag, 20 juli 2006: Refuge des Trois Fours - Hôtel du Grand Ballon (DP, € 90.90)

De volgende ochtend zijn de twee vrouwen eerder weg dan wij. We ontbijten en rekenen af met onze onvermijdelijke NKBV-korting. Daarnaast krijgen we, naar aanleiding van een vraag van mij, de “Guide des Refuges et Chalets”; ook handig voor volgend jaren. Gewoontegetrouw ligt er naast ons bord een zakje “pruneaux d’agen”. We gaan om 7.54h op pad. Langs de kam gaan we verder verder op weg naar de Hohneck. De top daarvan (1362m) hebben we niet gedaan, er stond een restaurant en er leidde een weg heen. Mede vanwege de beschrijving van Iwan Oprins hield ik wat westelijk aan. Even verder hebben we het pad langs het reservaat (en de afgrond) genomen. Dat was een goede beslissing: links voor ons, op een helling, stond een kleine kudde gemzen (±15 dieren). We gingen verder over de Kantelberg (1350m), de hoogste top die we tot nu toe op de GR5 hadden genomen.

Verder over de kam gaand hebben we een schitterend uitzicht over het landschap. Op de velden vind je campanula en kralle (duivelsklauw) en in de bossige gebieden bosbessen. Vandaar al die tarte aux myrtilles. We passeerden de ferme-auberge Firstmiss en de chalet-refuge Rainkopf van de C.V. en namen daarna onze eerste pauze. Vervolgens ging het langs de Rothenbachkopf en de Batteriekopf op de Col du Herrenberg aan, waar onze kam-variant weer samenliep met de route vanuit Mittlach. En even verder nam ik op de helling van de Breitfirst nog een foto. Verder gebeurde er weinig: iets voor de Col de Hahnenbrunnen namen we onze tweede rustpauze in de schaduw van een alleenstaande spar. We zagen er een Frans stel passeren dat we later nog zouden tegenkomen. (Anders hadden we niet geweten dat ze Frans waren.) Even na 13.00h kwamen we in (le) Markstein aan, d.w.z. we meerden aan bij het “terras” van Hotel-restaurant Wolf, onder de fraaie naam “La Bulle” waar Jacomine een sandwich en ik een portie spaghetti at en we ook nog cola gedronken hebben. Natuurlijk (ook hier weer) onze platypussen bijgevuld en verder gelopen. Nu pas bleek wat de Topo bedoelde met “important centre de tourisme”; we passeerden een groot aantal winkeltjes, restaurantjes en barretjes… èn toeristen natuurlijk; die tentjes moeten ergens van (blijven) bestaan. Na dit circus ging het nu gedeeltelijk onder de bomen verder. Op de zuidwestelijke helling van de Storkenkopf namen we een derde rustpoos. Daar moet naast/onder het pad een “abri pour randonneurs” liggen. Ik ben er niet naar op zoek gegaan.

Tegen vieren kwamen we bij de ferme-auberge van Col du Haag aan. Er stond een man nog klassiek te maaien met de zeis. Op het terras zaten wat toeristen; na geconstateerd te hebben dat we gelukkig een dag vertraging hadden opgelopen, omdat we anders i.v.m. de wekelijkse sluiting hier geen stop hadden kunnen maken, liepen we door. De Grand Ballon wachtte met al zijn 1424m en dat in de volle zon. De beklimming was overigens een makkie. Boven wachtte ons weer een pak toeristen (jazeker, met de auto hoefde je maar 10 minuten via een kiezelpad naar boven te lopen). Het was zo druk dat ik mij enigszins zorgen maakte over de vraag of het chalet-hotel wel ruimte voor ons had.

Na het bezichtigen van de futuristische radar-opstelling zochten we onze route (inderdaad, moeizaam gemarkeerd) naar het hotel, waar we een bijna 100% Chinese bediening aantroffen. Verder hoef je je wat de ruimte betreft in dit hotel niet gauw zorgen te maken: het is echt groot. Vanuit ons raam en buiten nog een tweetal foto’s van de afgelopen uren gemaakt met prachtig bloeiende wilgenroosjes. Ernaast staat overigens nog een restaurant dat er geen onderdeel van uitmaakt en niet verward moet worden met de ferme-auberge du Ballon.

Op het terras het gebruikelijke namiddaggelag aangericht (cola en bier). ’s Avonds lekker gegeten. Het was weer eend en weer lekker. Verder valt te melden dat we hier een ½l Pinot Noir bij de maaltijd hebben gedronken. Hoewel de toilet- en doucheruimten aan de overzijde van de gang te vinden waren, hebben we er een verkwikkende nacht genoten. Het was een lange dag geweest (bijna 30 km, ruim 6½ lopen), waarbij we een gemiddelde van 4,5 km ontwikkelden, opnieuw een ½ uur sneller dan de Topo. Er waren niet meer dan gemiddelde hoogteverschillen. De crête gaf mooie panorama’s, maar ik had mij er toch iets meer ruigte van voorgesteld.

 

< Home > 

 

Vrijdag, 21 juli 2006: Hôtel du Grand Ballon – Thann (H-R La Cigogne, **/hh ; € 118.50)

Het PD was pas om 8.00h te genieten en dus startten we laat: 8.26h. We waren wel eerder dan de anderen, maar dat ging al gauw over. De kaart geeft een wat merkwaardige route aan en als je je daaraan houdt, kom je verkeerd uit. Omdat ook de markering wat onduidelijk was, kwamen we dus in eerste instantie op een verkeerd heuveltje terecht. Nadat we een aantal anderen minder dan wij zagen klooien, hebben we er ons achter bij aangesloten. Zo passeerden we nog maar net binnen de Topo-tijd de ferme-auberge dus Ballon en geleidelijkaan ook onze medelopers: het Franse stel èn een solo-dame.

Bij de Col Amic kruisten we de weg en gingen we omhoog naar het Château de Freundstein. Nou, dat liep niet zo “freundlich”. Ik wilde er op zien te komen om van het uitzicht te genieten. Daarvoor moesten nogal wat strapatzen worden uitgehaald. Jacomine werd ondertussen opgegeten door de muggen. Voor haar reden om mij dat te melden en op te stappen. Ondertussen deed ik haar, praktisch monosylabisch, verslag van mijn voortgang. Er was duidelijk sprake van enige miscommunicatie, want toen ik, overigens onverrichterzake, terugkwam stond daar mijn rugzak, in zijn uppie. Waar was Jacomine? Gokkend op een vooruitlopen, heb ik er de sokken ingezet en haar, gelukkig en mogelijk voor de lezer onverwacht, iets verderop weer aangetroffen.

We hadden juist het misverstand uitgesproken toen we op de bijbehorende col aankwamen. Daar zat een Nederlands echtpaar in de schaduw van hun parasol te ontbijten. Hoewel we hun thee afsloegen, hebben we een tijdje staan praten over wildkamperen, de rust buiten de gebaande paden e.d. Voor ons kwamen de kansen nog: de komende dagen was er een aantal waarschijnlijk bruikbare abri’s. Tijdens het gesprek heb ik een foto “terug”, met de Grand Ballon gemaakt.

We liepen door naar de Col du Silberloch, waar, naast een militaire begraafplaats, een Auberge te vinden is. Hier weer wat cola gedronken en platypussen gevuld. Verder wat gebabbeld met een Belgisch stel en een stel Nederlanders. In de afleiding prompt een van de flesjes met water laten staan. Toen ik dat na zo’n 15 minuten ontdekte, stelden we vast dat dit geen probleem meer kon worden; we waren hooguit twee uur weg van Thann. Bij Camp Turenne opnieuw een foto van de Grand Ballon gemaakt: het weer sloeg om.

Er valt over deze afdaling (van ±900 naar 350m) weinig te vermelden dan dat we de ruïne van het château de l’Engelsbourg een korte pauze hebben genomen, waar ik het onvermijdelijke “oog van de heks” (het restant van een in 1674 opgeblazen toren; zeker uit sjagrijn van het verlopen van de veldtocht van 1672 in de Republiek) heb gefotografeerd.

Verder dacht ik dat ik in de verte iets van de Alpen waarnam, maar de warmte zorgde voor de veel heiigheid: wat er te zien was kon even gemakkelijk een Jura-keten of een wolkenlaag zijn. Bij eerdere tableaux d’orientation kwamen we al evenmin verder dan een vermoeden.

In Thann regelden we eerst onze overnachting. In het voorbijgaan zagen we de Rue du Général de Gaulle en omdat ik wist dat daar het H-R La Cigogne te vinden was, zijn we die ingelopen. Men had plaats voor ons.

Vervolgens zochten we het OdT (tegenover de kerkingang), om daar H/F-A Rouge Gazon te laten reserveren. Het weekend kwam er immers aan en de weersomstandigheden dreigden om te slaan. In de stad wat rondlopend, dronken we wat (inderdaad: cola en pils) bij “Au petit Rangen” en aten we iets verderop nog een ijsje. We konden met de buitenthermometer van de plaatselijke apotheek schitterend zien hoe het met de temperatuur ging: tot iets na tweeën bleef deze onder de 30°, om daarna in stevig tempo richting 36° te gaan.

De kerk heeft schitterend portaal (een front met drie timpanen waar 150 taferelen zijn afgebeeld met meer dan 500 figuren) en een dito dak, maar ook de rest van Thann mag er zijn.

We kwamen nog een deel van de acht tegen, die hier hun voettocht staakten. De oude dame had van het onweer dat ons tussen 12 en 15h achtervolgd had, een paar spatjes gehad. Het Franse stel achter haar moest er meer problemen mee gehad hebben. Verder vertelde ze dat ze naar de gîte was doorgelopen en daar haar kamer deelde met een Nederlands stel dat hier de GR5 begon. Zij stopte vandaag met haar tocht, ze moest terug naar Parijs. Nu hadden we al iets eerder een stel lopers met hoeden op en zware rugzakken zien rondlopen en vroegen ons af of dit soms de genoemden waren. Dat zouden deze vakantie dan de eersten zijn die hetzelfde doel voor ogen hadden, ieder ander die we toe nu toe ontmoet hadden, liep één van de door de Club Vosgien uitgezette wandelingen, maar niet de GR5. Als je aangaf dat je de GR5 deed, werd ook onmiddellijk gevraagd of je Brit, Nederlander of Duitser was. Fransen lopen (hier) de GR5 blijkbaar niet en Belgen zag men wat gemakkelijk over het hoofd.

Het hotel had niet voor niets twee haardjes in haar schild. Het menu was uitstekend (2x € 14.=). We dronken er water en ½l Edelzwicker (€ 8.50) bij. Dit alles op het terras, maar wel met een duidelijke regendreiging. Het PD was niet goedkoop (2x 10.=!!), de kamer wel (€ 56.=).

Vandaag hebben we de crête verlaten, eigenlijk ook de Vosgezen, als gebergte; maar omdat iedereen vindt dat je deze niet kunt verlaten zonder de Ballon d’Alsace te bestijgen, keren we morgen in feite terug; we lopen deels naar het noordwesten en daar ligt Nice niet. In alle opgezichten was dit cijfermatig een gemiddelde dag. In deze 20 km ook de Topo weer met een ½h verslagen.

 

< Home >

 

Zaterdag, 22 juli 2006: Thann – H-R Rouge Gazon **/hh (DP, ± € 104.=)

PD pas om 8.00h maar wel uitstekend. Samen met ons ontbeet een groep Italiaanse meisjes (turnstertjes?) samen met hun twee begeleiders. Zo stil als deze kinderen hun ontbijt verwerkten, zijn Nederlandse kinderen bij hun geboorte al niet.

Die ochtend ging er heel wat fout; na de geldopname waren we al even op route toen ik “ons” afvroeg waar wij onze stokken hadden. Wel, die stonden nog (achter de gordijnen) op onze (?) hotelkamer. Snel terug. Men liet mij snel toe de zaak te corrigeren. Bij het verlaten van Thann kostte het vervolgens even moeite om de juiste weg te vinden, maar toen bleek dat de door ons gekozen daalde i.v.m. te stijgen was ook de fout snel weggewerkt. In de praktijk waren we pas rond 9.15h op de route. Inmiddels waren we daarbij over de Rue Kléber gekomen. De gîte moet daar, iets naast de route, te vinden zijn. Even voorbij de Col de Staufen, ± 9.45h maak ik nog een “terugblik” met de Grand Ballon net zo zichtbaar als op andere momenten de Alpen (dus...). ’s Ochtends hebben we stevig doorgestapt. Pas tegen 11.00h maakten we een stop op de Col du Hundsruecken. Pal hiervoor werd ons, op een niet zo ingewikkeld punt, een handleiding (“main courant”) aangeboden.

In de ferme-auberge aldaar dronken we wat cola op het balkon. We troffen er het Nederlandse stel aan dat we gister in Thann zagen lopen en dat (inderdaad) (ook) de GR5 aan het doen was. (Dit zou niet de laatste keer zijn dat we hen tegenkwamen!!) Een half uur later vertrokken we weer. Op de Rochers dits Vogelsteine (grappig hè, dat mengtaaltje; 1180m) bleek het weer, net als gister weer achteruit te gaan.

’s Middags hebben we nog een rustpauze bij de ferme-auberge Belacker gehouden. Er kwamen ongeveer gelijk met ons een drietal (moeder met [deels schoon?]kinderen) aan. We dronken daar koffie en aten tarte aux myrtilles. Bij ons vertrek kwam het Nederlandse stel aan. Ze hadden er het voor zo’n eerste dag niet gemakkelijk mee, dat was ons al wat eerder ook duidelijk geworden. Rond 14.30h zoog ik bij de Johanneskopf wat te krachtig aan mijn platypus-mondstuk zodat dit, samen met het door mij vervaardigde afdekstuk, naast het pad terechtkwam. Nadat ik het laatste had veiliggesteld, wilde ik achter het eerste aan; het lag immers maar hooguit 2 meter naast het pad. Jacomine kreeg inmiddels in de gaten wat ik aan het doen was en stelde mij voor de keus mijn mondstuk of mijn huwelijk te redden. Men zal wel denken dat dit voor mij een gemakkelijke beslissing was. Hoe dan ook, het terugkrijgen van dat mondstuk zou bepaald geen sinecure geweest zijn. De helling ging hier wel met zo’n 80% omlaag. Gelukkig lag er een prachtig takje op het pad dat ik m.b.v. mijn mes tot een stopje heb omgetoverd. De rest van de vakantie heeft dat zo gewerkt. Wel ontdek je dan weer dat er in hout vaten zitten die een duidelijke transportfunctie hebben. Ik moest voortdurend in de gaten houden dat het vòòrdeel van mijn broek niet al te opzichtig nat was.

Om half vier bereikten we het punt waar we van de route afgingen, de Col des Perches, op weg naar Rouge Gazon. We ontmoetten hier het Nederlandse stel weer dat wilde kamperen op de Haute Bers, even verder. Wij gingen, goed gemarkeerd, naar ons hotel. Het pad was sterk glooiend, af en toe wat lastig en meer van het type “pad”.

Het liep langs een steile helling; zo steil vond men blijkbaar dat er apart voor gewaarschuwd werd. Nou, ik had er nog wel wat mondstukjes van willen weghalen. Het was zondag en vlakbij een parkeerplaats en terras. Het was dan ook geen toeval dat we er bijna struikelden over de toeristen, die ons, uiteraard, bij voorkeur de buitenkant van het pad lieten.

In het hotel was de reservering goed doorgekomen en men had een uitstekende kamer voor ons. Ook het eten was goed. Ik heb er geen ander gegeven van, dan dat we op het terras voor €1.60 koffie en voor €2.20 pils gedronken hebben en het hotel (DP) ± € 104.= kostte.

