'

De GR5 (16 juli-4 augustus 2005)

[NB. Het GR5-stuk tussen Maastricht en Stavelot is te vinden

bij de LAW9 (het Pieterpad); zie aldaar]

 

 

 

< 16juli >    < 17juli >    < 18juli >    < 19juli >    < 20juli >    < 21juli >    < 22juli >    < 23juli >    < 24juli >    < 25juli >    < 26juli >

 

 

 

< 27juli >    < 28juli >    < 29juli >    < 30juli >    < 31juli >    < 1aug >    < 2aug >    < 3aug >    < 4aug >    < afsluiting >

 

 

 

Inleiding

 

We hadden stevig “uitgepakt”; ingepakt bedoel ik eigenlijk. Alles wat we op de GR11 nodig zouden kunnen hebben (die, sinds het afronden van de GR10, een stille droom van ons is), hadden we tijdens deze eerste GR5-expeditie ook op onze rug. In de praktijk zo’n 15 kg voor Jacomine en 18-20 kg voor mij (ja, ik had het voedsel, ijsthee en isostar en daar heb je in de loop van de dag steeds minder van). Dat is niet allemaal gebruikt, maar had in principe nodig kunnen zijn. Verder maakten we gebruik van de op internet gepubliceerde loopgegevens van “Vincent en Jeanette” en verblijfgegevens van een zekere Flokstra.

We hebben 20 dagen gestapt, zijn daarbij 134 uur op de route actief geweest, rustten 36½ uur, hetgeen ertoe leidde dat we 97¼ uur daadwerkelijk gelopen hebben (let op de afrondingsproblematiek). Per dag komt dat neer op resp. 6¾; 1¾ en 5h. In het totaal hebben we 445 km op de route afgelegd; daarnaast nog zo’n 18 daarbuitenom (op weg van hotel naar restaurant bijvoorbeeld), dus ruim 23 km/dag. Voorzover vast te stellen (de hoogtemeter liet ons een dag in de steek) hebben we in het totaal ruim 12¼ km gestegen en gedaald. Dat is natuurlijk wel een stuk minder dat de afgelopen twee jaar, maar geeft wel aan dat we dit keer toch ook wel aardig gehobbeld hebben.

Op de verlieslijst staat slechts een zonnebril, en ach, dat is bijna onvermijdelijk. Jacomine heeft hem nauwelijks gemist en dat geeft een indicatie omtrent de weersgesteldheid. Verwondingen deden zich wel voor: Jacomines linkerenkel en (in mindere mate) mijn kleine tenen hebben voor enige zorg gezorgd. Daar moet op teruggekomen worden.

 

 

Zaterdag, 16 juli 2005 : [Uitgeest – Amsterdam – Maastricht – Luik – Trois-ponts -] Stavelot (Auberge "St.Remacle") – Vielsalm (Camping « de la Salm »)

Verrassend was dat je in Uitgeest uit de automaat twee kaartjes naar Trois-ponts kon aanschaffen (€ 29.80 p.p.). De reis was minder verrassend: Uitgeest-Amsterdam, Amsterdam-Maastricht, Maastricht-Luik, Luik-Trois-ponts. Hierna sloot de bus naar Stavelot (€ 2.40) schitterend aan, zodat we na een colapauze, waarbij we de beide Platypussen van water voorzagen, de Auberge waar we in 2002 overnachtten (zie LAW-9, ons Pieterpad), verlieten.

 

 

De Auberge in Stavelot

 

Nog een korte blik op de inmiddels tot museum gemaakte opgravingen van de abdij en we konden “aan de slag”, nagestaard door een aantal perplexe toeristen. In de buitenwijken was een afsnijding en dus een richtingswijzigingsteken, maar dat zag ik over het hoofd. In de praktijk maakte dat echter niet veel uit: op deze manier bleven we op het door ons vermaledijde asfalt, maar daar tegenover stond aanmerkelijk meer schaduw en daar konden we die eerste dagen niet genoeg van krijgen.

Twee uur later passeerden we “Les Gattes”, één van de Belgische NVH-en, maar aan stoppen hadden we nog geen behoefte. Een half uur later liepen we langs een tweede overnachtingsmogelijkheid: een manège, maar daar werd druk met paarden omgegaan; ze zouden ons aan hebben zien komen. Even later, gaf ik aan, was er een bankje voor een korte rust. Die hebben we daar niet genomen: het bankje stond er, maar werd bezet door een man die de evidente “oppasser” was van een oudere man die onmatig in hun auto lag te slapen.

De oude eik “Rond Chène” hebben we niet gezien, en om vijf uur liepen we Vielsalm binnen. Ik had verschillende overnachtingsmogelijkheden op mijn lijstje, maar een tweetal viel al af omdat ze meer dan 5 km buiten de route bleken te liggen, nummer 3 was gesloten, definitief dus, leeg en troosteloos, nummer 4 was alleen een gîte voor groepen en verder slechts restaurant, nummer 5 had chambres d’hotes, maar niet voor ons. (Toen ik de dame erop opmerkzaam maakte dat in haar etalage stond dat er kamers vrij waren, gaf zij aan dat ze dat (nog) niet kon veranderen, maar vol was vol.) Bij een 6e hotel was dat misschien wel echt het geval en dus bleef er geen andere mogelijkheid dan voor de camping te kiezen. Na al dit gezoek en heen en weer geloop dus nu een stuk omlaag, naar de rivier waaraan de camping lag. Het aanmelden moest bij een barretje gebeuren. Het was duidelijk dat dit vooral een camping voor stacaravans was. Maar inderdaad, er was ruimte voor ons en we mochten onze tent dichtbij het toiletgebouw (en bar) zetten. Misschien was dat niet de meest romantische plaats, maar wel effenciënt en al gauw stond, voor de eerste keer, onze superlichtgewicht tent.

Onze superlichtgewicht tent

 

En zo kwamen we ook gemakkelijk aan het eerste pilsje ter afsluiting van de loopdag. Voor Jacomine was dat nu nog een cola, maar later koos ze wel eens een andere techniek van vochtinnemen: een humpen bier. Hoe dan ook: de Camping « de la Salm » was niet duur (€ 10.50).