Het eerder genoemde Franse stel was ook hier aanwezig. Ook heb ik hier nog een balpen gebietst. De situatie was namelijk de volgende. Nadat ik op de Col de Bagenelles mijn eerste had losgebedeld, ontdekte ik dat het knopje van de kaduke in mijn zak terecht was gekomen. Dat was te repareren, maar die reserve van de Col was wel nuttig want mijn “normale” reserve bleek leeg te zijn. Inmiddels was nu die van het knopje gaan lekken en daarvoor had ik dus nu een vervanging gevraagd, zodat ik weer een tweetal bruikbare pennen had. Wel allebei met een dop, maar ach, je mag gegeven paarden niet naar hun leeftijd vragen.

We stegen deze dag (uiteraard) meer dan we daalden. Het was weer een gemiddelde loopdag wat de lengte betreft (± 20 km), maar ons gemiddelde (3,8 km) was wat aan de lage kant. Dat betekende overigens niet dat we t.o.v. de Topo traag gepresteerd hadden. Ondanks het “ver”lopen bij het verlaten van Thann waren we ruim 3 kwartier sneller. Die winst hadden we vooral in het laatste gedeelte geboekt. Dat was ook niet zo gek: het klimmen had vooral in het eerste deel van het traject gezeten.

 

< Home >

 

Zondag, 23 juli 2006: Rouge Gazon - Giromagny (Camping “Le Paradis des Loupes** ; € 7.50)

Het PD was “hors-catégorie”. Je kon zelfs je eigen eitje de juiste tijd laten koken. Dat lukte Jacomine niet helemaal. Een bijna rauw ei, maar verder was alles nagenoeg perfect. We vertrokken even door half negen (jammer i.v.m. de orage-kansen) en kwamen, na de steilten van het eerder genoemde pad, weer op de route. Hier kregen we een prachtig uitzicht op het Lac des Perches, waar zich een paar mensen ophielden.

Ik meende dat dit ons Hollands stel was, maar dat meldde mij later dat het streng verboden was daar te kamperen. Om 9.10h kwamen we op de beroemde Haute Bers en inderdaad, die was beroemd, we zagen er zeker een vijftal paren die er de nacht moeten hebben doorgebracht. De ruïne was inmiddels opgeknapt en ook daar zouden mensen geslapen hebben. “Ons” Hollands stel, hoorden we later, was pal voor ons uit rond 8.30h vertrokken. Toen we tegen 10.00h bij de Col des Charbonniers kwamen, koos ik een verkeerde voorzetting en liepen we ten onrechte een stukje naar het zuiden. We liepen, na correctie, verder langs de beboste kam tot we de Ronde Tête rondden. Vanaf dat moment werd het werken: steil en lastig. De klim naar de Ballon d’Alsace (1247m), die ’s winters niet te doen zou zijn, was begonnen. Natuurlijk, want let maar op, kwamen we op het laatste stukje weer een aantal toeristen tegen die zich aan geen voorrangsregels hielden. Op mijn “Monter a la priorité” gaf één van de klootzakjes te kennen dat dit z.i. voor “tomber” gold. Van mij mocht hij, maar helaas!

Eenmaal boven kwamen we het Nederlandse stel even tegen en babbelden we even met een Nederlands gezin dat er trots op was vanuit de auto naar de top te zijn gelopen. Want inderdaad, dit was weer zo’n top waar je op twee manieren heen kon, waarna je dan vervolgens trekkers op het pad kon gaan dwarszitten. We zochten alweer te vergeefs naar de Alpen en spraken we even met het Franse stel. Zij stelde voor dat wij linksom over de top zouden gaan, dan gingen zij rechtsom. We vonden dat eigenlijk wel een leuk idee, onder andere omdat we zo nog even een stukje GR7 meepakten. Bij de weg namen we afscheid; voor hen zat hun route erop, het werd tijd om naar huis te gaan. Voor ons werd het tijd om naar het H-R du Sommet te gaan om daar op het terras 2 colaatjes te verorberen (€ 5.20). Even door 13.00h vertrokken we om via de F-A du Ballon d’Alsace geleidelijkaan af te dalen naar Giromagny. Hierover valt weinig meer te melden dan dat hij mooi was en natuurlijk dat de Vosges-merkjes (oorspronkelijk een rode streep, toen met witte ondergrond en nog later de bekende bordjes, vaak nog met een groep E2-symbool erin bij de ferme Wissgrut (±14.00h) weer werden vervangen door de “echte” GR-markering. Gelukkig was ik er attent op, we zouden niet de eersten zijn die verkeerd lopen. Eenmaal in het dorpje aangekomen, werd al gauw gekozen voor de camping “Le Paradis des Loupes”, waar het Nederlandse stel al bleek te staan. Het bleken Stefanie en Wim, die ieder jaar een weekje GR5 lopen, om daarna met hun (kleine) kinderen op vakantie te gaan. Zij zouden morgen naar het voetbalveldje met de kraan gaan; wij hielden het liever op Héricourt (ruim 30km).

We zetten de tent op en deden de was. Daarna gingen we een colaatje/pilsje drinken bij een Vietnam-veteraan die niet helemaal meer coördineerde, mogelijk omdat zijn alcoholische producten zo lekker waren. Later zochten we het Café de la Mairie op om daar plat de jour te eten. De plats die wij kozen waren echter niet op korte termijn (rond 19.00h) te leveren en zo zaten we aan de plat d’océan en een plat paysan (2x € 7.=), samen met de wijn (€ 7.=) en de koffie (2x € 1.30) eten we hier buitengewoon goedkoop (€ 23.60). We besloten hier morgen ons PD te gaan verwerken.

Deze dag zijn we voornamelijk omlaag gegaan, nu echt de Vogezen uit. Dat heeft niet tot spectaculaire snelheden geleid. Wèl waren we 1 uur korter bezig dan de Topo voor wenselijk hield en dat ondanks het verkeerd lopen bij de col, de venijnige klim naar de Ballon en het extraatje daar op de top.

Tijdens al deze overwegingen hebben we de kerkklok van Giromagny vaak horen slaan. En dat slaan in de Vogezen gaat als volgt: op het kwartier klinkt een kort motiefje, dat op het halve uur tweemaal te horen is en op kwart voor drie keer. Op het uur wordt geslagen, al dan niet vooraf gegaan door het motiefje, dan viermaal. De klokken van sommige dorpen slaan overigens ook het halve uur. Waarschijnlijk zijn alle klokken uit dit gebied alleen al op hun manier van tijd laten klinken, te onderscheiden.

 

< Home >

 

Maandag, 24 juli 2006: Giromagny – Héricourt ( H-R l’Aquarium, DP: € 94.20)

Met dit PD, typisch Frans wat basissamenstelling betreft, had ik het niet. De baas heeft een drietal honden die hij regelmatig aanhaalt. Voor mij is het dus niet helemaal een verrassing dat in de ons bijgeleverde boter een deel van de vacht van een van de dieren te vinden is. Jacomine heeft niets in de gaten; maar ja, die gebruikt ook al geen boter.

Met Giromagny ben je eigenlijk al uit de Vogezen, dat gaan we deze dag dan ook duidelijk merken: de route is grotendeels vlak. We vertrekken rond 7.45h en lopen een uur later al tussen de meren (étangs). Eén ervan blijkt te koop.

Nog een uur later hebben we de meeste meren voor vandaag alweer achter de rug. Helaas is de Auberge du Lac dicht. Even verderop onder de bomen in een weiland, nemen we onze eerste pauze. We zouden best nog wat willen kopen, b.v vocht, dus kiezen we ervoor Salbert te lopen i.p.v. langs de weilanden te gaan. Dit levert echter alleen tijdverlies op, omdat de enige winkel die Salbert nog heeft, wel eens de SRV-man zou kunnen zijn. Verder kost het ons door een onjuiste aanwijzing van een behulpzame autochtoon en wat onduidelijke markering enige moeite weer op de route te komen. Maar tegen 10.45h beginnen we dan toch aan de bestorming van Fort du Salbert. Hierbij moet ongeveer 200m omhoog gegaan worden in 1½ kilometer. Hier en daar is het echt steil. Toch weten we in een half uur boven te komen, waar ons mooie fortrestanten en een schitterend uitzicht wachten (maar de Alpen: ??). Wanneer we weer gaan lopen maak ik van die restanten nog een tweetal foto’s, waarna een forse afdaling wacht.

Om 12.30h zijn we in Châtonvillars, waar we constateren dat de Auberge Fleuri (in ieder geval) op maandag dicht is, maar dat het algemene aanzicht een langduriger sluiting doet veronderstellen. Een winkel kunnen we met de beste wil van de wereld niet vinden en we stellen in de schaduw van de kerk zittend vast, dat onze watervoorziening wat penibel begint te worden. Dan zie ik een sleutelsetje liggen. En terwijl ik even later nog even probeer een winkeltje te materialiseren, schiet Jacomine de man aan die want wazig naar het grint voor de kerk aan het turen is. Ja, inderdaad, hij is zijn sleutels (die van de kerk) kwijt. Uit dank wil hij, de pastoor, ons best aan water helpen en van dat aanbod maken we ongegeneerd gebruik. Kijk, nu lijkt dat weer zo’n werkzaamheid van de Voorzienigheid, maar dan toch wel met de gebruikelijke dubbelheid want twintig minuten verder blijkt er een schitterende fontein in het bos te zijn. Het is merkwaardig dat deze in de Topo niet genoemd wordt! Vervolgens lopen we verder, nemen nog een korte rustpauze rond 14.15h en bereiken de kraan een het voetbalveldje van Echenans-sous-Mont-Vaudois tegen 15.00h. Het veldje (en de beek) zijn diepgaand verdroogd en het geheel maakt een desolate indruk. Verder geloven we niet in de winkeldichtheid (of juist wel) van EsMV en vragen ons af wat hier de komende uren te beleven zou zijn. Het besluit verder te gaan is dan ook sneller genomen dan ik deze regels typte. Pal voor Topo-119 snijden we een “lacet” van de PR af en klimmen vervolgens omhoog naar de D130. Dat valt niet helemaal mee. Verderop blijkt de route door houthakkerswerkzaamheden anders te lopen dan de Topo aangeeft. We komen er wel uit.

Als we een bankje aantreffen, poot ik daar toch Jacomine met de rugzakken en ga een stukje op onderzoek uit. Bij een garage bevestigt men mij dat we op de juiste weg zitten, zodat we de N-weg (die volgens de Topo nog “en constr.” was op de juiste plaats kunnen oversteken. Vervolgens lopen we van de PR af de stad in, waar we spoedig het hotel Le Lion Rouge aantreffen. Daarvan zijn we overigens zo weinig onder de indruk dat we een tweetal ingezetenen vragen of Héricourt misschien nog een ander hotel heeft. De eerste, een dame geeft een geluid dat ons geen positief gevoel geeft: als er al wat is, dan is het ver weg. De tweede, een man, geeft aan dat we een vergelijkbaar hotel op zo’n 700m kunnen vinden. En zo kwamen we bij H-R “l’Aquarium”, dat nota bene gelieerd bleek te zijn aan Le Lion Rouge en waar we een mooie kamer krijgen, helaas wel aan de doorgaande weg (onder de mistige naam “Rue de la 5e D.B.”).

Gelukkig echter bleek daar ’s nachts weinig van te merken. En verder lag hij enigszins schilderachtig aan de rivier, de Luzine (de hotel-naam moest natuurlijk wel ergens mee te maken hebben). De prijzen lagen laag: € 39.= voor de kamer, en 2x € 11.= voor het repas. De overige kosten waren de drankjes en het PD (2x € 5.50). Ook de bediening was goed; wel hadden hoorden de eigenaar en zijn vrouw tot het type: “Ach, buitenlanders, dìe spreken slecht Frans, alleen als wij dat ook doen, verstaan ze ons.” Anderen, zoals het reeds bekende paar dat we hier weer tegenkwamen spraken gewoon Frans, met het idee: zie maar dat je ons begrijpt. Daarnaast was er dan een beperkt aantal dat in woordkeus en tempo rekening met je hield, zonder daarbij in babytaal (“comprens?”) te vervallen: OGV was daar een voorbeeld van. ’s Middags even bij de boekhandel langs om een gekleurde kaart van de regio te kopen, ter aanvulling van het zwart-wit van de Jura-Topo die we de volgende dag zouden gaan gebruiken. ’s Avonds nog een oriënterend wandelingetje door de stad gemaakt. ‘s Nachts hebben we weer eens als een roos geslapen.

Het was een superlange dag (31,7 km), de op één na langste van deze vakantie. Gelet op de afstand is de snelheid (4,9 km/h) erg hoog, ook hier de op één na hoogste van deze vakantie. Nu waren er, afgezien van het fort geen grote hoogteverschillen, maar wel veel warmte. We deden er even lang over als de Topo voorstelde, maar dat kwam, omdat onze afslag naar Héricourt 5 kwartier kostte en niet de 30 minuten waar het boekje vanuit ging.

 

< Home >

 

Dinsdag, 25 juli 2006: Héricourt – Vandoncourt (Rue des Aiges, nr.7 ; € 39.=)

De volgende dag weer tegen 7.45h op pad. Via de PR de stad verlaten en uiteindelijk in Brévilliers aangekomen. In het Bois du Salomon moesten we daarbij kiezen de route uit de Topo of die van de merkjes te lopen. We kozen voorzichtigheidshalve voor het eerste. In Brévilliers was het café-winkeltje open, maar we hadden niets aan te schaffen en liepen dus verder door de velden (langs een dolmen) en door het Bos van Châtenois (ja, een ander, namelijk Châtenois-les-Forges). Bij het binnenlopen van dit bos roemde ik de positieve, witte elven-sfeer. Dat hèb ik geweten en Jacomine ook. Of ik vergistte mij of wij zijn slecht: al die witte, positieve elven hadden zich in het laatste geval in hun aanvalspak gestoken, om ons te kunnen steken: “taons”. En niet alleen hier, ook de komende drie dagen, maar in afnemende mate kwamen we ze nog wel tegen.

Bij het uitgaan van het bos een stop genomen en even verder een ree gezien. In Châtenois werden we gepiepeld. Men laat de aangepaste route door het dorp gaan. Dat scheelt bijna een kilometer, maar geen van de zaken die Châtenois rijk is wordt daarbij gepasseerd: café, winkel en restaurant liggen niet op de route. De weg naar Nommay was ook al niet al te interessant. In Nommay kwamen we bij een bakker die ook gekoelde blikjes verkocht. Al gauw had hij (zij) er een vijftal minder. Op de stoep kwamen we de burgemeester tegen: hij heette ons van harte welkom (het leek Nuth wel weer) en vertelde ons wat er zoal op de GR5, en m.n. in de Vogezen, te verwachten viel. Even later kwamen ook S&W. Ja, hen waren de kraan en het voetbalveldje wel bevallen.

Gezegd moet worden dat de burgemeester iets moois van zijn dorp had gemaakt. Maar misschien had hij de mazzel dat de meren oostelijk van het dorp graag door vissers, watersporters en zwemmers bezocht worden, dat levert al gauw wat extra geld op. De meren zijn ontstaan bij en voor het ophogen van het dijklichaam van de A36. Enfin, wij liepen hier zoveel mogelijk de route uit het Vogezen-boekje, maar dat bleek toch niet voor 100% te kunnen. Hoe dan ook, 11.45h passeerden wij de A36 en kwamen terecht langs het Canal du Haute-Saone.  Er waren hier weer eens “Nederlandse” plaatjes te schieten. Opnieuw passeerden S&W ons tijdens een rustpauze. Merkwaardig is dat de Topo geen woord wijdt aan de aqua/aquaduct dat we ±2 km voor Fesches-le-Châtel tegenkwamen.

In het dorp zelf en bij het kerkhof nog naar een kraan met potable-water gezocht om onze voorraad aan te vullen; zonder resultaat. Er waren alleen fonteintjes met het bordje “eau non potable”.

En toen werd het tijd om op het nieuwe boekje over te gaan. Dat dit niet in kleur is, is op grond van de datum van uitkomst (februari 2003) toch wel merkwaardig. Het leidde hier en daar, m.n. bij meren en andere watervlakten tot enkele verrassingen. Het boekje bleek nog meer verrassingen te bieden, maar daarover komen we het later te hebben, bij de verdere voortzetting van onze route. Gauw verder dus.

We liepen door een landschap dat deels zwaar bebost was, deels jonge boompjes had; was dit een van die restanten van de grote storm van 1999? In ieder geval stapte ik op gegeven moment, het zal rond 14.00h geweest zijn een bosveldpaadje in, waar ik op nog geen 3 meter een buizerd opstootte, nauwelijks minder indrukwekkend dan die gier in de Pyreneeën. Buizerden hebben we de hele vakantie wel gehoord en gezien, wouwen (vooral zwarte) alleen in de Vogezen, torenvalken vooral in het vlakke, grazige deel.

Even na 15.00h kwamen we in Dasle aan. Bij het dorpswaterpunt stond juist een autochtoon een grote bak met water te vullen. Op onze vraag of dit “potable” was, wees hij op de tekst “eau non potable” op het bijgaande bordje, maar vertelde meteen hetzelfde verhaal als indertijd de gardien van de Refuge bij Arette: het water wordt niet gecontroleerd, maar horden dorpsbewoners zijn er eeuwenlang gezond bij gebleven. Gesterkt door deze gedachtegang vulden wij onze voorraden bij. Hoewel dat eigenlijk niet zo nodig was: Vandoncourt was immers geen halfuurtje meer weg. En daar is toch onze overnachting? Ja, ja, ...!

Vanuit Dasle liepen we via een veldweg naar Vandoncourt. Daar kwamen we via het kerkhof aan bij de kerk, maar geen verwijzing naar de gîte. Een beetje merkwaardig was dat wel, want hij wordt niet alleen in de Topo genoemd, maar ook hadden S&W er, telefonisch, enkele weken terug twee plaatsen geboekt.

Jacomine trok zich terug in de schaduw terwijl ik op onderzoek uitging en daarbij bij een basisschool terechtkwam. Natuurlijk hebben kinderen in Frankrijk ook zomervakantie, maar dan gaan ze naar de zomerschool en blijkbaar was dit er een, want toen ik vroeg naar de Rue des Aiges (dus niet eens naar de gîte), kon de juf deze vraag niet beantwoorden en wat erger was, de aanwezige leerlingen ook niet. Zij kwamen vast niet uit de naaste omgeving. Gelukkig was er binnen nog een Michiëlle of Daniëlle. Deze werd snel gehaald. Zij wist te melden dat er een Rue met die naam was en ook de richting aan te geven. Over minuten-lopen of meters-gaan kon of wilde zij geen uitspraak doen. En eigenlijk was dat begrijpelijk, want toen ik Jacomine gehaald had en we in de aangegeven richting gingen, bleken we de Rue (en nr.1, het gîte-adres) binnen 1 minuut te kunnen bereiken. Maar wat nu: het huis maakte een wat gesloten indruk en toen ik dreigde aan te bellen, klonk het bij herhaling van de belendende waranda, waar een levensmoede buurvrouw zich speciaal voor deze gelegenheid had geposteerd: “Le gîte est fermé; ils sont parti le samedi”. Ik gaf mijn verbazing aan door aan te geven dat er door vrienden van ons gereserveerd was. Dit maakte geen indruk; de mantra werd herhaald. Nu, rond de gîte lopend, viel het bord “A Vendre” op. Er (b)leek een probleem te zijn.

We wachtten de komst van S&W af; niet dat dit iets aan de situatie veranderde, maar gezamenlijk leed is nog maar half. Toen zij zichtbaar werden, probeerde Jacomine ze voorzichtig van de situatie op de hoogte te stellen. Dat was niet meer nodig; we konden ze niet meer verrassen, dat had de plaatselijke winkelierster al gedaan.

Na onderling beraad ging ik naar dat winkeltje terug en legde de dame twee vragen voor: waar te eten en waar te kamperen? Nu had ik een echtpaar voor laten gaan om rustig de tijd te kunnen nemen. Het was de man van het stel die haar met het antwoord te hulp kwam: hij gaf aan dat als we de route doorliepen bij een restaurant aan zouden komen en dat daar ook te kamperen was. Voor alle zekerheid tekende hij dit nog even voor mij uit.

Opnieuw beraad en dus op pad, we waren mogelijk uit de brand. Nadat we de eerste twee ijkpunten waren gepasseerd (“bij de boom even links, dan rechts; bij de fontein rechts”) stopte er een auto naast ons. In rap Engels meldde de bestuurder dat zijn buurvrouw Jacomine en mij had zien rondhangen rond de gesloten gîte en dat hij een oplossing had, als we de goedheid hadden weer terug te lopen naar de Rue des Aiges, maar nu even verder door, naar wat later nr.7 bleek te zijn. Daar wachtte ons een rovershol: voor paard en kinders waren daar verschillende onderkomens, om ons tot de laatste te beperken: 13 matrassen in alle mogelijke bedsamenstellingen, een TV, twee WC’s en twee douches, een keuken met uitzet, een grote tafel met banken en een stel fauteuils en dit alles in min of meer bruikbare staat.

Daarnaast (ook letterlijk) werd ons het zwembad ter beschikking gesteld. Hoewel niet helemaal van Olympisch formaat, was het van uitzonderlijke klasse. Ook hier was er nog sprake van werk in uitvoering: een deel van de tegels moest nog worden gelegd. Toen Jacomine zich afvroeg hoe de hygiëne van het water te handhaven was, bleek uit Wims antwoord algauw zijn dagelijkse activiteit: docent scheikunde. Stefanie bleek in de verpleging te zitten. Enfin, zwemmen dus? Toen ik de man aangaf dat niet elk van ons een geschikt badkostuum ter beschikking had (zelf was ik er al met mijn onderbroek ingesprongen), werd er een krat zwemgoed aangesjouwd en zo zwommen we allen na verloop van tijd langer of korter. Daarna was het goed rusten, dwz. de dag "verwerken".

 Met dank aan Stefanie & Wim Wessels

Over eten hoefden we ons ook al geen zorgen te maken; de man zou ons het een en ander klaarmaken. Over het moment van starten moest nog even “onderhandeld” worden. Hierbij kwamen we voor het eerst de vrouw des huizes tegen. Zij gaf te kennen dat ze Engels kon verstaan, maar niet zo goed spreken. Na mijn bekentenis dat dit precies was wat voor mijn Frans gold, hadden we een basis tot communiceren. Om half acht zou het repas zijn, vooraf gegaan door een aperitiefje: water, witte wijn of kir (witte wijn met crème de menthe); we hadden ook voor pastiche kunnen kiezen. Hierbij beginnen we wel een doodszonde: we lieten de flessen na gebruik openstaan. Corrigerend en brommend verliet de huisbaas, na het neerzetten van een verrukkelijke lasagne-schotel, het toneel. We hebben hem niet meer teruggezien. De lasagne was verrukkelijk; Wim en ik deden ons best de schaal leeg te maken. Het is ons niet gelukt. Vervolgens hebben wij onze spondes opgezocht. Dat was niet zo gemakkelijk: sommige matrassen gaven er blijk van een zeer lang en bewogen leven achter de rug te hebben. Maar uiteindelijk sliepen we allen de slaap der onschuldigen.

Deze dag liep weer over een vlak parcours. Hij was weer lang, bijna 28 km. De gemiddelde snelheid was met 4,5 km niet uitzonderlijk hoog. Dat bleek ook: grofweg liepen we de tijd van de Topo. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat we weer een kwartier langer bij Héricourt nodig hadden en dat de Topo van een kortere route uitgaat bij Châtenois.

 

< Home >

 

Woensdag, 26 juli 2006: Vandoncourt – St. Hippolyte (camping, € 8.60)

De laatste verrassing in dit verband kwam de volgende ochtend: eindelijk barstte het onweer los, eindelijk klaterde de regen door het dal. Dakgoten en regenpijpen konden het niet of nauwelijks aan.

Wij konden het een en ander vanonder de luifel van het huis ontspannen bekijken. Vervolgens op weg naar het PD “bij de buren”. Mevrouw had het uitstekend voor elkaar. Hierna rekenden we af: € 39.= per koppel. De vrouw vertelde me verder nog dat zij oorspronkelijk de gîte van nr.1 dreven, maar die hadden overgedaan. Ze begreep niet hoe je de zaak zo maar in de steek kon laten, terwijl je juist in de nieuwe Topo was opgenomen.

We vertrokken als koppels, d.w.z. zeggen dat Jacomine en ik eerst nog even bij de winkel langsgingen, niet alleen om onze dank voor de verleende hulp uit te spreken en te vertellen hoe een en ander uiteindelijk was verlopen, maar ook om nog wat inkopen te doen. M.i. hebben we daar de “pain d’epices” aangeschaft die we later nog uitgebreid gebruikt hebben. Verder natuurlijk het nodige aan fruit. Hierna liepen we de route die ons de vorige dag door de winkelklant beschreven was en kwamen zo langs het restaurant (dat nu nog dicht was) waarachter inderdaad ruimte was om te kamperen. Gelukkig hadden we dat niet gedaan, we zouden in de ochtendbui weggespoeld zijn. Snel daarna kwamen we bij de Pont Sarrazin, een foto-waardige plek, aldus gedaan.

Mooi was ook de klim die daarop volgde: alle stokken gingen van de rugzak en bleven dat, want hierna kwam een vuursteenpad naar de Papéterie (en daarna…). Bij de Papéterie hebben we geprobeerd koffie te drinken, maar de tent was dicht en we kwamen dus niet verder dan het aanbreken van ons eigen voorraden. S&W passeerden ons hier weer, ze waren bij de Papéterie verkeerd gelopen. Even na hen vertrokken we om naar de Zwitserse grens te klimmen; we gingen een kleine 150m steil omhoog. We liepen nu een heel stuk langs de Frans-Zwitserse grens, die op regelmatige afstanden door grenspalen werd gemarkeerd. Aan de ene zijde stond een Zwitsers kruis of Bernse (?) beer, aan de andere kant een simpele F. We liepen grotendeels onder de bomen, maar dat was wat minder nodig dan de vorige dagen; er was nu enige sluierbewolking. Tussen 13.00-13.30h hielden we in een weiland, op enige afstand van S&W, onze middagpauze. Vervolgens liepen we via de dorpjes Villars-lès-Blamont en Chamesol in de richting van de gorge van de Doubs. Voor het oversteken van de D121 kwamen S&W weer in beeld, maar na de weg namen we, op enige afstand van een stel koeien, een 20 minuten pauze.om daarna vol overtuiging de spectaculaire afdaling naar St.Hippolyte te maken. “Spectaculair” zo had ik hem bij Jacomine geafficheerd. M.n. het eerste, onverharde deel mocht die naam best dragen, maar ook het daarop volgende asfalt-weggetje was nog stevig steil. Beneden vroegen we ons even af of er een gîte zou zijn; ik had gelezen dat je je daarvoor bij de OdT moest melden. Jacomine vond het allemaal te veel werk; zelfs het eten in een restaurant stond haar tegen. Toen een passerende lokaal ons meldde dat er hier geen gîte was, was de beslissing snel genomen: we gingen naar de camping. Voor € 8.60 mochten wij onze tent opzetten. Er was volop gelegenheid tot wassen, maar niet tot eten, dus dat moesten we nog regelen. Nauwelijks toe aan het opzetten van onze tent kwam een Nederlands gezin een kijkje nemen. Een van de jongens meende met mijn stokken te moeten gaan spelen. Toen ik hem meedeelde dat zijn ouders het mij niet in dank zouden afnemen wanneer ik hem de gelegenheid zou geven zich hiermee te verwonden, keek m.n. de moeder alsof ze vond dat ik mij op onaanvaardbare wijze met haar opvoeding bemoeide. Hierop heb ik het jochie de stokken uit handen getrokken, met de mededeling dat hij er met zijn tengels af moest blijven. Vervolgens de tent opgezet en ons afgevraagd waar S&W waren. Die kwamen juist aanlopen.

Zij hadden via de OdT geprobeerd aan een overnachting te komen toen bleek dat het hotel “Les Terrasses” vol was. Nu begrepen we waarom de jeugdige gardienne van de camping ons had gevraag of wij door de OdT gestuurd waren. Vervolgens zijn we naar het dorp gewandeld om daar een aantal inkopen bij de plaatselijke supermarkt te doen om te kunnen eten (diner en pd): asperges, kaasjes, een blikje pils, een soort macedoine, fruit, yoghurt en een blikje linzen, in het totaal waren we € 23.= kwijt, “voor vandaag en verder” zoals er in mijn aantekeningen staat. Waarna we welgemoed terugkeerden naar de camping.

Al etend maakten wij op afstand kennis met enige Nederlanders, die ons met verwondering, afgunst, bewondering of afgrijzen bekeken. Kortom, er waren hier voldoende Nederlanders.

Ook was er een heerschap dat volkomen eenkennig met zijn poncho een eigen ruimte had afgebakend en bij voortduring in zichzelf sprak. We komen hem later, helaas dan pas, tegen.

Vandaag had ons hoogtewerk uit de Zwitserse grens bestaan. Mede omdat we, i.v.m. die regenbui, zo laat waren gestart, waren we ook laat aangekomen. We waren een ½h sneller dan de Topo.

 

< Home >

 

Donderdag, 27 juli 2006: St. Hippolyte – Fessevillers (Gîte communal, € 14.=)

We zijn de volgende ochtend moeizaam gestart. We hadden wel plannen om vroeg weg te zijn, maar waren de afgelopen dagen wat het weer betreft nogal verwend geraakt. De was was altijd de volgende ochtend droog en ook die keren dat we de tent gebruikten, was die zonder veel balastwater in te pakken. Dat alles was nu anders. Er was sowieso sprake van een weersomslag met veel meer water in de lucht, maar St.Hippolyte ligt ook nog eens in een nauw dal, waardoor de zon pas laat acte de présence geeft. We vertrokken dan ook pas om 9.10h, laat genoeg om nog even afscheid te nemen van S&W, die hier een rustdag hadden ingepland. Verder vertelde Stefanie dat gister haar zwaar was gevallen en dat dat ook een reden was geweest uit te zien naar een hotel. Achteraf denk ik dat we elkaar, zeker vanaf de Zwitserse grens (onbewust) teveel hebben opgejaagd. Voor Jacomine komt daar nog bij dat ik een groot deel van de dag beide stokken heb gebruikt en we weten welk risico dat heeft. Ik geloof dat ik mij in de rest van de vakantie beter gedragen heb.

Enfin, eenmaal gestart, zijn we via de GR du Pays naar de GR5 gelopen. Of het daarbij allemaal ging zoals volgens de Topo moest, valt niet meer te achterhalen; ik vond dat het eerste GR5-merkje erg lang op zich liet wachten. Hoe dan ook, na iets meer dan 1h waren we in Soulce-Cernay waar we de Doubs overstaken en iets buiten het dorp een eerste stop namen. We bleven maar stijgen en deden dat voornamelijk via asfalt. Daar waar dat eens niet zo was, ging Jacomine voor de tweede keer onderuit en lag weer eens te "schildpadden". Dit keer was er niets beschadigd, anders dan de eerste keer (bij het bereiken van de Zwitserse grens), toen haar knie licht gekneusd raakte. Ruim een uur later stopten we iets voor La Race, waar we een prachtig uitzicht op de kalkrotsen van de Doubs-gorge hadden en de tijd namen om de was te drogen en de supermarkt-restanten te verwerken.