’s Avonds de stad weer ingelopen voor het repas; bij "Au Volcan", forel e.d. Daarna terug en vervolgens de tent dichtgeritst om te slapen. Nou, dat was bijna voor eeuwig.

 

 

< Home >

 

 

Zondag, 17 juli 2005 : Vielsalm – Hof Burg Reuland

De volgende ochtend bleek de tent aan de binnenkant drijfnat van de condens. Er kriebelde een stiksel tegen mijn neus dat er tweetalig voor waarschuwde dat het gebruikte polyamide dusdanig was gestructureerd en behandeld dat het maar weinig ademde en dat je bij onvoldoende luchten het risico liep dat uiteindelijk ook niet meer te doen. Verschillende redenen dus om snel te luchten en op te breken. Het werd tijd voor de eerste volledige loopdag. Na het inpakken teruggelopen naar de route en vandaaruit naar een soort Konditorei waar we broodjes en koffie kochten (€ 4.=) en dronken. Met een kleine aanpassing vande route slingerenden we door de buitenwijken van Vielsalm omhoog, uiteindelijk de bossen in. Een half uurtje later echter kwamen we via een indeuking in het landschap bij de Bèche, een beekje van niets, maar toch schilderachtig genoeg voor een korte eetstop. Nu opnieuw en langduriger de bossen in. Het pad bracht ons bij Commanster, voorlopig het laatste Franstalige plaatsje. Hier dronken we koffie (€ 3.=) en aten we “pain” (€ 2.=) Na nog wat bos gingen we de Ardense hoogvlakte op, via Braunlauf (met beekje). Vanaf hier waren de wegaanwijzingen inderdaad in het Duits, bijvoorbeeld de mededeling dat de doorgang verboden was bij sneeuw en gladheid. (Daar hebben we ons strikt aan gehouden.) We zochten er tevergeefs een koffietentje. Tijdens één van de stops hebben we de tent laten drogen.

Het werd warm en eigenlijk ook saai: veel asfalt; we spraken er zelfs over om maar te stoppen, maar op dat moment liet zich een rode wouw zien, en dat gaf de burger(s) weer wat moed. Voldoende om Burg-Reuland te halen? Nou, niet voor mij: ik weet niet of het met mijn kleine tenen te maken had, maar zo rond half vijf zat ik erdoor en was ik maar wat blij met de eerste het beste overnachtingsmogelijkheid, waarbij ik er inderdaad niet aan moest denken dat we, bij een Vielsalm-achtige situatie, eventueel weer terug zouden moeten.

Hof Burg-Reuland was overigens een uitstekend en niet duur hotel (€ 110.10 voor DP), waar we een verkwikkende nachtrust hebben genoten. Maar natuurlijk werd e.e.a. voorafgegaan door een Humpen (400cc) bier en een cola.

Het was een lange tocht (26,3 km) die slechts vanwege het hoge tempo (5,3 km/h) een redelijk beperkte loopduur (op 1 minuut na 5h) kende.

En dan, ja die (kleine) tenen van mij waren inmiddels van vervelende blaren voorzien, die (later) zijn gaan smetten. Daarvoor moest ik ze wel (verder) openen, hetgeen ertoe leidde dat de huid daar volledig verdween. Met regelmatig hansaplasten en zoveel mogelijk drooghouden is daar (ongeveer halverwege de vakantie) een stevige hoornlaag ontstaat, waarna er pijnloos verder gelopen kon worden.

We waren deze vakantie gestart met een experiment wat de rugzakken betreft: die van Jacomine is groter en, zonder inhoud, ook zwaarder. Reden voor mij om ze uit te wisselen opdat we zo gemakkelijk mogelijk naar draagkracht belast konden worden. Jacomine vond dat, dat uitwisselen dan, al lopend, toch niet zo’n goed idee. Terwijl ik geen verschil tussen mijn en haar rugzak kon vaststellen, vond zij die van mij een stuk minder goed te dragen. Dat overcompenseerde het gewichtsverlies. Deze avond zijn we bezig geweest met het herbepakken: Jacomine de kleding en de tent, ik de rest. Hierna hebben we beiden met veel plezier onze eigen last gesjouwd.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

< Home >

 

Maandag, 18 juli 2005 : Hof Burg-Reuland – Rodershausen (Camping « Vallée de l’Our »)

De volgende ochtend rustigaan opgestart. Eerst rond het hotel, door de tuin met vijver wat gelopen en in het zonnetje gewacht op de start van het PD. Daar een praatje gemaakt met een Belg die zijn vakantie al jaren in dit idyllische oord doorbracht. Tot nog een foto van de achterzijde van het hotel genomen; het openstaande raam toont onze kamer. Niet te zien is dat onze schoenen traditioneel in de vensterbank staan. Bij alle foto’s in alle hotels is daar overigens wel naar gestreeft.

 

H-R Hof Burg-Reuland

 

Na onze start heeft Jacomine de gelegenheid gekregen om Burg-Reuland uitgebreid te bezichtigen: ik kreeg ons maar niet op de route. M.n. pal na het dorp het bijna echt fout en liepen we zeker een ½ km op de GR56, een rondwandeling rond Sankt-Vith: in het totaal wel 1½km extra gelopen. Snel klommen we uit het dorpje en bijbehorend dal, om al slingerend uiteindelijk bij het Wad in de Federbach te komen. (Een wad blijkt in België een voorde te zijn.) Even later stipten we Luxemburg even aan: het zag er goed uit, maar ons doel was Peterskirche-Ouren, waar we de vertrouwde wit-rode markering voor het eerst zagen overgaan in gele bollen. Tien minuten later passeerden we de Ourenbrug, het Europamonument en het drielandenpunt: we waren in Luxemburg en liepen langs een schitterend diepuitgesneden Our-dal, eerst langs een asfaltweggetje waar we af en toe automobilisten de ruimte moesten geven, maar toch uiteindelijk over smalle paadjes slingerend tegen de schuine helling van het dal liepen. Het is geen toeval dat onze loopsnelheid deze dag nogal wat achterbleef bij die van de vorige dagen. Het was ook een lange dag: Om 17.10h vroeg Jacomine waar de camping bleef. Ik kon er alleen maar op wijzen dat de Dasbourg-brug aangaf dat de camping spoedig moest komen. Dat duurde toch nog een km of 2. En, ironisch, ja we hebben dat stuk na het opzetten van onze tent nog een keer gelopen, om te kunnen eten, en … omdat ik niet te stuiten was èn er een evidente regendreiging was, heb ik dat nog een keer gedaan om de tent te kunnen sluiten (en dat bleek geen slecht besluit).

 

Goed, op deze camping konden we onze tent bij de rivier zetten, was er een kampwinkeltje met aardige, oude mevrouw. Waarbij bleek dat haar Nederlands sprekend vermogen veel minder was dan de internet-informatie ons wilde doen geloven. Verder was het er goedkoop: € 11.50

Bij Dasbourg-pont (eten: : ±€ 30.=; zoals gezegd: 2 km heen en weer, maar als je de tent hebt later openstaan, verdubbel je dat natuurlijk) zat een Nederlands echtpaar, waarvan de man een motoragent bleek te zijn. Zij kwamen hier al jaren, maakten min of meer deel uit van de gemeenschap en dronken genoeg om een gevaar op de weg te zijn. We gingen, ondanks de opnieuw optredende regendreiging dan ook maar liever lopend terug. Die dreiging ging die nacht over in stortbuien. De buitenkant van de tent was echt natter dan de binnenzijde en heel wat niet al te essentieel materiaal was vochtig tot drijfnat.

Overigens: lange tijd is dit, met 27,7 km, onze langste etappe geweest. We hadden hiermee die van gister (26,3) overklast.

 

 

 

 

 

< Home >

 

Dinsdag, 19 juli 2005 : Rodershausen – Obereisenbach (Camping « Vieux Moulin »)

De volgende ochtend vroeg uit de veren, het was namelijk even droog (“droog”??), en we vertrokken met grote plannen: Wie weet was Vianden te bereiken.

Via Rodershausen en een route-omleiding (we kregen – in de regen – te zien wat het alternatief was geweest: niet aanbevelenswaardig) stegen we stevig. Opnieuw was een route-omleiding, maar vanwege de regen was het moeilijk om die op de kaart te reconstrueren. Na een stop langs de N10 kwamen we op een paadje dat de kam van een heuvel aanhield; er ontstond bij ons beiden geleidelijkaan toch een GR-gevoel en toen, om 9.13h, ging Jacomine door haar stok heen, of gleed die weg (of zo). Zij landde op haar rug, maar wist haar gewicht (incl. rugzak) stevig op haar linkerenkel te laten rusten. Dat, bleek uit haar gezichtsgrimas, was pijnlijk. Gelukkig echter kon ik constateren dat ze op de kam bleef liggen; er (zijdelings) afrollen zou voor meer problemen hebben gezorgd. Na enige controle konden we verder en toen we vijf minuten later een openbare picknick/kampeerplaats tegenkwamen gingen we welgemoed aan het uitpakken van het natte spul; er was voldoende zon om het (langzaam) te drogen.

 

Het drogen van de spullen

 

Verder dronken we zelfbereide koffie. Pas om 11h gingen we verder. Na drie kwartier en al heel wat gestop onderwijl was het wel duidelijk: de enkel kon vandaag geen belasting meer verdragen. Dus, hoewel juist Niedereisenbach gepasseerd was, daalden we daarnaar weer af en liepen verder terug naar de camping bij Obereisenbach. De dichtstbijliggende camping “vooruit” lag overigens op zo’n 6 km, dat was dus geen optie. (Eigenlijk was dat camping nr.2 alweer, een eerdere nam (naar bleek) geen gasten (meer) op.) Ach, deze was ook wel wat desolaat en de koffie niet lekker en duur). We hebben hier heel wat niet-geregistreerde meters gelopen; achteraf kom ik op 2 km uit; ons lage tempo (3,7km/h) moet gedeeltelijk hierdoor veroorzaakt zijn. We hebben ons daar overigens vast geïnformeerd over de mogelijkheid om via een bus naar Nederland terug te keren.

Camping “Vieux Moulin” was wat zijn naam aangaf. Hier hebben we de slaapzakken en andere zaken verder weten te drogen. Een aardig Belgisch stel stelde ons hun (reserve) tuinstoelen ter beschikking en zo kon Jacomines enkel tot rust komen.  

De enkel op de camping in Overeisenbach

 

We aten op de camping, onze totale kosten waren € 47.20 ("DP").

 

< Home >

 

Woensdag, 20 juli 2005 : Obereisenbach – Vianden (Hotel "Orangienburg")