Nog eens een uur later stopten we in Courtefontaine, daar zou immers een café-restaurant zijn. Dat was er, maar inmiddels door nieuwe eigenaren overgenomen. Zij hoopten het etablissement eind september weer beschikbaar te hebben voor hun gasten. Daarop hebben we niet willen wachten, hoewel onze stop bij de belendende markhal ±40 minuten heeft geduurd. We schoten niet erg op en Jacomine vroeg zich af of wij niet ook aan een rustdag toe waren. Daarover zou zij tegen de avond anders denken, maar dat blijkt dan nog wel. De temperatuur, tot nu toe tijdens het lopen eigenlijk nooit boven de 28° gekomen, liep deze dag tot boven de 30° op.

Rond 14.00h liepen door een weide, waarna we even moesten klimmen, van 760 naar 910m (bij St.Hippolyte zaten we nog op ±390m). Na dit hoogste punt daalden we naar 785m, om tenslotte op ±855m uit te komen. Om 15.35h was het mooi geweest, we hadden Fessevillers bereikt en doken bij afwezigheid van de gardienne de gîte d’étapes (!) communal in.

Nadat we twee plaatsen in het dortoir hadden geclaimd en de tent en nog wat was hadden uitgehangen, gingen we naar de plaatselijke auberge voor de gebruikelijke dronk. Daarna gingen we terug en ontmoetten op de weg de eenzelvige man van de camping van St.Hippolyte. Hij liep een andere route, maar had de nieuwe Jura-Topo van april jl. Ik kreeg de kans deze even in te zien, maar had ik gister maar contact gezocht, want er zijn redelijke verschillen! In één opzicht is sprake van een achteruitgang: de nieuwe heeft geen flappen.

In de gîte heb ik het livre d’or van de gîte doorgenomen. Jeannette en Vincent uit Keldonk hebben hun stukje op 02-08-2002 aan het papier toevertrouwd, Oprins volgde op 16-07-2004. Wij staan er nu ook in. Hierna kwam er een derde gast binnen, een Franse fietser. We betaalden de gîte en in Restaurant l’Ecurie namen we ieder een snelmenu (lamsvlees in sauvignin-wijn) met een ½l Côtes du Rhone (tot. € 32.=). Achteraf was Jacomine blij een “stukje” te hebben doorgelopen; deze klus was nu in ieder geval geklaard. Ik schreef nog even mijn aantekeningen bij en klom rond 21.30h mijn bed in. Morgen vroeg op om via Goumois de Doubs-gorge te gaan attaqueren.

De Alpen zijn als zodanig nog steeds niet te herkennen, wel hingen er vanmiddag boven de Vosges en in de richting waarvan men zegt dat de Alpen zouden liggen stapelwolkcomplexen. Een weersomslag ligt voor de hand. Het heeft hier drie tellen lang gedruppeld. We hebben vanochtend een heuse klapekster op een telefoondraad gezien en later, pal voor Fessevillers een of meer raven gehoord. We zijn vandaag gemiddeld heel wat omhoog gegaan. Het was met 16,5 km een relatief korte etappe. We deden er betrekkelijk lang over: 4½ uur, goed voor een gemiddelde van bijna 4 km/h. We waren 3 kwartier sneller dan de Topo. Naar mij gevoel zouden we morgen de Jura ingaan, maar dat wordt weerlegd door de feiten: het is geen toeval dat het nieuwe boekje in feite met Nommay begint: het is op de route het noordelijkst, “eerste”, dorp van de Jura.

 

< Home >

 

Vrijdag, 28 juli 2006: Fessevillers – La Maison Monsieur “DP” CF 153.20

Vanochtend ons PD, foei, zonder jus d'orange!, in de auberge genuttigd. Ook onze medeslaper genoot daarvan mee. We gaan op stap, maar dan, even na 8.30h moeten we een heuse regenstop houden, waarbij we een half uur later zelfs de regenjassen pakken. We zijn dan juist de Chapelle de Urtière gepasseerd en dus al bezig met de route-omleiding die Oprins beschrijft. Dat is eigenlijk merkwaardig want op de voorflap van de Topo wordt de corniche de Gourmois als iets bijzonders voorgesteld, met ster en al. Zou de corniche te gevaarlijk zijn gebleken?

Ongeveer op de plaats waar we de oude route weer kunnen oppakken, komen we een Vlaming tegen die de GR5 van zuid naar noord doet; komt beter uit met zijn vakantieplanning, zegt hij. Ook meldt hij dat de Alpen hem minder zwaar waren gevallen dan indertijd de Pyreneeën. Een prettig vooruitzicht voor ons. Ik maak dan nog een foto van Zwitserland, er was daar iets moois te zien, maar op de foto is het zo onzichtbaar als een gemiddelde Alp.

In Goumois vragen en krijgen we in de Auberge le Pont/l’Epicurie (alweer een paardenstal!) wat koffie te drinken. Ik ga daar voor een sfeerbeeld even de brug over, Zwitserland in. Ondertussen zien we echte douaniers aan het werk. Vriendelijk automobilisten de grens overknikkend, tenzij het neringdoenden betreft, dan moeten zij hun beladingspapieren laten zien. Jacomine stapt na de koffie nog even de/’t plaatselijke supermarkt(je) binnen en komt met, onder andere, heerlijke kersen terug, die we op het bankje zitten de verorberen. Helaas hebben we hierna geen kersen meer aangeboden gezien. Verder had ze de gebruikelijke yoghurt en abrikozen meegenomen. Ook die gingen snel op.

Na een stukje asfalt kwamen we onder de bomen terecht en werden er al heel snel de stokken bij gepakt, waarna een schitterende randonnée langs de Doubs begon. Over het algemeen was de bodem nattig vanwege de eerdere regen, en dus wat glad. Zowel de (beuken)bladeren, als de stenen, maar m.n. de boomwortels konden je een behoorlijke uitglijer bezorgen.

Even na 12.15h kwamen we bij de Chapelle de Bief d’Etoz, waar ik de Grotte de Pâques forografeerde. Hier begon het weer een beetje te regenen. Een uurtje later, in de buurt van Les Essarts, werd het echt bal, zò dat we ergens een merkje gemist moeten hebben en over een hoger liggend pad parallel aan de route gingen. Zodra ik dat ontdekte, heb ik geprobeerd wat naar links bij te sturen, maar het ging “vanzelf” goed; de GR kwam van links bij. Deze bracht ons naar de Abri de la Charbonnière. Heel gauw hierna zagen we grote krijtrotsen aan de overzijde van de Doubs. Vervolgens stonden we voor de Echelles de la Mort. Ach, schitterend en imponerend, maar niets dodelijks. Wel hebben we de stokken opgebonden, om daar geen last van te hebben. Volgens Jeannette (van Vincent, of omgekeerd) zouden deze trappen zijn aangebracht om de oorspronkelijke, regelmatig dodelijke, afdaling te vergemakkelijken.

Onderaan de trappen rond drieën een stop genomen en de "rekening" opgemaakt. We kwamen tot de ontdekking dat de slaapzakken nat waren geworden. Hoe dat kan was niet duidelijk, wel duidelijk was dat het slapen in een abri nu wel een probleem zou worden. H-R La Rasse werd ons einddoel. Voor we verder gingen, nog een foto van de Doubs, met Groot Hoefblad, gemaakt. We bleven hierbij, zie Oprins, de route langs de Doubs volgen. Het viel mij op dat er zo ongeveer ieder half uur wel een plaats was waar je water uit de rotsen kon tappen. Op zich zou wildkamperen (evt. in een abri) dus wel mogelijk zijn. Het water van de Doubs nodigde op de plaatsen waar dit tot een wateropslag (étang) was gemodificeerd, niet uit tot drinken. Ik zou het zelfs niet door het filter hebben willen halen. Er was sprake van uitgebreide algenbloei, het water was daar uitgesproken groen.

Een uur later waren we bij de Barrage du Refrain. Tien minuten verder kregen we een laddertje te overwinnen. Kort, maar echt iets anders dan de trappen.

Ongeveer zeventig minuten later, iets na 17.15h, kwamen we bij La Rasse aan. Tsja, het liep natuurlijk tegen het weekend en het hotel was dan ook vol, maar ze belden even voor ons naar Zwitserland, of er ruimte was bij de collega’s aan de andere kant van de grens. Die was er niet in het hotel, maar ze hadden wel ruimte in het dortoir. Alsof dat een probleem was! Nu, dat was dan snel geregeld en de dame zei dat het “juste sur le côte suisse, à gauche” was. Ik mompelde nog dat het toch nog wel een kwartiertje lopen zou zijn, maar dat werd hevig ontkend. Uiteindelijk bleek dat “juste à gauche” niet nà de brug bedoeld was, maar daarvòòr (na de brug moet je toch echt weer “à droite”. En dat van dat kwartiertje is echt wel waar; pas rond 17.45h, en na het passeren van twee tunneltjes, kwamen we bij het hotel, La Maison-Monsieur, aan waar we uiterst vriendelijk en humoristisch werden ontvangen. Slapen deed je in het dortoir, eten in het restaurant en douchen … in het hotel.

Nadat we twee matrassen in het dortoir hadden geclaimd en de slaapzakken te drogen hadden gelegd in de ondergaande zon, hebben we zo snel mogelijk van de laatste mogelijkheid gebruik gemaakt.

In het dortoir zat ook nog een tweetal families die een voor ons niet te volgen taal spraken, Op gegeven moment spreekt één van de mannen mij daarin aan. Ik meldde hem dat ik op school Duits gehad geleerd, op school Frans had geleerd, op school Engels had geleerd en zelfs Nederlands, maar dat ik hem desondanks niet begreep. Het lukte mij om het desbetreffende zinsdeel steeds in de juiste taal uit te spreken. Hij verontschuldigde zich en meende dat wij ook een vorm van “Schweitzer-Duets” spraken.

Het werd tijd om te eten. Ook dit was weer een feest. Om te beginnen wilde Jacomine zich ter verhoging van de feestvreugde wel eens aan een Zwitsers pilsje vergrijpen (Boxer blonde). Verder bleek dat men besloten had dat we helemaal niet in het restaurant zouden eten, maar langs het water, op het terras. Nou, daar was niets mis mee.

We aten forel en spoelden deze weg met water en Zwitserse rosé. Eén en ander werd afgerond met twee ijscreaties en een kop koffie. Op de rekening verscheen CF 101,20 voor eten en drinken en CF 52.= voor dortoir met PD. Toen ik vroeg naar de garnering van de salade probeerde de kok-eigenaar, die zich aan ieder tafel was komen voorstellen, mij uit te leggen om welke bloem het ging. Dat lukte niet erg. Na enige tijd kwam hij met een uitdraai van een foto, met de naam erbij: “Flockenblume”, inderdaad: de (grootbloem)centaurie.

Na dit alles werd het tijd om naar bed te gaan. Dat, vonden hun ouders, gold ook voor hun kinderen. Maar die vonden, natuurlijk, dat naar bed gaan nog niet hoefde te betekenen dat je gaat slapen. En zo bleven ze dus een tijd dolderbolderen. Tot het mij, om 22.00h genoeg werd; “Es ist Zehn, und hier ein Dortoir!” Er waren daarna geen ouders meer nodig. Dat een dortoir een Massenlager is, wist ik toen nog niet; maar ja, het waren Zwitserse kinderen, die zijn veeltalig immers (!?). Tussen 23.00 en 24.00h kreeg de dag nog een interessant staartje: het onweerde en regende stevig!

 

In de loop van de Doubs-gorges constateerden we overigens een verandering van flora. Natuurlijk kwam hier even de gele gentiaan niet voor (later in de “echte” Jura natuurlijk wel weer). Verder hadden we in de Vosges nog wel eens hazelnoten, dat was nu voorbij; hier stonden nogal wat tamme kastanjes. Dat er sprake was geweest van een droge periode was overigens goed aan de zaailingen te zien: die waren allemaal geelbladig. Verder waren we tot nog toe eiken, esdoorns en sparren tegengekomen.

Dit was weer een lange dag (33,2 km); hij komt hij in de top-3 van de GR5: Na Sarrebourg (35,7), en Liverdun (34). Hij passeert Schirmeck/Rothau (32,8). Wanneer we het Pieterpad erbij betrekken (b.v. Nijverdal, 41,5), lijkt het op niets, maar de Sallandse heuvelrug is de Jura niet. Afgezien van de Echelles zijn we overal binnen de tijden van de Topo gebleven, behalve natuurlijk het stuk naar La

Maison Monsieur. Dat zou in een kwartier moeten kunnen! Onze gemiddelde snelheid was weer relatief hoog: 4,7 km/h. Het lijkt wel alsof we sneller lopen, naarmate er meer gedaan moet worden.

 

< Home >

 

Zaterdag, 29 juli 2006: Maison Monsieur – Villers le Lac (H-R Hotel de France, « DP » € 172.60 + PD 2x € 9.=)

Het PD was uitstekend. We bleken terug over het bedrijfsterrein binnendoor omhoog te kunnen gaan, waardoor we minder lang langs de D-weg hoefden te lopen. Dat betekende meteen een stevige klim, we kwamen daarbij nog wel vòòr de tunneltjes uit. Hierna de brug overgestoken, langs een nog slapend La Rasse en langs een scoutingkamp dat, aan de activiteiten en de gezichten te zien verregend en aan het opbreken was. Bij een gesloten abri namen we onder het balkon een pauze. Hierna kwamen we rond 11.15h bij een bankje een Nederlandse vader met zoon en dochter (met POLICE- en FBI-petjes) tegen. Ze liepen een stukje GR, in de richting van hun huisje in de Jura, maar zouden na een rustdag in Villers-le-Lac vanuit dat huisje nog wat van de route in de Jura gaan doen. Misschien dat we elkaar daar nog zouden zien. Bij het verdergaan sloten ze aan. Twintig minuten later, bij een tweede abri, wel open, een tweede rustpauze (zie linksonder). Het gezin liep door. Ondertussen bleef het wat spatterig.

Ergens verderop wordt het kielekiele. Ik zie verder geen pad, maar ook geen merkjes meer en heb toch het gevoel dat we schuin omhoog moeten. Voorzichtig ga ik verder maar besluit op gegeven moment dat ik mij klaarblijkelijk vergis. Juist dan zie ik boven mij toch een merkje op de rots. Hoe dan ook, dit is de route. Jacomine klautert achter mij aan. Meestal heb ik, om voor de handliggende redenen, geen foto’s van (extreem) lastige situaties, maar nu probeer ik het toch. De foto geeft toch te weinig het probleem aan (zie rechtsboven). Nou, de steilte was groot en lang: eenmaal glijden, zeker bij deze nattigheid….

Even later was sprake van een schitterend gorge-pad. 

Ondertussen liepen we maar door; alles was nat of vochtig en abri’s kwamen er in dit deel van de gorge niet voor. Tot we bij de Barrage du Châtelot toch even op een bankje plaatsnamen. Een dame vond dat toch niet helemaal de bedoeling, zij gaf zonder woorden aan dat dit bankje eigenlijk niet voor ons bedoeld was.

Na het bankje en bij deze Barrage is er weer een heel stel trappen dat afgedaald moet worden. Maar dit niet toch niet van het kaliber van de Echelles. Met twee parkeerplaatsen in de buurt is het wel begrijpelijk dat deze redelijk populair zijn.

Een tijdje later achterhalen we de Nederlanders. Of we dat stukje ook lastig hadden gevonden? De zoon was er uitgegleden; hij liet de getuigenis daarvan op zijn kleren zien. Pa maakte een wat bleke indruk op mij en verdergaand filosofeerde ik over deze situatie. Als er iets fout gaat, kun je toch maar beter allebei erbij aanwezig zijn; hoe leg je anders je partner uit dat de risico’s binnen alle redelijkheid te nemen waren? Hoe dan ook, zij en wij zijn het over de noodzaak van stokken eens. Jacomine en ik vragen zich af hoe S&W zich vandaag op het eerste stuk zullen houden. Wat de regen betreft, zitten ze in een gunstiger situatie dan wij gister. Maar hoe zal dit stuk morgen zijn?