Ja, het was te proberen: er waren voldoende overnachtingsmogelijkheden “vooruit” om eens voorzichtig te kijken hoe het zou gaan. En zo liepen we het stuk door Niedereisenbachen het sterk klimmende paadje daarna voor de tweede keer. Jacomine wilde dat laatste graag vervangen door de naastlopende asfaltweg. Daar was ik mordicus tegen, niet alleen omdat dit een flink stel onnutte, saaie extra meters zou opleveren, maar ook omdat daardoor de essntiële test voor de enkel veel te lang zou worden uitgesteld en dan (mogelijk) ver weg van bus-mogelijkheden. Even door 11h kwamen we langs Gemünd, waar we een echt Duits kopje koffie hebben gedronken. De camping daar was niet nodig, de enkel hield zich goed. Het type parcours van gister en eergister werd ons weer geboden en dat was ons een plezier. Zo passeerden we Stolzembourg (in een eetcafé een heerlijke omelet) en Neklosbierg. Dat laatste staat eigenlijk voor Nic(o)laasberg, gelet op de Franse naam (Mont Saint Nicolas). In feite is hier sprake van een enorm spaarbekken waaruit water een krachtcentrale instroomt. Om enigszins begrip voor deze situatie te krijgen, heb ik de 139 (?) treden beklommen. Reden voor het maken van een foto was er niet en na terugkeer beneden ging het om het reservoir heen en uiteindelijk weer de bossen in. Hier passeerden we het uitzichtspunt “Victor Hugo” (toch niet zo’n goed nachtonderkomen als mij was voorgehouden door Vincent en Jeanette), de stoeltjeslift (ook voor Jacomine geen excuus om even het lopen te staken) en (in Viandens bovenstad) de jeugdherberg (die echter alleen dortoirs bleek te hebben die al vol met mannen lagen. Kortom, op zoek naar het eerste, maar liefst ook het beste hotel, hetwelk wij vonden in Hotel "Orangienburg" ( € 80.= voor overnachting en PD en € 7.80 voor een pilsje en een glaasje Jägermeister; ja, dat spul is duur). De menulijst zag er eveneens duur uit èn we waren nog vol van de eerder genuttige omelet. We kozen er dan ook voor om in La Tourelle (een soort café/snackbar) voor € 18.50 frites e.d. te eten. Daarna zijn we de benedenstad ingewandeld, tot over de Our-brug en vervolgens, via het Rathaus, weer terug naar het hotel.

 

RathousSlot

 

Het weer is die hele dag wat druilerig geweest. De dag kenmerkte zich door een voor deze contreien extreem hoogteverschil: we waren 1120m gestegen en 1082m gedaald, ongeveer 8% van de hele vakantie.

 

 

 

 

 

 

< Home >

 

 

 

 

Donderdag, 21 juli 2005 : Vianden – Diekirch (Hotel "Star"/Restaurant "Galaxy")

Na het verlaten van het hotel ging het weer omhoog, langs de jeugdherberg, en daarna liepen we eerst nog over asfalt langs een uitzichtpunt om vandaaruit nog eens de stad te kunnen overzien. Hierna werd er weinig vermeldenswaard gepasseerd. Na Bettel werden we op een soort fietspad gedropt dat slechts als weinig enerverend genoemd kan worden. Alleen het pad door het Kirche/Kuerdeboesch was van enige schoonheid. Jacomine begon toch steeds meer problemen te krijgen, niet zozeer met de enkel; nee, alles deed haar in meer of mindere mate pijn. Ambieuze plannen om vandaag Beaufort nog te halen, konden wel in de ijskast. En toen we op de brug naar Gilsdorf stonden was de beslissing snel genomen: we zouden Diekirch inlopen op zoek naar een van de ongetwijfeld aanwezige hotels. (NB. de –vooral stacaravan- camping kwam gelet op de regendreiging niet werkelijk in aanmerking)

Om een lang verhaal kort te maken: er zouden 4 hotels in Diekirch zijn. Twee hebben we er, ondanks navraag bij twee dametjes, niet weten te vinden, één was zo dicht als Bellevue in Vielsalm (weet je wel, dus ècht gesloten, klaar, af). Zo restte slechts Hotel "Star"/Restaurant "Galaxy" dat een weinig uitnodigende indruk maakte, maar uiteindelijk (ook wat de maaltijd betreft) best voldeed (€ 121.40 DP). Voor zover we konden vaststellen waren er geen andere gasten. Het is o.i. dan ook de vraag hoe lang er nog een hotel in Diekirch zal zijn.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

< Home >

 

 

 

 

Vrijdag, 22 juli 2005 : Diekirch – Berdorf (Hotel "Knippen")

Drie kwartier na ons vertrek uit het “Star”-hotel waren we op het punt waar we de route weer konden oppakken. Een regenpakpauze in Gilsdorf onderbrak onze poging zo snel mogelijk weer onder de bomen, in het Biche- en Gemengeboesch te zijn. Dat was een mooi stuk, maar niet om te fotograferen (nl. donker en nat). Bij het verlaten van het bos lag ons eerste doel (Eppeldorf) al duidelijk voor ons, maar twee dwarse dalen zorgden ervoor dat we een uur nodig hadden om het te bereiken. Ergens daar langs de weg hebben we een dode das zien liggen.

In Eppeldorf aankomend hadden we mazzel: de SRV-man kwam langs. Dat was daarom zo aardig, omdat we hadden gehoopt in Gilsdorf wat inkopen te kunnen doen, maar daar was alles gesloten of dicht. Na een eetpauze maakten we ons op voor Beaufort, alwaar we tegen half twee bij de Auberge “Rustique” die zich speciaal leek open te stellen voor GR5-ers (de enige keer op dit deel van de route, maar de –Poolse- kelnerin wist van niets, hoewel: de Tatra was ook heel mooi [daar kwam ze namelijk vandaan]), koffie dronken. Vervolgens langs de burchtruïne. Hier werden de gele bollen van het “sentier nord” vervangen door gele rechthoeken. En vervolgens begon een stuk parcours dat het fraaiste uit onze hele vakantie is geweest: ik ben maar blijven fotograferen. Volgens de loopgegevens liepen we hier niet erg snel (4,3 km/h), maar dat moet deels door het fotograferen en deels door het feit dat het een sterk kronkelend pad was, zijn veroorzaakt.

 

 

Na verloop van tijd kwamen we toch weer even op een autoweg, waar we de camping Zelig aantroffen; wat morsig, net voldoende om wat cola te drinken en een plasje te laten.

Na een schitterend stuk langs de Kasselt (uitzichtpunt), de Sieweschloeff en de Reiberhiel (vraag me niet wat dit allemaal betekent) kwamen we op de weg naar Berdorf, waar we om 17.20h binnenliepen en deze monsteretappe besloten door te kiezen voor Hotel "Knippen". En, dat was een uitstekende keuze!

Een professioneel aardige, maar dan ook wel zeer aardige, vrouwelijke gerant deed ons voor DP kiezen; een goede keuze. Een uitstekende kamer met schrijfzitje en een kopieus diner, waar je wat de soep betreft, mocht bijscheppen wat je maar wilde en dat alles voor € 127.20. Tijdens en na het eten nog wat met enkele Vlaamse buren zitten kouten.

Opvallend was verder dat het, op de kok na, in zijn geheel een vrouwenbedrijf was.

Ook ontbreekt hier de overmijdelijke buitenfoto, met openstaand raam waarin de schoenen, weer niet. Let op, de serre was gesloten, maar kon open zijn; een schitterende ambiance.

 

 

 

< Home >

 

Zaterdag, 23 juli 2005 : Berdorf – Born (Hotel "Chez Jean”)

Tegen negenen was het tijd om te vertrekken. Na een klein stukje over de velden, kwamen we in de volgende gorges, met namen als Noullay en Perekop en Gorge du Loup.

 

 

In feite liepen we langs de Aesbech (en na verloop van tijd langs de drukke verbindingsweg tussen Berdorf en Echternach). Het parcours werd dan ook geleidelijkaan minder indrukwekkend.

Een stevige afdaling bracht ons in Eisenach, waar we in een drukke winkelstraat een terrasje zochten voor een kopje koffie en later wat broodjes kochten.

 

 

Vervolgens staken we door de stad naar de rivier die we vervolgens meer dan drie km volgden. Aan de andere oever lag de camping, onafzienbaar. Wij werden hierna langs beboste heuvelkammetjes geleid met namen als Beerwenkel, Howelekslach. Stukjes die blijkbaar te hoog, te schuin of te onvruchtbaar waren voor ontginning. In het tweede geval miste ik het merkje, waardoor we langs een graanveld kwamen te lopen. (Bedenk overigens dat het merksysteem in Luxemburg niet toestaat richtingwijzigingen aan te geven.) Het weer was enerzijds warm, zelfs broeierig, maar anderzijds toch nog altijd met regendreiging.

Via Rosport (stevig klimmen, daarna door een groot park dat aan Henri Tudor gewijd was, niet een koningszoon, maar de uitvinder van de welbekende Tudoraccu’s.) en Girsterklaus (waar we bij het kerkje een goed zitten hadden en een heuse bron; en dat was maar goed ook want het café was niet open tussen 14.00 en 16.00h) kwamen we via een steile route-afwijking in Born aan.

 

 

Hier bevond zich Hotel "Chez Jean", waar we voor € 110.50 (DP) uitstekend terecht konden. Onze kamer lag (gelukkig, de N10 is – ook ’s nachts – redelijk druk) aan de achterzijde. Ook deze lange dag had, om dezelfde reden als gister, een laag (nu zelfs wel zeer laag) gemiddelde: 3,7 km/h. Daarnaast was het doorlopen van een stad natuurlijk niet iets wat het tempo ten goede komt. Verder liep Jacomine ook al niet zo lekker. Leek het in eerste instantie dat het hotel maar nauwelijks klandizie had, tegen de avond bleek waar het vooral zijn naam aan dankte: het stroomde vol met mensen die van de maaltijd kwamen genieten, het was weekend, hè. Overigens waren de eigenaren niet te benijden: hun kind was lichamelijk en geestelijk zwaar gehandicapt.

 

< Home >

 

Zondag, 24 juli 2005 : Born – Potaschberg (Hotel "Simon's Place")

Een bijzondere dag, natuurlijk voor de derde achtereenvolgende dag 6h looptijd en natuurlijk, hij was lang, maar daarin zat het toch allemaal niet. Binnen een uur miste ik een afslag. Al zoekend kwam ik later wel weer op de route, maar dat moet (naar wat uit latere gegevens bleek) een verouderd deel zijn geweest. Toen ik dan ook weer terugkwam op de nieuw-bemerkte, koos ik, om voor zich logische redenen, de verkeerde looprichting, waarna we dan ook alsnog in Moersdorf aankwamen. Hier een cafeetje voor wat koffie opgezocht, om daarna, pad tegen half twaalf verder te gaan. Om te voorkomen dat we wel erg veel extra km’s zouden moeten maken, koos ik nu voor een afsnijding die zo snel mogelijk naar de A48 leidde. Helemaal vanzelf ging het niet, maar na een uur waren we de weg ruimschoots gepasseerd. Naar ons gevoel heeft dat veel langer geduurd. Het viaduct waar wij onderdoor gingen, heb ik “op de gevoelige plaat” (bedoeld is natuurlijk: “op het digitale geheugen”) vastgelegd.

 

 

Onze belevenissen waren nog niet voorbij: na het passeren van Wasserbillig en (opnieuw) de A48, kregen we tot twee keer toe een route-omleiding. (Inmiddels waren we de eerste wijngaarden gepasseerd, we kwamen in een ander landschap.)

In de bossen bij de Slaambach kwamen we nog langs een abri. Daarna gingen we bij de beek omhoog en daarna er weer even fraai bij omlaag, dat schoot niet op, maar was wel volgens de markering. Tenslotte bereikten we Machternach. Hier zou een cafeetje zijn; mooi niet dus; althans: gesloten. Ook het Chinees restaurant was redelijk dicht. Voor Jacomine was een en ander reden om eens naar huis, naar Jildau te bellen. Dit vanuit een telefooncel, omdat er vanuit Luxemburg niet zo maar te mobielen valt. (Natuurlijk we hadden het slimmer kunnen aanpakken; als we ontdekt zouden hebben dat er ons een smsje was gestuurd en als we ontdekt hadden dat dit niet alleen maar een welkoms-smsje was zoals dat bv. op de Canarische eilanden of Samos wordt verzonden, dan hadden we vast wel contact opgenomen met de Vodafoon-vervangende provider en kunnen bellen, maar nu kregen we steeds een mevrouw die ons vertelde dat we voor een gesprek eerst contact met Vodafoon moesten leggen. Maar ja, dat kon nu juist niet.)