Pal na een stop fotografeer ik een mooie “halve tunnel”.

Daarna lopen we door naar de Saut du Doubs, waar we rond 15.15h aankomen. Natuurlijk niet op het meest geschikte moment: vijf weken uiterst droog geweest en dan nu regen of drup op de kop. Kortom, waardoor het komt, komt het: de waterval valt ons wat tegen. Ik probeer het ook nog van bovenaf, maar het mag niet baten;

alle reden om bij het eerste het beste tentje een cola en een croque-monsieur te bestellen.

Na de waterval is de route zo goed als helemaal geasfalteerd tot in Villers-leLac. Het is inmiddels wel droog geworden, dus wanneer ik toch nog met een stukje bosklimpad aankom, beging Jacomine niet te steigeren. Het is echt mooi, maar mogelijk geen officieel deel van de route. De rest van de route gaf een pittoreske blik op Villers-le-Lac en zijn voorsteden aan de andere kant van de rivier, maar was als route alleen maar lang en saai (zeker op dit moment van de dag). Daar kwam nog iets bij: ongeveer 3 km voor het dorp meldde zich een gîte d’etape. “Nog 2 km” of zoiets. Dat was de laatste vermelding. Achteraf moet het die Gîte de France zijn geweest die we passeerden. Maar hoe dan ook: toen we in het dorp aankwamen, konden we kiezen uit CdH, of –op 4 km- een gîte d’etape, beide verder omhoog. (Ik had niet de tegenwoordigheid van geest om me te realiseren dat de gîte van Villers-le-Lac aan de andere kant van de brug moest zijn. En voor ons stond een Hotel de France, met **/hhh. Ze hadden nog één kamer, à € 100.=, die, als ik ze goed begreep, voor ons slechts € 80.= hoefde te kosten. We zeiden in volle overtuiging: “D'accord”.

Nou, dat werd dolle pret. Het was een schitterende kamer, die we binnen de kortste keren tot een kampeerslagveld wisten om te toveren.

Daarna douchen en omlaag om te eten, pardon dineren, pardon … ja, hoe heet dat? Voor alle zekerheid werden we een beetje apart gezet van de “reguliere” gasten. Naast ons zat een ietwat dementerende dame. Verder werd iedere gang van ons menu terroir opgesierd door een passeerde medewerker van de firma die ons vertelde welke bijzonderheid ons hier weer werd voorgeschoteld. Dat was in de meeste gevallen niet door ons te volgen, maar na het voorafje ("amuse") kregen wij een heel speciaal tussendoortje: een “waterijsje”, waarbij we mochten raden welke smaak het had. Ik kwam niet verder dan “framboise”. Mis, natuurlijk was het van hybiscuskroonbladeren. Mijn voor de hand liggende vraag was: “Hoeveel dan?” En dan nu was geheim; weer een gesprek dat vast liep.

Behalve al die behulpzame medewerkers was er ook nog de oberkelner. Iemand om nachtmerries van de krijgen. Bij iedere vraag of opmerking, bij iedere beweging van onze kant werd er kritisch en streng gekeken, maar ook teleurgesteld; wij waren blijkbaar niet meer op te voeden. Ondanks dat hebben wij verkwikkend geslapen, met diep in gedachten dat de Vlaming die we gister hadden ontmoet het hele Doubs-traject in één keer had gedaan; dat hij dat zwaar had gevonden en dat (ook) ik dat niet graag gedaan had. Je verwerkt de indrukken niet meer. Het is een prachtig traject, wat ook moge blijken dat ik in dit gedeelte van onze tocht deze zomer veruit de meeste foto’s heb geschoten.

Deze dag hebben we 23 km gelopen met een gemiddelde van 3,6 km. Langzamer dan ooit op deze vakantie. Dit kwam niet door het laatste deel, daar waren we een half uur sneller dan de Topo. In het totaal hebben we de Topo-tijd weten aan te houden. Gelet op het traject hoeven we daar niet ontevreden over te zijn.

 

< Home >

 

Zondag, 30 juli 2006: Villers le Lac - Le Théverot

De volgende dag mochten we bepaald niet klagen over het PD, gelet op de prijs mocht dat dan ook wel, € 9.= per couvert. Overigens had men de ei-bereiding van Jacomine als een voorbeeld van haute-cousine overgenomen en weer zat ik aan een halfrauw ei te pellen. Onze menus hadden 2x € 27.= gekost, wijn (witte Elzasser, uit kostenoverwegingen) en water samen € 14.00, koffie 2x € 3.= en de kamer (“Prestige”, de grootste die ze hadden) inderdaad € 80.= Maar een belevenis was het wel! Vervolgens werd het tijd voor de supermarkt even verderop om het een en ander voor onderweg te hebben: fruit, tandpasta, pleisters, koekjes en wasmiddel (à € 6.46). We kwamen er nog even het Nederlandse gezin tegen, zij stonden op de camping, waren daar gisteravond pas tegen 18.00h aangekomen. Verder hebben we nog wat geld getrokken. Hierdoor vertrokken we pas tegen 9.30h, laat, maar vanwege warmte hoefde dat geen probleem te zijn: het was half bewolkt.

Het zou weer een heel bijzonder dag worden; echt zo’n niet-door-de-weekse zondag!

In de eerste plaats had Oprins weer eens gelijk; we werden aan de andere zijde van de rivier door het dorp geleid. Dat het wel het voordeel dat de gîte en de camping nu beide op de route lagen. Hierna, zoals ik had beloofd ging het stevig omhoog: van ±750 naar ±1150m binnen twee uur. Pal voor de laatste grote steilte namen we even na 11.00h een eerste rustpauze van bijna een half uur. Daarna liepen we een kilometer of drie min of meer over de Frans-Zwitserse grens. Behalve de bekende grenspalen was hier echter ook een muurtje. Als het aan de ene kant te steil werd, ging het pad aan de andere kant verder en moest je dus over het muurtje zien te komen. Dat moet in oorlogstijd leuk wachtlopen zijn geweest!

Later draaide de route iets weg van de grens en maakte ik een foto met uitzicht over Zwitserland (en weer geen …. ). De route bracht ons uiteindelijk in Le Gardot waar we naar het restaurant bij de grens liepen om wat te maaltijden. Na twee cola bestelden wij een liter water (“con gaz”) en 2 salades soleil (2x € 5.50). We zaten goed in de schaduw, maar wat weg van het feestgedruis (zondag, dus…). Alles ging, wat het ons betreft, dan ook op zijn 11 en 30’st. Maar ja, zoals bekend, middagkilometers tellen dubbel en op gegeven moment wilde ik toch echt afrekenen. Sandra had haar dag niet, nu wist ze ook niet meer precies hoe ze ons in de computer moest invoeren. Tenslotte, om 13.53h, kwam de rekening uit het apparaat: € 19.=; we konden weg! En zo bereidde de wereld zich op voor een grootse finale van deze dag.

Eerst werden we, op de kaart lijkt het een onzinnige omweg, naar een “corniche” geleid die ons een prachtig uitzicht op het plaatsje “Derrière le Mont” gaf. Hierna kwamen we op een niet al te drukke D-404 uit. Vieux Châteleu was een wat desolaat optrekje, waar je je afvroeg of daar echt wat te drinken zou zijn. Even werd ons toegestaan de D-weg te verlaten, om door een Jura-weide (maar wel zo schuin als de beroemde Alpenweiden) te mogen ploeteren. Bij Chez Voynor had men de consequentie hieruit getrokken. Het landweggetje waarover je volgens de Topo zou moeten lopen bestaat nog wel, maar de route-markering gaat nu gewoon langs de weg. Even later mag je de D-weg aan de linkerkant verlaten en daar begint al gauw het gelazer. Op je volle verstand doorlopen is het beste, maar de markering is dermate sober dat het onvermijdelijk is dat je gaat twijfelen. Even later, zeg 600m verder, stuurt een wegwijzer met markering je naar rechts: een route-omleiding voor le Grand Mont. Een mooi stuk, maar bovendien belangrijk omdat hij je naar Les Cerneux voert, waar te overnachten zou zijn.

Wij liepen hier langs en kwamen zo aan bij de afslag naar le Grand Mont. In het dorp zag ik een dame in de tuin bezig en vroeg, gealarmeerd door het ontbreken van aanwijzingen, waar de gîte was. Zij antwoordde met: “Ik zal mijn man roepen.” Dat klonk niet goed en was het ook niet. Kortheidshalve: nee, er was hier al sinds 2002 geen gîte meer, ik was ± de 200ste die ernaar vroeg; nee, er was inmiddels binnen een straal van 25 km geen andere (dat klopte in ieder geval met een eerder gehoorde opmerking dat die van Montbenoît ook dicht zou zijn); nee, wild kamperen was hier “dans la nature” geen probleem. Even verderop zou een schuur zijn, waarin of –naast te overnachten zou zijn. En tenslotte: nee, Les Cerneux was momenteel dicht. (Jacomine betwijfelt dat tot op de dag van vandaag.) Dit alles, en een beetje meer, speelde zich op het terras af, waar ons beide een pilsje werd verstrekt. Na veel vers (en gekoeld) water van het echtpaar te hebben gekregen, gingen we op pad. Op zoek naar een overnachtingsplek, ondertussen ruziemakend over de vraag of nu verteld was dat de dame (schitterend [letterlijk] voorzien van oogschaduw) leerling of lerares op de school in le Grand Mont was geweest. We zullen het nooit zeker weten.

Rond 17.45h trokken we verder. Het volgende overnachtingspunt was Les Alliés, zo’n 9 kilometer, dus meer dan 3 uur verder (we moesten over niet al te lange tijd immers toch ook nog wat eten). Dat was zeker niet haalbaar, dus was het nu zoeken naar een wildkampeerplaats. Per slot van rekening had ik dat graag gewild, dan moest het er nu maar eens van komen. Het eerste stuk bestond uit weilanden in zicht van le Grand Mont. Dat was nauwelijks vrije natuur te noemen. Daarna kwamen we in een geaccidenteerd terrein onder de naaldbomen terecht. Daar was weinig bruikbaars aan kampeerplaats.

En toen kwamen we in de wereldstad le Théverot, waar we rechts een goed opgeknapte woning zagen en vòòr ons de stal die zo nodig restauratie behoefde. Nou, dat vonden we ook. Maar gelet op alle hooiresten en stof was dit zelfs voor mijn neus niet de ideale plaats, laat staan voor die van Jacomine. Even verderop echter was een leuke weide en een heuse cabane. Dus over het hek en eens verder onderzoeken. Wel, de cabane was meer een potstal, dat werd niets, maar er was wel een schattig beekje. Kortom, de ideale plaats om de tent op te zetten. En zo gezegd, zo gedaan. Vervolgens allebei een beperkte wasbeurt in de beek (het was inmiddels, zo zonder zon, toch wel wat fris geworden). Dus werd het tijd om wat te eten en … te denken. Ik begon mij te realiseren dat een paar van de koeienvlaaien minder dan 24h oud waren en dat er via de weg een open verbinding was met een ander weiland. Een weiland waar een kudde runderen stond te grazen. Ik wilde eerst nog even mijn linzenmaaltijd naar binnen werken voor ik de noodzakelijke consequenties uit mijn gedachtegang trok (Gelet op wat er in het vorig februari-nummer van het Psychologie Magazine stond over de positieve relatie tussen linzen en alertheid een merkwaardige situatie), maar mijn optimisme werd overklast door de nieuwsgierigheid van de beesten. Jacomine had weer eens gelijk gehad (en dat, maar kenners zal dat niet verbazen, zonder linzen); we moesten tempo maken om de tent en bagage op tijd buiten het bereik van de hoeven van het spul te krijgen. En zo kwam onze tent toch naast de boven reeds genoemde schuur te staan.

Omdat we nu wel dicht bij de bebouwing terecht waren gekomen, vond ik het toch wel verstandig om formeel (en wat achteraf) toestemming te gaan vragen bij het huis. We kregen de toestemming onmiddellijk, zo onmiddellijk dat ik mij afvroeg of ik dit nu aan een toerist of aan de boer had gevraagd. Maar, er was in ieder geval toestemming. Mooi, dat (semi-)wild kamperen … èn de route is morgen 2 km korter èn we hebben wat geld uitgespaard/onze onkosten van gisteravond gecompenseerd. De koeien hadden inmiddels hun territorium weer ingenomen.

Nog voor het slapen gaan kreeg ik antwoord op mijn vraag omtrent de toestemminggever. We lagen al achter het gaas en Jacomine sliep (min of meer), toen de man met zijn vrouw en zoon een rondje kwamen maken. Ze werden voorafgegaan door hun hond, een Golden Retriever. Hij zag ons, de tent en mij, in een volstrekt onmogelijke houding. Hij hield in, keek, keek om naar de baas (die nog buiten [mijn] beeld was), verzette twee poten, keek opnieuw en om naar de baas, maar dat alles zonder één blaf of grom te slaken. Ik lag op mijn buik, op mijn qui-vive, maar in een maar al te onderdanige houding. De baas zou de situatie zo zelf beschouwen en beoordelen; er was geen reden tot alarmeren. En zo ging het ook. Ik wisselde een “Bonsoir” met het inmiddels in beeld gekomen gezin en de boer meldde de rest van zijn clubje nog even dat dit nu die “monsieur-marcheur” was. Daarna kwam nog iets onverstaanbaars. Daarna werd het geleidelijkaan nacht, eerst kwamen de dwergvleermuizen (Jacomine had ze ook al in Giromagny gezien), de cicaden gingen eindeloos door, er riep een roofvogel (toch een zwarte wouw?) en later nog een (ruigpoot?)uil. Het was een schitterende nacht die mij deed denken aan het kamperen op Schiermonnikoog, bij de Neusiedlersee en de cabanes in de Pyreneeën.

Een moeizaam punt was de ventilatie. Het vòòrdeel van de tent stond aan mijn kant open. De hoeveelheid condens bleef zo binnen de perken, maar de temperatuur daalde wel tot onbehagelijke waarden.

Deze dag was laat gestart en laat geëindigd (resp. 9.24 en 18.11h) maar we hadden nogal wat rustpauzes gehad, o.a. in le Grand Mont (tot. 2uur 41min.), waardoor we maar ruim 6h gelopen hadden met een gemiddelde van 4,2 km. Weer binnen de Topo-limiet en dat met twee route-omleidingen. We hadden vandaag weer eens echt zo’n klassieke bergdag: ’s ochtends omlaag en ’s middags omlaag. Het weer had zich redelijk gehouden.

 

< Home >

 

Maandag, 31 juli 2006: Le Théverot – La Cluse et Mijoux (eig. Les Angles; Auberge au Château de Joux* ; € 94.10)

De volgende ochtend, rond 6.15h, was het eerst: tent neer en slaapzakken inrollen. We stonden al met al op een ideale plek: beide waren redelijk droog en er was ruimte om die eerste ook redelijk droog in elkaar te vouwen.

Vervolgens moest de tube wasmiddel gedicht worden, want Jacomine had gisteravond ook nog gelegenheid gevonden om met het nieuwe wasmiddel de sokken te wassen. Dat gebeurde zo zorgvuldig mogelijk en op hoop van zegen met de supertape. Na het groeten van de kudde ging het vervolgens schuin omhoog langs de Rochers du Cerf. Ik had maar steeds het idee dat de door Oprins genoemde route-wijziging in de buurt van Thevenot moest zijn en liep dan ook voortdurend op mijn qui-vive. Pas toen we voor le Cernet de Doubs stonden realiseerde ik mij wat hij bedoelde en inderdaad gingen we hier van de kam af. (NB Oprins schrijft “na”, maar dat is onjuist, het is “voor”) Van een gemarkeerde variant heb ik niets waargenomen. Tegen 9.30h kwamen we in les Alliés aan waar we een stop van 20 minuten hebben ingelast. Hier is een gîte (zeggen de bordjes) en vooraan het dorp een waterpunt.

Het lopen over de volgende heuvel- (of toch berg)rug was een nieuwe ervaring. Van de D-47 was niet anders te merken dan af en toe wat motorgebrom. Bij de Ferme des Bonjours werd ons “Bonjours” gedaan door de oude mevrouw. Even na de Ferme de la Barillette draait de route iets naar rechts. Er wordt in de Topo op blz.53 erg moeilijk gedaan over een balisage die je bien moet suivre. Nou, dat is geen probleem, de route is nauwkeurig aangegeven. Merkwaardig was dat hij als variant was gemarkeerd, de hoofdvariant zou hogerop lopen (maar dan weet ik niet hoe). Dit was een leuk stukje, je moest langs koeweiden (we hoorden die dag, afgezien van dat beperkte motorgeronk, alleen maar koebellen en koebellen) en een kleine paardenkudde (1 hengst met 3x een merrie met veulen). We passeerden ze met enige omzichtigheid. In deze periode passeerden we ook nog een drietal jonge Franse trekkers met bovenmaatse rugzakken. Grappig was dat ze bij het verlaten van een weiland de rugzakken afdeden, het hek openden en vervolgens bezig waren met het weer opzetten van de rugzakken, toen Jacomine hen een staaltje van gebruik van een veepoortje gaf; even naar links, dan naar rechts en we zijn in de volgende weide. Na de Moulin, waar we de boys definitief kwijtraakten, passeerden we de Ferme, nee, Grange des Moines en daarna de Ferme des Quillettes die een waterpunt heeft. Daar wordt je het smokkelaarspad op gestuurd. Een klim en daarna weer een afdaling leidt tot de Passage d’Entreportes, appelé “Les Dames d’Entreportes” (Topo, blz.53). Ik ben van mening dat dit niet klopt: ongeveer 500m verder (naar het ZO) staan twee rotsen je van de linkerkant van de weg aan te kijken. Dat moeten m.i. de Dames zijn. Op de pas hebben we tussen 11.00 en 11.45h een pauze genomen. Deels was die nodig om de gevolgen van het (toch) gaan lekken van het wasmiddel tot een uiterste te beperken. Het was duidelijk: vanavond moest het spul opgemaakt worden, dat werd wassen.

Bij de pas slaat de variant van de hoofdroute af. Ik had vooraf eigenlijk die variant gekozen: hoog, veel uitzicht en een beetje ruig. Nu, na Théverot mocht het wel een tandje lager, maar eens zien of we La Cluse konden bereiken.

Vanaf de pas gaat het geruime tijd over asfalt. Er is wel bij la Motte een mogelijkheid dat even te voorkòmen: er zijn twee varianten: “par le sentier” en die welke door Oprins wordt beschreven: “par la route”. Wij kozen, mede vanwege de weersomstandigheden, voor de laatste. Even verder hield het op met een beetje miezeren en moesten we weer voluit in de regenkleding (jassen en hoezen). Bij de afslag van de verharde weg kwamen we over een merkwaardig pad te gaan: er lag een hele ijzerwinkel aan materiaal over verspreid. Of dat iets met het verderop voorkomende fort of één van de oorlogen te maken heeft? Ik zou het niet weten.

In het volgende stuk vergiste ik mij in de afstanden en de tijd: Grange Ferry werd zo Chasa du Creux en die Les Jeantets, zodat ik rond 13.00h, toen we een pauze hadden even voorbij de Casa, meldde dat we over een half uurtje wel bij het fort zouden zijn. Wel, toen waren we net de Jeantets gepasseerd. Inmiddels was de bewolking nog dreigender geworden dan deze al was. Het zou nog tot 14.00h duren voor we, min of meer in de regenschaduw van een grote struik daar onze rustpauze namen. Wèl hadden we de gelegenheid voor het genieten van een prachtig uitzicht en een aardige foto.

Men was overigens bezig met de restauratie van het ford en de oude afdaling (zie Topo) werd nu als een “sentier dangereux” gezien en dan ook streng verboden.

Na een kwartiertje rust gingen we dan ook met de “lacets” van een breed pad omlaag. Bij binnenkomen van het dorp (welk eigenlijk?) sloeg de klok 14.30h. Wij doken een desolaat cafeetje in voor een kop koffie (l’Estoril, € 4.20) en vroegen naar “les prévisions de la météo”. Die waren voor de komende vier dagen wisselvallig.

De volgende vraag was naar het hotel, want de beschrijvingen daarvan waren verre van eenduidig. De man was helder: “Naar de N57, linksom en dan 500m.” Wel, het was iets meer, maar kon nauwelijks missen: het hotel bevindt zich slechts enkele honderden meters van de route in het gehucht les Angles (en niet La Tuilerie, zo heet de weg). We gingen er naar op weg. Pal na het opdraaien van de N57 zagen we “un homme au parapluie”, maar wel een kleintje. Zou het de zoon van Christian zijn geweest, die woont immers in de Jura? (zie G10, De Pyreneeën.)

We waren juist op tijd binnen bij het hotel (even door 15.00h), want ze waren juist toe aan hun middagsluiting. D.w.z. dat we, als we naar buiten wilden, met de code de deur konden openen. Ja, ja, maar wat is die code dan? Die kregen we netjes op een kaartje: *4916. We hebben hem niet gebruikt; we waren veel te druk bezig met douchen, drogen, warmen, uitrusten en (natuurlijk) schrijven. “Op verzoek heb ik de etappes voor de volgende dagen iets ingekort. Waarschijnlijk komen we een dag later bij het Meer van Genève aan” schreef ik toen. Vervolgens heb ik het kasteel en het fort gefotografeerd.

Stel trouwens eens dat we een kwartiertje later omlaag waren gekomen, wat zouden we geconcludeerd hebben? Zouden we de bus naar Pontarlier hebben genomen? Dan zouden we zeker de trein naar huis zijn gegaan.

Weer beneden, het hotel was inmiddels weer open, kozen we een aperitiefje, dat hadden we wel verdiend, vonden we. Jacomine ging voor een port en ik voor een Cognac en daar bleef het niet bij, de tweede was nog lekkerder. Het hotel heeft een schitterende folder die de waarheid van de kamer(s?) een beetje geweld aandoet. We waren dan ook een beetje benieuwd wat ons als voedsel te wachten stond. Tsja, en dat weet je dan nooit hè, in zo’n Frans H-R. Het liep er storm. En wij hadden ook al niet te mopperen: ons repas bestond uit een salade, gevolgd door kip in de beroemde vin jaun uit de Jura. Daarnaast een bloemkool waarvan ik overigens vond dat hij niet zo naast het vlees paste. We hebben dat maar niet gemeld. Vervolgens namen we een sorbet (Jacomine) en een glace (ik). Laten die nu, afgezien van het verschil in smaak, precies hetzelfde zijn. We sloten af met koffie (2x € 1.30). Tijdens de maaltijd dronken we verder alleen water.

We gingen vroeg naar boven voor een welverdiende nachtrust.

Deze dag liepen we ruim 26 km in 5 uur en een kwartier; het was minder op en neer dan gister en dan ook niet verwonderlijk dat we sneller waren: 5,0 km/h. We waren sneller geweest dan ooit tijdens deze vakantie; ook meer dan een uur sneller dan de Topo als richtlijn gaf.

 

< Home >

 

Dinsdag, 1 augustus 2006: Les Angles – Métabief (Hotel Étoile des Neiges, « DP » €116.50)

Het PD had wel jus d’orange en de jams waren goed, maar was verder typisch Frans. Er werd 2x € 5.50 voor gerekend. We werden vandaag door meneer-zelf geholpen, d.w.z. Jacomine, want blijkbaar had ik hem wat aangedaan. Hij wilde mij niet zien of spreken. Nou, dan niet. Even door 8.15h verlieten we het hotel, op zoek naar de markering. We vonden deze aan de westkant van Les Angles, achter de fabriek en huizen langs lopend. Na het oversteken van een weg kwamen we in een weide en daar leidde het pad onverwacht steil omhoog. Het was een van de heftigste van deze vakantie en met al dat water om ons heen (natte bladeren, keien en boomwortels) was ik maar wat blij met de stokken: de helling rechts naast ons was dodelijk. Na ±100m geklommen te hebben kwamen we op een relatief rustig bospad dat ons naar Chaon voerde. Jacomine vroeg zich af of we de zojuist afgeronde klim ook in de stromende regen zouden hebben gedaan. Dat was voor mij simpel; nee, dan zoek je een omweg. (Die overigens in dit geval ook inderdaad relatief gemakkelijk te vinden is.) En toen ontdekten we het Lac, eindelijk werd duidelijk, dachten we, waarom de Topo het naast “plateaux” ook over “lacs” heeft. Het Lac de St.Point kondigde zich aan.

In Chaon was het restaurant “Auberge de Montagnards” (nog?) dicht. Een fietser vroeg mij op een kruising nog welke weg naar het meer leidde. Ik meende mij te permitteren om hem de dalende weg in te sturen. Om 10.00h kwamen we in Montperreux aan. Je had daar een schitterend uitzicht op het meer. Na een kwartiertje liepen we door. We zagen een oma met twee kleinkinderen escargots verzamelen. En inderdaad, ik heb de laatste dagen nogal eens mijn stap moeten verlengen om te voorkomen dat ik zo’n dier tot pasta verwerkte. Ook zijn er veel grote en kleine (bruine) kikkers. Sinds de Doubs (of eigenlijk de Etangs) namen we ook heel wat libellen en vlinders waar (m.n. rouwmantels). Van de planten had ik de gele gentiaan en de campanula al genoemd, maar nu zien we van tijd tot tijd de centaurie (La Maison Monsieur!) ook. Bij/boven Chaudron het Lac de St.Point gefotografeerd.

Even na 11.15h komen we in Malbuisson aan om daar wat koffie te drinken (A la Ferme, 2x € 1.20) en Jacomine te gelegenheid te geven de plaatselijke supermarkt te plunderen. Na de maaltijd, op de parkeerplaats, zijn we even na 12.00h weer gaan lopen. In eerste instantie clandestien: we interpreteerden een merkje verkeerd en bleven dus enige tijd boven de route uit klimmen. Omdat deze uiteindelijk ook omhoog ging, kwam alles vanzelf goed. We liepen al de hele dag in het “plastic”, maar vanaf ±1000m (ong. 12.30h) was het echt nodig. Via de weiden gingen we in de richting van le Touillon. De opmerking “ne pas oublier de refermer les barrières” (Topo, blz.63) slaat nergens (meer) op. Hier (en later) zijn praktisch alle veeafsluitingen voor VTT-ers geschikt gemaakt. Als loper heb je (in de nattigheid) als voornaamste opdracht niet weg te glijden. Overigens mogen we die VTT-ers wel dankbaar zijn; zij houden het pad open.Je moet het niet van die paar Nederlanders hebben die zou graag naar Nice willen. Grappig was dat we eindelijk weer eens hooggebergte- (nl. grond-)markering tegenkwamen. Het was even wennen, maar de komende dagen zou er steeds vaker voor gekozen worden, ook in weilanden.

Pal voor Touillon kom je het beroemde hutje tegen waar ook een waterpunt zou zijn. Dat laatste heb ik niet gezien, maar het hutje is zo dicht bij Touillon ook niet zo nuttig; behalve dan voor spelende kinderen. Ondertussen passeerden wij het Taveerne, werd het weer weer wat minder nat en denderden we het dorp door. Daarbuiten was er even enig misverstand omtrent de markering; moesten we echt langs de weg blijven lopen? Het antwoord was: “ja”. In het tweede deel van het dorp (Loutelet) een rustpauze in een soort “bushokje” met waterpunt genomen, maar Hôpitaux-Neufs was in de buurt en lokte dus. Al spoedig kwamen we door een tunneltje en langs een spoorbaan te lopen. De markering was hier duidelijk; dit werd uitdrukkelijk toegestaan. We dachten even dat de situatie vergelijkbaar was met de spoorlijn Driehuis-IJmuiden, maar dat bleek even later, toen we inmiddels van de lijn waren weggeleid, niet waar. Er stond wel degelijk een stoom (en rook) brakende locomotief op de lijn.

Even na 14.15h liepen we Hôpitaux binnen en het kon niet missen: H-R “Robbe” was gesloten en ik weet echt niet of het de bedoeling is dat het nog open gaat. Gelukkig was de OdT open. Daar snel de meest voor de hand liggende vraag gesteld. “Nee. alles is vol in Hôpitaux.” “Métabief dan misschien?” “Dat was een goed idee, daarover kon ze wel even bellen” “Nou, graag dan” en aldus geschiedde. Ja, er was een hotel met ruimte, op ongeveer 2 km.

Trouwe kaartlezers weten wat dit betekende: als je niet opnieuw langs het toeristisch spoorlijntje wilde lopen, moest je nu langs de D-49. Oké, een andere weg, maar in feite gewoon terug. Naar H-R Étoile des Neiges, die ons inderdaad verwachtte en een uitstekende kamer voor ons had, met balkon. We konden eindelijk de tent en slaapzakken luchten (want daarvoor was de kamerruimte in het vorige hotel echt veel te beperkt geweest). Vervolgens de was gewassen, de lip van mijn rechterschoen (weer het binnenleer) gerepareerd en een wandeling door het dorp gemaakt. Toen we die wilden uitbreiden tot een bezoek aan een van de twee Intersport-zaken, begonnen de weergoden te dreigen: het was voor vandaag genoeg geweest.

Nog een foto van de kerk gemaakt en wat aantekeningen op papier gezet, koffie, resp. pils gedronken; kortom helemaal klaar voor het repas. Vast te stellen is dat we vandaag nauwelijks nog koebellen hebben gehoord. De markering is goed.

We aten filet de truite. Daar is op zichzelf niets mis mee en dat gold ook voor de mûrette (apéritif maison; iets met braam [of moerbei]) vooraf. Maar waarom moesten we (en ook anderen hoor) zo eindeloos wachten? De totale maaltijd heeft meer dan anderhalf uur geduurd. De hoofdkelnerin maakte te vaak gezellige praatjes en haar hulpje kon het niet aan.

De menu’s kostten ieder € 19.=, de mûrettes € 3.= en de koffie € 1.20. De kamer € 54.=

Je kon merken dat Métabief een wintersportplaats was. Voor alles was op de kamers voldoende ruimte gemaakt en hetzelfde gold voor de trappen. Na de maaltijd de kamer opgezocht en via de TV iets meer over de météo te weten proberen te komen. Dat deze we ook al in Les Angles, maar je kon merken dat er bij de meeste gasten toch vooral behoefte was aan ontspanning en op dergelijke stations was dan ook voornamelijk afgestemd. Verder zijn onze nieuwstijden (b.v 18.00h en 20.00h) bepaald niet die van de Fransen. Dan werken (i.v.m. de siësta) ze nog of zitten te eten.

Looptechnisch was het een gemiddelde loopdag. Hoewel we maar nauwelijks boven de 4 km/h uitkwamen, waren we drie kwartier sneller dan de Topo.

 

< Home >

 

Woensdag, 2 augustus 2006: Métabief – Mouthe (Gîte  « Art et Randonnée », € 52,50, incl. PD)

Het PD (2x € 6.=) valt tegen: matige, want fabrieksjam, 1 banaan (waar we snel de hand op weten te leggen), lekkere kwark, maar magere jus d’orange. Het is tijd om te gaan.

Er lag een belangrijke keuze op ons te wachten: gingen we op hoogte van de Intersports naar links, waarbij we zoveel mogelijk van de GR-route liepen, of “gewoon” rechtdoor. Ter plekke aangekomen was het antwoord duidelijk. links was omlaag en asfalt. We hadden vandaag voldoende te klimmen; het ging om de hoogste berg van de Jura en we waren pas op 1000m. Dat was een redenering die was gebaseerd op de kaartgegevens. De praktijk was zwaarder: vanaf het moment dat we op de GR-route aansloten was er een redelijke steilte te bedwingen vòòr we bij de tunneltjes en de klimwand kwamen. Daarna ging het wat kalmeraan.