De volgende plaats die we (om 16.25h) bereikten was Grevenmacher, een naam die lang in ons geheugen gegrift zal blijven. Jacomine vond het wel welletjes voor vandaag. Geen probleem, er was immers, meldde de “handleiding” een hotel. Vragen daarnaar lag voor de hand, maar leverde bij de plaatselijke jeugd, een stel Portugese gastarbeiders en een stel Luxemburgse vrouwen tenslotte niets anders op dan dat er 3 km langs de N1 (richting A28 en dus druk) wel een hotel zou zijn. In twee fasen zijn we daar tenslotte op afgegaan. De regen, die bij Machternach zachtjesaan begonnen was, begon steeds feller te worden. Ironisch was dat we pal voor wij ons doel bereikten, aangeschoten werden door een automobiliste. Ik dacht nog even dat ze ons een lift wilde geven, maar nee hoor, of we haar konden vertellen waar ze was?

En toen doemde het hotel voor ons op: "Simon's Place". In eerste instantie kon ik de ingang niet vinden en stond op het punt in het bijbehorende restaurant om advies te vragen, toen Jacomine de oplossing zag. Snel naar binnen in de hoop dat er kamerruimte was. Die was er en dat was niet zo gek: € 140.= (+PD). En of we maar meteen wilden betalen, creditcard of baar. Jacomine smeet deze vriendelijke receptionist het geld (bijna) in het gezicht. Maar hij was nog niet klaar: of we maar meteen het formuliertje wilden invullen. Mijn bijdrage uit de discussie bestond eruit dat het vast niet gek was wanneer we eerst de kamer eens gingen bezichtigen. Daarna zou ik hem het velletje wel eens komen brengen. Dat kon hij niet weigeren en zo gingen we met onze digitale sleutel naar boven, waar we weer even moesten leren dat je die sleutel ook voor het licht nodig hebt. Uitpakken, wassen, drogen en het verplichte velletje invullen. (Ja, dat hadden we in Luxemburg praktisch overal meegemaakt, dat je je naam, nationaliteit en paspoortnummer moest opgeven, tezamen met de naam van je ega.) Toen ik het beneden inleverde, had de knaap inmiddels bedacht dat zo’n ding ook voor Jacomine moest worden ingevuld. “Sie sind ganz unik!” beet ik hem toe en vulde het formuliertje ter plekke in, met (haar) handtekening en al.

De beheerder vond het blijkbaar toch wat al te dol; hij kwam me melden dat wij onze kleding wel in de wasdroger mochten stoppen. Hoe vriendelijk ook, dat was bij ons extreem snel drogend spul geen goede optie, moest ik hem meedelen.

Die avond hebben we in het bovengenoemde restaurant voor € 39.60 schnitzel e.d. gegeten. De kelnerin en de hotelbeheerder hebben me die avond aan alle Luxemburgse €-munten geholpen. Overigens ben ik van de weeromstuit vergeten van hotel en kamer een foto te maken.

 

< Home >

 

Maandag, 25 juli 2005 : Potaschberg – Remich (« Auberge des Cygnes »)

De volgende ochtend een voortreffelijk PD verwerkt, in aanwezigheid van een tweetal personeelsleden van het vertegenwoordiger-type, dat ons geen boeh of bah wist toe te voegen. Dat PD was dan eindelijk toch iets bijzonders aan Simon’s Plaza, want verder vonden we de prijskwaliteitsverhouding meer dan mager; we hebben heel wat betere kamers voor een aanmerkelijk lagere prijs gehad. Het enige wat we in dit hotel extra kregen waren muggen. Jacomine had daar overigens veel meer last van dan ik.

Even voor half negen vertrokken we, zo kort mogelijk langs de N1. Op een cantonale weg probeerde ik, zoals zo vaak in Nederland, tegemoetkomende automobilisten tot (terug)groeten te bewegen. Nou, dat ging op de manier die je in Luxemburg zo geleidelijkaan wel verwachtte.

Na zo’n 3½km kwamen we vòòr Machtum weer op de route. Daar heb ik bij een uitzichtspunt een paar foto’s van de Moezel gemaakt. Daarna hebben we urenlang door de wijngaarden gelopen. Daar waar we officieel langs de bosrand zouden moeten lopen, hebben we i.v.m. de wens de was zo snel mogelijk te drogen, een wat lagere route gekozen. Eén van de mirador-foto’s geeft mooi aan hoe Jacomine door het leven gaat als mobiele wasdroger.

 

 

Al doende passeerden we Ahn. Hier op het terras van een cafeetje wat koffie gedronken. Vervolgens draaiden we om Wormeldange en liepen door Wormeldange-Haut en Ehnen.

Daar hebben we langs de Moezeloever gepauzeerd, aangestaard door een groot aantal bejaarde toeristen die achter glas van hun jaarlijkse uitje aan het genieten waren. Maar ook de Ehnense vrouwen maakten een stugge indruk, veel reactie kregen we niet op ons groeten.

Even buiten Greiveldange en later in Stadtbredimus hebben we weer even gepauzeerd. Eenmaal in Remich was het langs de boulevard struinen om in het centrum te kunnen kiezen uit de diverse hotels. Het werd, mede vanwege het voedselaanbod, Auberge des Cygnes, die ons voor € 111.30 (DP) een uitstekend verblijf wist te leveren.

 

 

< Home >

 

Dinsdag, 26 juli 2005 : Remich – Mondorf-les-Bains (Hotel "Gui Lin")

De volgende ochtend eerst wat broodjes gekocht en vervolgens bij de apotheek langs. Jacomines huid was wat bont geworden en een beetje hydrocortison zou wonderen doen. (En dat deed dat ook, bleek achteraf.) Degene die haar hielp was uiterst beleefd, maar overige aanwezigen in de zaak hadden het over en niet tegen ons, in het Letzeburgs. Dat klonk niet echt vriendelijk.

De vraag is overigens wat we hier spraken. Wel, in Grevenmacher sprak ik tegen de receptionist Duits, de eigenares van Auberge des Cygnes was Franstalig en kon weinig met het Duits. In de apotheek spraken we ook Frans, mogelijk als gevolg van het daarvoor kopen van een stel “pains” bij de “boulangerie”. In deze periode gingen we geleidelijkaan van het Duits weer op het Frans over.