Bij het Chalet du Petit Morond moesten we even naar de markering zoeken (veel grondmarkering?) Hierna een via een korte steilte naar een weg die ons naar de Morond bracht, in feite het uiteinde van een téléski. Juist toen we aankwamen werd hij aangezet en kwamen er mensen boven om een tochtje te gaan maken. Sommigen hadden zich beneden duidelijk in de temperatuur en winderigheid op deze hoogte vergist. Mijn thermometer gaf 12° aan, maar gevoelsmatig was het maar de “helft” daarvan. Verder was het redelijk mistig; kortom, de Alpen bleven voor ons nog even onzichtbaar.

Temperatuur en uitzicht veranderden niet wezenlijk bij het langslopen van de kliffen. Er was soms wèl (en èven) een schitterend uitzicht op de kortere afstand en van tijd tot tijd passeerde ons een rotszwaluw. Pal voor het hoogste punt van de Mont d’Or, waar zich ooit de wereldkampioenschappen VTT hebben afgespeeld, boog de route af. Jacomine had echt genoeg van ons geëxposeerd zijn (ze had het dus gewoon koud) en vroeg mij die top maar top te laten. Ach, wat kon ik doen? Het antwoord is natuurlijk: zo snel mogelijk Chalet la Boissaude bereiken. En dat lukte nogal gemakkelijk, ook al omdat de route een tijdlang onder de hoogspanningsmasten doorloopt (èn over een tunnel!) Bij het chalet blaften de honden ons een vrolijk welkom. (Het klagen over lastige honden heb ik nog niet begrepen. Jacomine dacht dat een dazer wel nuttig zou kunnen zijn. Ik ben benieuwd wanneer.)

Datzelfde welkom werd ons niet door de baas gegeven. Voor die 2 koffie (à € 2.30) en 2 tartes aux myrtilles (à € 3.70) namen we met onze rugzakken wel heel veel ruimte in beslag. Dat moge zijn, maar ons gaf het de gelegenheid ons op de volgende fase voor te bereiden. Ach, en toen we weggingen (even door 12.00h) en ik de rekening wilde terughebben “comme un souvenir” kreeg ik een adreskaartje en van één van de serveersters nog een diepgemeende “bon promenade”. We konden er weer tegen.

Hierna liepen we door het halfopen landschap dat het Forêt des Villedieu heet. Hierbij passeerden we al die Granges die zo schitterend op het Topo-kaartje staan. Nu was ons waarschuwenderwijze gemeld dat je tussen Hôpiteaux (of Métabief) en Mouthe geen enkel dorpje zou tegenkomen. Wel, was deze situatie wezenlijk anders dan de afgelopen dagen? Als er al dorpjes zijn, dan zijn dat maar al te vaak slaapdorpjes. Verder is het wel van belang te weten dat de opmerking “le GR passe devant d’importantes fermes d’alpage où l’on trouve aisément un arbi en cas de mauvais temps….” vooral grappig is. B.v. zo’n Chalet als het Chalet du Corneau is niets anders dan een Grange. We bereikten deze om 12.45h. Tegen 14.00h, even voorbij Sapeau Léger Chalet hebben we frambozen en bosaardbeien gezocht en gegeten. Even later hoorden we een raaf. (Eerlijk gezegd denk ik dat Wouter Hogendorp '[zie zijn website] beter op de hoogte is van Schuberts “Winterreise” dan van vogels. We hebben veel vaker raven gezien en gehoord dan kraaien [Eénmaal op een weiland bij de Zwitserse grens.])

Ook hoorden we overal weer koeienklokken. De regen was overigens overgewaaid; ik liep in een T-shirt, Jacomine had daaroverheen nog een truitje. Wèl was er nog dreiging.

Bij de aanloop op Mouthe misten we een (hoge) afslag naar links, zodat we langs het tijdelijke indianendorp bij Bar-Terasse de la Doubs (gîte en camping) terechtkwamen. Vandaaruit zijn we doorgelopen en heb ik de bron van de Doubs vanaf een brugje gefotografeerd.

Daarna liepen we langs de “juveniele” Doubs, met een merkwaardig Hollandse entourage (griendachtig, met [kruip?]wilg), naar het dorpje Mouthe. Daar heb ik bij de OdT naar het adres van de (nee, andere) gîte gevraagd. En dat was simpel: even doorlopen, zo’n 500m en dan, naast St.Patrick’s Pub en achter een stel plantenbakken is hij te vinden. Of ik ook gevraagd had of er plaats was, vroeg Jacomine bij terugkomst. Niet gedaan en dat bleek (achteraf) ook niet nodig.

We moesten aanbellen en de jonge dame gaf aan dat de gîte-ingang een paar deuren terug was. Of we op de hoogte waren van de voorwaarden? Nu had ik bij het OdT in Hôpiteaux een overzicht meegenomen en inmiddels bestudeerd waarin de gîte werd genoemd. Ik zei dus: “Ja”. Het kwam erop neer dat we een eigen slaapkamer hadden (tenzij het erg druk zou worden), met daarnaast een eigen douche en toilet, dat er verder een gezamenlijke ruimte was met TV en in principe ook een keuken. Maar het was duidelijk dat die veeleer voor de gîtisten de séjour bedoeld was. Eten verschafte deze gîte overigens niet.

Wel, we waren meer dan tevreden: dus maakte ik eerst een foto van de achterkant, waarna we snel naar de ATAC gingen voor wat ham, papieren zakdoekjes en 4 flesjes 250ml wijn (tot. € 4.20). Daarna bestelde ik aan de overkant een pizza “Reine” van € 7.25. Nou, die had ik bij het ophalen misschien beter eerst eens kunnen bekijken. Hij was wel wat al te veel “brulée”. Samen met drie van de flesjes wijn en 2 yoghurtjes werd het toch nog een redelijk feestmaal, als je voldoende dol bent op ansjovis. Voor mijzelf had ik dus niet zo’n geweldige keuze gemaakt.

De météo beloofde voor morgen niet al te veel goeds, maar overmorgen en later zou het geleidelijkaan weer beter worden. Jacomine begon er iets voor te voelen om nu in 3 dagen naar Nyon te lopen en dan uiterlijk maandagavond/dinsdagochtend naar Nederland terug te keren. Er kwamen nog wat andere mensen in de gîte, maar die trokken naar hun eigen kamer en zagen we alleen even toen zij wat glazen nodig hadden.

We hadden een stevige klus geklaard; ruim 400m omhoog en omlaag. De snelheid loog er niet om: 4,7 km/h. Het is dan ook niet verwonderlijk dat we de Topo-tijd met ruim 5 kwartier “verbeterden”.

 

< Home >

 

Donderdag, 3 augustus 2006: Mouthe – Chapelle des Bois (La Maison du Montagnon ; € 88,62)

Het PD was goed verzorgd, o.a. met eigen jam (2x € 6.10). Na het afrekenen gingen we even na 8.00h op stap. Nu moet je weten dat Mouthe wel klein Siberië wordt genoemd. Dat andere streken in de Franse en Zwitserse Jura ook graag voor die naam in aanmerking willen komen en dat er klachten zijn over de gebruikte meettechnieken doet hieraan helemaal niets af. Toen wij vertrokken was het 10° en de temperatuur is deze dag nauwelijks hoger geworden. Ook regende het stevig bij vertrek en dat zou deze dag nauwelijks veranderen, en meestal niet in gunstige zin. De gardienne, die door Jacomine op een oudere scholier en door mij op een jonge student werd geschat, vertelde ons desgevraagd dat de weersomstandigheden tot maandag waarschijnlijk niet zouden verbeteren. Voor het lopen was dat niet zo een geweldig probleem: weg, bospad, graslandpad en zo langs een schitterende heuvelrug naar Chaux-Neuve. Bij het verlaten van de D437 passeerden we een oud douanehuisje waarin zich nu een Libanese Dönar-kebab had gevestigd. Even later langs een begraafplaats voor pestslachtoffers (“pestiferes”) uit 1639 gelopen; ach, die lagen daar in ieder geval droog.

Verder dus langs die heuvelrug, een prachtig pad (en, even, tussen 9.12 en 9.50h) regent het niet. Maar tijdens dat laatste tijdstip zitten we al in de Auberge du Gît (een H-R **/hh). Ze hebben zelfs eigen suikerwikkels en met de koffie (€ 5.=) is maar weinig mis. We wachten nog even een plensbui af en gaan dan, rond 10.15h weer aan de slag. Het blijft voorlopig druppelen en “bladdruppelen”. Kortom, eigenlijk is de hele wereld nat en we lopen dan ook maar door. Bij Le Lernier blijken er meer mensen de elementen te trotseren: een groepje zomerscholieren “mag” een stukje gaan lopen en een ander team krijgt een fiets en rijdt waarschijnlijk een rondje via Châtelblanc. Hoewel wij na een kilometer omhoog gaan om over de kam verder te gaan (moet schitterend zijn als het droog is) zien we ze bij Les Bergines nog terug. Oké, er zit klein spul bij, maar fietsen valt onder deze omstandigheden sowieso niet meer. Wij raken inmiddels opnieuw onder de bomen, en op het asfalt bij de beklimming naar La Grande Combe (Chez l’Officier). We komen redelijk wat wandelaars tegen. Ik stel bij de afslag, om 12h, Jacomine nog voor om het restaurant “Le Pré d’Haut” aan te doen. Ze vraagt hoeveel km het nog naar Chapelle-des-Bois is. Ik schat 5-6km, 1½h. Zij prefereert het doorgaan. Dat scheelt ook weer een klim. En zo gaat het omlaag naar Chapelle, waarbij we al gauw het asfalt weer verlaten. Even door 13.15h staan we voor La Maison du Montagnon. Het is de grootste, mooiste en best ingerichte gîte ooit ontmoet.

Een gemiddeld hotel legt het er overigens ook moeiteloos tegen af. Afijn, hun website mag er ook zijn. Het is dan ook meer dan een gîte d’etape alleen. Maar het allermooist moet nog komen. We komen binnen en het gezelschap barst in luide koorzang los. Het gardien-gezin (3 generaties) zit te eten en vraagt ons naar onze wensen. Op mijn verzoek iets te eten komt het antwoord dat ze eens even zullen wat er te improviseren is en de (groot)vader brengt ons naar het “sèchoir”. Hier kunnen we eigenlijk wel alles achter laten. Mijn rugzak is, op de bovenkap na van binnen en buiten nat. Die van Jacomine alleen maar aan de buitenkant. (en dat ondanks de regenhoezen; later zien we “dankzij”) We zouden de tent dus kunnen gebruiken, maar de slaapzakken niet. Onze schoenen zijn ook nat, waarbij die van Jacomine binnenin een laagje water bevatten. Die van mij hebben dat niet. Dat improviseren heeft inmiddels een prei-lof-ovenschotel met vlees, een salade vert, een vruchtendessert en koffie opgeleverd. Waarschijnlijk was dit over van het koor dat tijdens ons eten (en het hunne) van tijd tot tijd weer in galmen (volkswijsjes) uitbarst. Er wordt ons zelfs het gebruik van de sauna aangeboden. Jacomine wijst dat voorzichtig af omdat ons daarvoor de noodzakelijke kleding zou ontbreken en weet mij over te halen hetzelfde te doen. De rest van de dag doden wij met naar de scherp afgetekende rand van de Mont Risoux te kijken (met boos weer!), vast te stellen dat daar een reddingshelikopter actief is,

een Frans drôle-histoires-boekje te lezen en –natuurlijk- de aantekeningen bij te werken. We hadden de afstand tussen Mouthe en Chapelle in 4.39h afgelegd; dit moet dicht tegen het heersende wereldrecord aanliggen. Bijzonder is in ieder geval dat we afgezien van de stop bij Chaux geen rustpauze hebben genomen (tot. 35 min.) Het gemiddelde van 4,3 km lijkt, ook vanwege het feit dat er weinig glooiing in het terrein zat, wat aan de lage kant, maar de Topo geeft 6.15h, waar wij er iets meer dan 4½ uur over hebben gedaan. Het weer blijft de rest van de dag pet.

Tegen de avond wordt ons gevraagd of we ragolotte (?) willen of kaasfondue. Jacomine meent op zeker te spelen door voor het eerste te kiezen, ik ga voor de kaas. Laat het andere gerecht nu ook een soort kaasmaaltijd zijn, maar dan met gebruikmaking van de gourmette-techniek. De gardienne zorgt voor de tafelindeling. Ik deel het carré met een niet zo communicatief jong stel en een wat oudere dame die hele gesprekken met mij probeert te voeren. De jonge vrouw complimenteert mij op gegeven moment met mijn Frans. Ik zeg daarop dat het misschien wel goed genoeg is om over het weer te babbelen, maar dat ik liever met haar of haar man over Plato zou hebben gediscussieerd. Of ik dan filosoof was. Het voor de hand liggende kon ik zowaar ook nog in het Frans uitdrukken. “Nee, dat niet, maar het gaat om het Idee.” Jacomine zit tegenover haar man en naast een ander stel. Tijdens de maaltijd drinken we wijn en (en met) water. Vòòr tienen liggen we al in bed.

 

< Home >

 

Vrijdag, 4 augustus 2006: Chapelle des Bois – Bellefontaine – Morez (Hotel «Europa»**, «DP» ; € 101.=)

’s Ochtends, bij het PD, goed Frans, nog wat gepraat, minder goed Frans. (Het lukte met deze mensen niet zo geweldig.) Ons natuurlijk over de vooruitzichten laten informeren. Het antwoord was “mauvais”. Wel, als het deze dag even niet regende, dan goot het en als dàt even niet te realiseren was, dan spoelde het. Ik heb dan ook maar één foto. Alles wat van belang was zat bij Jacomine (fototoestel) of bij mijn (reisoverzichten, Topo) in de bovenkap. Ach, foto’s van deze dag zijn te nemen door onder de douche te gaan staan en de kranen maximaal open te zetten. Let wel, al onze spullen waren in het “sèchoir” helemaal gedroogd!

Manmoedig stapten we even voor 9.00h (haast konden we niet opbrengen) naar buiten en waren meteen nat. We liepen door het dorpje tot aan de splitsing La Madone. De opmerking van Oprins geldt niet meer: er is een prachtige wegwijzer. We gingen daar dan ook natuurlijk naar links: de weiden in, richting bossen. Daar begrepen we dan eindelijk waarom de Topo de naam voert van “Lacs et”. Nog veel meer nog dan gister lagen er grote meren op ons pad, soms nauwelijks te passeren. Op gegeven moment stonden we voor een beekje waar het water zich bruisend omlaag stortte. En dan de klei. Natuurlijk gingen de stokken weer uit. Nat worden was daar aan toe, maar vies….

En toen liepen we vast. Er was een merkje niet. En al evenmin een pad. Meer dan 11 minuten hebben we daar in de stromende regen gezocht naar dat ene merkje dat ons over de richel had moeten leiden, maar we hebben het niet weten te vinden.