Vervolgens liepen we opnieuw langdurig door de wijngaarden, waarbij we een stop maken op een parkeerplaats/uitzichtpunt. Enkele minuten na vertrek ontdekte ik mijn stok te hebben laten staan. Hij was niet meegenomen door het Nederlandse kamper-stel dat daar tegelijkertijd met ons een pauze vierden. We gingen verder via Wellenstein (koffiepauze), de St.Donatiustrap (met 591 treden) bij Wintrange (cola-pauze) en bovenlangs bij Remerschen, waarbij we dus Schengen, van dat beroemde akkoord, links lieten liggen.

Aldaar hebben we geruime tijd met een tweetal uiterst aardige wegwerkers/hoveniers gebabbeld. Aardige Luxemburgers? Nee, gelet op hun autonummerbord (en hun opmerkingen) bleken het Fransen te zijn.

Inmiddels gingen de gele rechthoeken over in gele bollen en verlieten we het Moezelgebied om het graanlandschap van Zuidluxemburg (en het “Sentier du Sud”) in te gaan. Dat eigenlijk al meteen mis (in Elvange). De route leek in zuidwestelijke richting te lopen, maar met (te) weinig markering. De in het boekje weergegeven route was (gedeeltelijk) onleesbaar gemaakt. Toen ik een boer (“grandpère”) vroeg of dit pad (toch) naar Mondorf voerde, zei hij “ja”, ongetwijfeld om ’s avonds in de kroeg met veel leedvermaak te kunnen vertellen hoe hij een stel van die stomme toeristen om de tuin had kunnen leiden. Er zat na terugkeer weinig anders op om nu te proberen zo snel mogelijk naar Mondorf te gaan en via een landweg, de “Cantonal” en de N16 kwamen we even door drieën in Mondorf aan. Een idee over de oorzaak van onze problemen hadden we nog niet.

Jacomine zat erdoor heen; voor haar vandaag geen Frisange (een volgende 6½ km) meer. Nu is Mondorf een zeer in trek zijnd kuuroord en studie van de prijzen van de Luxemburgse hotels (in “Simon’s Plaza”) had mij van de extreme prijzen van de plaatselijke hotellerie overtuigd. Toen dan ook bleek dat het Chinese restaurant Lui Gin voor een redelijke prijs overnachting bood (en de mogelijkheid eens te Chinezen) was de keuze snel gemaakt.

Het was geen schitterend hotel, met douche en toilet op de etage, maar de prijzen waren daar dan ook aan aangepast: € 65.= (+PD) + € 45.60. Na instaleren hadden we de gelegenheid om een deel van de oorspronkelijk route (door het kuuroord) in omgekeerde volgorde te volgen. Ook bezichtigden we het plaatsje Mondorf, niet te verwarren met Mondorf-les-Bains: in totaal 3 km.

’s Avonds, tijdens onze maaltijd, schoof een Luxemburgse dame (kurende onderwijzeres) bij ons aan tafel aan, en wisselen we wat gevoelens rond Europa uit (Zij had in tegenstelling tot haar man, met de daarbijbehorende wrijving, “nee” gestemd) en bespraken de integratieproblematiek, die zich in Luxemburg voordoet rond de geïmmigreerde Portugezen. Daar is het zo dat men thuis Luxemburgs spreekt, vervolgens tamelijk moeiteloos op de basisschool Duits leert (de verschillen zijn immers klein), waar de middelbare school dan het Frans bijbrengt. Voor Portugezen ontbreekt echter die Germaanse basis, waardoor ze min of meer buiten de gemeenschap blijven staan. Daar staat tegenover, brachten wij in, dat zij toch in ieder geval één historie en één religie deelden, waardoor de wederzijdse “herkenbaarheid” toch gemakkelijk groter kan zijn dan die t.o.v. Turken en Marokkanen. Hoe dan ook; een prettige avond met een, jawel, vriendelijke Luxemburgse.

 

< Home >

 

Woensdag, 27 juli 2005 : Mondorf-les-Bains – Dudelange (Hotel "1900”)

Het PD van de volgende ochtend was werkelijk te dol voor woorden. De zoon van de eigenares moest er klaarblijkelijk voor zorgen. Naast een stel verwoede kettingrokers werden we aan een carrousseltafel geplaatst en daarop het minimale van wat je bij een PD kon verwachten. We hadden meer dan gebruikelijke haast om weg te komen. Om kwart voor negen verlieten we de zaak. Rond negen uur passeerden we (deze vakantie voor het eerst) de Franse grens, nota bene bij het plaatsje Altwies. Daar kwamen we een Française tegen die ons, ongevraagd “Une bonne promenade” toewenste. Voor het eerst in tijden, om te zoenen.

Toch vond Jacomine het nog geen tijd om, zoals zij zich eerder al had voorgenomen, “Vive la France” te roepen. Daarvoor dienden we Luxemburg echt te verlaten. Al heel gauw deed ik daar een verwoede poging toe. Op de een of andere manier misten we een merkje, waardoor we veel langer in westelijke richting doorliepen dan eigenlijk van de “handleiding” moest. Het was een fraai veldpad en leek de officiële route in korte tijd te zullen gaan snijden. Twee zaken voorkwamen dat: in de eerste plaats een muur die wij verder in zijn totale lengte, aan een akkerrand, naar het noorden volgden. Hierbij kwamen we langs een aan het werk zijnde agrariër die overigens geen kwaad in onze onderneming (b)leek te zien. Uiteindelijk bereikten we een pad dat naar het oosten liep en uiteindelijk de route aansneed. Deze nu verder naar het noordwesten volgend werd duidelijk wat de tweede reden was waarom onze westelijk georiënteerde route-afwijking de route nooit gesneden zou hebben. Er was een route-omleiding die ons door Aspelt bracht. De oorzaak van deze omleiding (en ook die van gister) werd nu duidelijk: er was een grote autoweg aangelegd, waar we nu overheen werden geleid.