Er zat om 9.39h niet anders op dan plan B in werking te stellen en dat was de alternatieve route te lopen. En we gingen dus terug naar de La Madone-wegwijzer. Dat betekende dat we die beek weer moesten oversteken en vergiste ik me nu, overdreef ik, was dat inmiddels niet moeilijker geworden? In ieder geval zeker niet gemakkelijker. Van de wegwijzer liepen we nu een stuk naar het ZW: eerst tussen de bomen door op zo’n stenig glibberpad, later kwamen we op asfalt. Even later stonden we op het punt waar de variant zou moeten afslaan naar de Roche Bernard. En toen stonden we voor een merkwaardige beslissing: het GR-merkje wees niet naar het zuiden, maar gaf aan dat we naar Bellefontaine moesten. Nu gaat markering altijd boven beschrijving, dus het was duidelijk wat te doen, maar als ik toen weer eens “gewoon” eigenwijs was geweest, was dit verhaal anders geëindigd. En dus liepen we door naar Bellefontaine. Maar eerst namen we zo tegen 10.45h een plasstop. (Die geef ik normaal niet aan. Maar nu de situatie toch wel uitzonderlijk. Er stond een –gesloten- abri langs de weg met een uìtstekende overkapping. Er was even een moment om wat ritsen omlaag en wat knopen los te maken zonder meteen de hele of halve zondvloed langs je ondergoed te voelen spoelen. Dat is overigens wat ons die twee douche-dagen de gelegenheid heeft gegeven door te gaan: onze romp is niet nat geworden) Deze stop duurde wat langer dan gebruikelijk, 6 minuten later zetten we onze reis naar Bellefontaine voort, waar we om 11.15h (of was het 11.05h; mijn oorspronkelijke aantekeningen hebben te veel water geabsorbeerd om nog leesbaar te zijn) een richtingaanwijzer voor een gîte passeerden en over de asfaltweg verder liepen. (Het was trouwens in alle opzichten een merkwaardige dag: de hoogtemeter had inmiddels zijn batterijen helemaal leeggewrongen en hield er dan ook mee op. Natuurlijk had hij al eerder gewaarschuwd, maar, net als Nederlandse kranten, was dit type batterij op dit deel van het traject niet aan te schaffen.)

Te lang bleven de merkjes weg en na zo’n drie minuten gingen we terug om een afleidend merkje aan te treffen. Zo kwamen we op een parallel pad langs een beek en onder het dorp langs. Uiteindelijk voerde het toch naar de kerk en een bar-restaurant-hotel dat dicht (b)leek te zijn. We gingen dus verder tot we de D18 moesten oversteken: de route leidde uiteindelijk dan toch het Forêt de Risoux in. Toen vroeg Jacomine hoe lang ik dacht dat we nog zonder stop moesten doorlopen. Naar mijn inschatting was dat nog zo’n 3h, ik had er geen fiducie in dat we onderweg nog open abri’s zouden tegenkomen. “Wel,” zei ze, “Dat kan ik niet. Ik heb er genoeg van.” Daarop zijn we teruggegaan naar het hotel, voor een overnachting. Ze waren vol, of zouden dat zijn (daar zijn wij niet zeker over). Wel zouden er in Morez wel 2 hotels zijn, o.a. “Commerce”. Dat zou zo’n 6-7 km zijn. Of we het telefoonnummer wilden? Omdat we niet zeker wisten of we dàn niet meteen de trein zouden pakken, antwoordden we met “Nee”. Vervolgens was Jacomine achterbleven bij de bushalte (alleen voor scolaire perioden; de ruimte was overigens voorheen een openbare toiletruimte geweest) en ben ik gaan kijken of die gîte waarnaar verwezen werd, op een overzichtelijke afstand stond. Na ruim 10 minuten wist ik dat dit niet zo was (die was bij Bois-d’Amont) en kon ik terug om dat te melden. We besloten om er een punt achter te zetten. We waren te nat om een lift, als die al gegeven zou worden, te aanvaarden en we liepen dus vanaf 12.57h naar Morez. Via de D18 was dat een mooie wandeling; je bleef maar aankijken tegen die rotsenrij waar we blijkbaar niet over mochten. Het werd wat meer tricky op de N5. Er was altijd wel aan één van beide kanten een strook voor lopers overgehouden, maar op de onmogelijkste plaatsen moest je hiervoor de weg over. Ik denk dat we deze dag een absoluut record hebben gevestigd, maar dat valt niet uit de Topo te halen. Gemeld kan worden dat we de 18½ in iets meer dan 4 uur hebben gedaan: 4,4 km/h.

Om 14.13h deden we onze eerste poging om bij een hotel binnen te dringen. De man was erg aardig. Ja, hij had voor ons een kamer, maar er was één probleem. Er werd op die verdieping nog schoongemaakt. Dat vonden we maar een klein probleem, renden naar boven, dumpten onze natte spullen in de badkamer (tot verbazing en ontsteltenis van de slechts Portugees sprekende schoonmaakster).

Onderin mijn rugzak zitten, zoals bekend, de slaapzakken. Dit keer, immers netjes gedroogd in Chapelle-des-Bois, ieder in een eigen plastic zak. Wie schetst onze verbazing dat toch weer een van beide drijfnat was. Een verklaring hebben we hier niet voor kunnen bedenken Dat dit probleem wel enige aandacht verdient is duidelijk: toch poncho’s, een waterafstotende behandeling? Daar moet nog even over worden gedacht.

We dronken koffie in het bijbehorende restaurant “La Paysanne” en gingen naar buiten om bij het station (ja, inderdaad, weer terug) vast te stellen wanneer de volgende trein naar Uitgeest vertrok. We hadden geen haast en besloten de volgende ochtend kaartjes te kopen. Vervolgens een rondje door de stad gemaakt, even bij de OdT langs of men een eenvoudig kaartje had met wandelpaden in de omgeving (om volgend jaar zo goed mogelijk op de GR5 te kunnen aansluiten). Uiteindelijk was het antwoord: “Nee, geen eenvoudige en goedkope.”

Die avond aten we in het bijbehorende restaurant dat in eerste instantie niet zo’n aanloop leek te hebben, maar je begrijpt, we zaten al wel heel vroeg aan tafel. Maar ook in tweede instantie ging het niet hard, logisch misschien als daar zo’n groot plasmascherm bij voortduring TV-beelden de zaak inslingert. Dat betekende wel dat de melding dat er vandaag meer dan 50mm regen in de omgeving was gevallen.

We namen eerst voor een portje, daarna Magrets (?) de Canard, ½l rode Jura-wijn, 2 Belle Hélènes en 2 koffie: € 51.=. Samen met de kamer (€ 40.=) en het PD (2x € 5.=) maakte dit precies het boven reeds genoemde bedrag. Daarna was het tijd om boven in onze kamer de tandpastatube te repareren met onze supertape. Een deel van de las had het begeven en Jacomine dacht dat de enige oplossing weggooien was. Maar de tube is in goede conditie in Nederland aangekomen. We gebruiken hem nog steeds. Daarna hebben we het laatste wijnflesje soldaat gemaakt. Hierbij scheurde Jacomines plastic hotelbekertje. Ik kwam te laat met de supertape, maar de vloerbedekking kregen we wèl weer schoon.

 

< Home > 

 

Zaterdag, 5 augustus 2006: Morez - Dijon – Parijs (Gare de Lyon – metro - Gare du Nord) - Brussel – Amsterdam – Uitgeest:

De volgende ochtend eerst het PD. Gewoon Frans, maar wel met vers geperste jus. Betaald en afscheid genomen, “Wie weet tot volgend jaar” zei de man nog en vervolgens gingen we via het tunneltje naar het station. Daar kaartjes gekocht naar Paris-Lyon via Dijon (2x € 63.60) en van Paris-Nord naar Amsterdam (2x €97.50; Thalys). Als we hadden gewild, hadden we misschien nog wel met de ochtendtrein meegekund. Het machinist stond nog naast de loketbeambte. We hebben daar niet voor gekozen en dat is een goede beslissing geweest. Na de aanschaf vroeg de uiterst vriendelijke loketbeambte ons of we onze bagage in de bagageruimte wilden stallen. Dat lieten we ons geen twee keer vragen. Ook al vanwege de verdere plannen. Immers, we moeten volgend jaar de GR5 vervolgen, maar hoe? Daarom klommen we via één van die “sentier dangereux”-paden de wijk Villedieu in op zoek naar een pad naar boven.

Juist waren we tot de conclusie gekomen dat dit voor ons dit jaar onvindbaar was, toen een man onze aandacht trok (ongetwijfeld omdat wij die van hem trokken). Ik schoot hem aan met de voor de hand liggende vraag. Wij waren verkeerd, vertelde hij. Als we instapten dan bracht hij ons wel even. In de auto vertelden wij hem en zijn vrouw van onze GR5 en de plannen voor volgend jaar. Ze stopten op de plek waar we volgend jaar dan eindelijk over die richel heen kunnen komen, 

wezen ons nog even op de gendarmerie en de school die als markeringspunten gelden en vertelden ons bij het terugbrengen nog het een en ander over de omgeving van Morez. Terug bij het station bedankten we hen hartelijk en liepen door naar de boekhandel, want er was nog een probleem op te lossen en ook daar was nog wel tijd voor. Ergens tussen twee kopjes koffie door zijn we deze winkel binnengewandeld op zoek naar de nieuwe Jura Topo. Die hadden ze niet, maar wel de “Grande Randonnée du Jura”. Deze loopt ook van noord naar zuid en komt deels overeen met de GR5. Volgens dit boekje is er bij Chapelle-des-Bois geen GR5-variant meer. Wij liepen tot Bellefontaine (nomen est omen) op de GRJ, die blijkbaar ook wit-rood gemarkeerd is! Leuk of niet, de situatie heb ik nu in ieder geval begrepen. Daarna ook nog even aandacht opgebracht voor de woest door de stad stromende Evalude.

Uiteindelijk was het m.o.m. treintijd en zijn we teruggegaan naar het station. De aldaar bivakkerende zwervers en hun honden begonnen ons al als goede bekenden te zien. Daar toch een verrassing: Hoe kan onze trein straks over de spoorbrug gaan die op minder dan een kilometer van het station dwars op de rail èn 60m hoger staat? Het antwoord werd tijdens de start van onze reis gegeven:

we vertrokken op tijd en maakten vervolgens met de trein een prachtige draai, deels door een tunnel het dal uit. Die tunnel bracht de trein op de spoorbrug, waarbij we een mooi uitzicht op Morez en al die regenwolken hadden. Ik heb e.e.a. in een fotoreportage trachten vast te leggen.

 

Tot en met Paris-Lyon valt er dan weinig te melden. De overstap van Lyon naar Nord gaat ook goed; ik weet mij te herinneren welke metro-lijn we moeten hebben en Jacomine weet voor het eerst van haar leven het metro-kaartje (à € 1.40) goed in te voeren. Op Nord moesten we geruime tijd wachten (van 17.05h tot 18.55h). We hebben dus in ons stamcafé (Café du Nord) maar weer eens een kop koffie gedronken (€ 2.20, per stuk).

Op tijd de trein in, op zoek naar onze besproken plaatsen. Gevonden. Op naar Amsterdam.

En toen nog 2 kaartjes naar Uitgeest (€ 5.00), waarna we samen met een aantal deelnemers van de Gay Parade het Noord Hollandse introkken. Even voor 24.00h zette ik het alarm af, we waren weer thuis.

Een van de eerste dingen die we deden, was een bak thee drinken en de Happy hour-chocolade van Ramona verwerken.

Een eerste blik op de Alpen moet nog een jaartje wachten.

 

Samenvattend kunnen we stellen dat we weer een uitstekende vakantie hebben gehad. Afgezien van Jacomines navel en de snee in mijn pink, waren er geen verwondingen. Wat het weer betreft geldt eigenlijk hetzelfde: extreme hitte in het begin van de vakantie hebben we weten te ontlopen door niet lang in de middag door te lopen en de hoge variant te kiezen. De regenbuien en motregen in de Doubs-gorge maakten het, mede vanwege de temperatuur spannend, maar niet onaangenaam. We moesten er na de Doubs even aan wennen dat er minder zonnewarmte was en dat de was dus veel trager droogde. Daarbij hadden we de mazzel dat we op de juiste momenten de juiste onderkomens hadden. Dat gold natuurlijk in het bijzonder de dag in Chapelle-des-Bois. Onze kleding maakte het overigens wel goed mogelijk om onze romp goed droog (en warm) te houden.

 

Nog enkele flora-faunistische opmerkingen: Van de vogels die ik in het voorgaande nog geen melding heb gemaakt, het volgende: In het algemeen hebben we niet zoveel waargenomen, mogelijk door de hitte en later de regen. puttertjes kwamen we de eerste dag in Scherwiller tegen. In de meeste dorpjes in de Vogezen zaten wel wat zwarte roodstaarten. In de bossen hoorden en/of zagen we groene spechten, gaaien, roodborsten en zwartkoppen (2 vrouwtjes waarvan één dood). Natuurlijk ook (kool)mezen, de laatste dagen fladderden die wat hulpeloos rond, waarschijnlijk op zoek naar Noachs ark. Eénmaal hoorden we de koekoek; eind juli is dat bepaald niet vroeg; voor een tweede voortplantingsperiode(?)

Natuurlijk hadden we in de Doubs graag de waterspreeuw, ijsvogel of grote geel kwikstaart willen waarnemen. Van die laatste is het mogelijk dat ik er een in een flits heb gezien, maar zeker is slechts dat ene witte kwikstaartje op die akker tussen de Vogezen en de Jura in. Verder zaten er in (en rond de Doubs) wilde eenden, boerenzwaluwen (ook elders) meerkoeten en (tenminste) één reiger.

Wat planten betreft: digitalis en smeerwortel hebben we in de Vogezen gezien. Plantkundig was de Jura wat minder interessant, op één bijzonderheid na: ik weet niet waar de omslag optrad en of hij plotseling was, maar in de Vogezen bestaan de naaldbossen uit de “gewone” spar (kerstboom), in de Jura zag je alleen maar Douglassparren, met die hangtakken en die langwerpige kegels. Er stond verder naast de (uitgebloemde) gele gentiaan een iets ander type, ook na de bloei. Ik heb hem niet op naam kunnen brengen. Verder, vooral in de Jura, zagen we tamelijk vaar (uitgebloeide) alpenanemonen.

 

Het was ook in een ander opzicht weer een waardevolle vakantie. Na in de Pyreneeën dat geweldige horloge te hebben gevonden (ze droeg het nu steeds om haar pols), vond Jacomine dit keer een professionele (VTT-?) zonnebril en …. hij past haar ook nog.

 

Jacomine heeft overigens ook het SMS-en uitgevonden. Er is heel wat informatie tussen haar en de kinders heen en weer gezonden. Met Pa en Tialda hebben we de telefoon(kaart) gebruikt. Deze was niet nodig bij het vooruitbellen. De enige keer dat we, i.v.m. het weekend, vooruit wilden bellen, deed de OdT dat voor ons. Of dat echt nodig was, was niet duidelijk; Rouge Gazon is een groot hotel.

 

Wat het geld betreft: de Carte Bancaire is wel heel gemakkelijk en scheelt een heleboel geld trekken. Nu hebben we dat maar vier keer moeten doen (in Ribeauvillé, Thann, Villers-le-Lac en Morez). Of je in de Alpen veel aan zo’n CB hebt moet nog wel blijken. (Af en toe waren de prijzen onafgeronde bedragen; dat komt omdat men in (dit deel van) Frankrijk taxes de séjour kent.

Tenslotte: we zien nu al uit naar de uitdaging om vanuit Morez zo’n 250m omhoog te gaan naar de Roche Brulée, om daarna via de Gros Crétet (1300m) in het Fôret de Risoux aansluiting te vinden bij de GR5. Daarbij zullen we gebruikmaken van het GR-routeverloop zoals dat op de Carte Promenade 32 en (enigszins anders) op een kaart die ik in 1993 van het gebied heb gekocht, vòòrkomt.

 

Inmiddels hebben we een zak zuurkool met Riesling in de diepvries liggen, ooit eens als herinnering aan de Elzas? We hebben ook andere herinneringen: allemaal goede.

Tenslotte het raadsel van de natte slaapzakken: Mijn regenhoes sluit niet goed over mijn rugzak; te groot? Er liep (als het maar plensde) water tussen mijn rug en rugzak door, de hoes in. Na verloop van tijd kon dat meertje de onderkant van de rugzak, b.v. bij ’t zitten, “bevochtigen”.

 

< Home >

'

Maak jouw eigen website met JouwWeb