 

Het weggetje waarover we nu liepen was om twee redenen interessant: in de eerste plaats was er op gegeven moment een situatie waarin je een Luxemburgse windmolen en zonnecollector èn de vier koeltorens van een Noord-Franse kerncentrale tegelijkertijd in beeld had. Ik kreeg het helaas niet tot een fraaie fotocompositie samengesteld.

 

 

De tweede reden was dat we weer met wegwerkers te maken kregen. Het leek wel of zijn de weg speciaal voor ons asfalteerden. Wij probeerden zo snel mogelijk uit de stank weg te komen, die arme knullen hingen er de hele dag met hun neus pal boven.

Met een boog om Frisange heengaand, liepen we op Hellange af. Hier zouden we eigenlijk via de “buitenwijk” moeten lopen, maar onze zucht naar koffie deed besluiten door het “centrum” te gaan. Natuurlijk zonder resultaat, het café was stevig dicht. Zo kwamen we overigens wel in de problemen. Plotseling kwamen we een merkje “terug” tegen in de vorm van een driehoek. Jacomine dacht dat we terug moesten en ik dacht dat we niets met dit merkje te maken hadden, in de handleiding stond immers: “Zowat 75m voorbij de oude watertoren en even vòòr de oprit van de autosnelweg linksaf. De bewegwijzering met gele bollen wordt van hier af vervolledigd (cursivering van mij) met gele driehoeken van het nationale wandelpad “Sentier du Sud”.” We moesten dus eerst nog even door, tot voorbij de watertoren. Alsdus doende bleek al snel dat er daar geen markering te vinden was, maar wel de weg zoals hij op de kaart stond …. tot de enorme bouwplaats van een nog aan te leggen viaduct over de eerder reeds ontmoete nieuwe autoweg. Ik ging vooruit om de aldaar actieve wegwerkers te vragen of we verder mochten en konden. Het mocht en kon, VTT-ers deden het ook, je kwam zo, vast wel, in Dudelange.

Aldus doende, kwamen we weer eens op een mooi stukje traject waar we eerst op (blijkbaar) oude markering liepen, maar na enige tijd kwam zelfs de officiële route-omleiding van links bij. Blijkbaar hadden we bij Hellange de weg moeten dwarsen en schuinlinks naar het zuiden moeten gaan. Jammer dat geen enkel merkje ons dat voorstelde.

Zodra we de Cantonale weg (CR161) aansneden, besloten we deze te volgen naar het centrum van Dudelange. Een ander nachtonderkomen was immers niet meer haalbaar en de hotels die ik voor deze gemeente op mijn lijstje had staan zouden vast niet in de deelgemeente Burange te vinden zijn. Hierbij bleven we overigens wel de Cremer-doctrine getrouw: “Een eventuele aanpassing van de route mag nooit de opzet hebben deze in te korten.”

In het centrum van Dudelange passeerden wij een van de hotels die ik op mijn lijstje had, maar had het wel erg veel weg van de kwaliteit van “Gui Lin”, reden om op een terrasje tegenover de (schitterende) kerk eens te overdenken wat te doen en (tegelijkertijd) wat aan vochtinname te doen. Wat rondlopend ontdekte ik plotseling dat we op het terras zaten van een van de andere hotels op mijn lijstje, en hiertegen waren geen bedenkingen. Ook de prijs kwam overeen met wat mij daarover bekend was en zo aten en sliepen we die avond en nacht in Hotel "1900” (€ 68.= (+PD) + ± € 30.= voor de eenvoudige, doch voedzame maaltijden die we bestelden, resp. een pasta en een salade met frites).

We hebben, voor we (aan de achterzijde van het hotel; geen uitzicht, maar wel rustig) ons te ruste legden, nog wat, ±1 km, in de stad rondgelopen.

 

< Home >

 

Donderdag, 28 juli 2005 : Dudelange – Fontoy/Knutange (Hotel « Remotel »)

Na een goed verzorgd PD verlieten we rond 8.00h het hotel om een half uur later de officiële route weer op te pakken. Hierna gingen we in, gemiddeld, zuidwestelijke richting verder. Jacomine wilde geen aanpassingen van de route meer, daar hadden we nu voldoende leergeld voor betaald. Toch maakte ze geen bezwaar toen ik haar, op zoek naar koffie, door Tétange leidde. De eventuele frictie met de Cremer-doctrine werd ongedaan gemaakt door het grotere hoogteverschil waarvoor we hierdoor kozen. Tegen half tien bereikten we de rand van het bos dat de grens van Luxemburg en Frankrijk markeerde. Het was het mooiste bos in tijden en dat moet er wel de verklaring van zijn dat Jacomine, toen we eindelijk weer witte-rode merkjes en een welkomswoord van de “Club Vosgien” tegenkwamen, een beetje hulp van mij nodig had, voor zij haar “Vive la France” uitte. Het arduinen blok, waarvan in de handleiding sprake was, hebben we overigens niet gezien.

 

 

Veel mensen kwamen we in eerste instantie niet tegen en er dreigde weer een bekend verschijnsel te kop op te steken: “We hadden allang naar rechts moeten gaan, zo komen we nooit in Eschange”, bromde ik. En we zijn er nooit aangekomen: de eerste van een groot aantal route-omleidingen in Frankrijk. Stellig ook te maken hebben met het feit dat er, gelet op de opmerkingen in de “handleiding” en de klachten van Vincent en Jeanette, nieuwe markering was aangebracht. En ze hadden het ook goed gedaan, d.w.z. met enige redundantie op plaatsen waar dat voor de hand ligt.

Enfin, i.p.v. Eschange kregen we nu Molvange te zien, maar er was de verrekijker bij nodig om dat, bij het verlaten van het plaatsje, vast te stellen. Ergens in dit gebied hebben we, voor het eerst deze vakantie, tweemaal een ree gezien.

Ik had Jacomine verteld dat we, als zou blijken dat Fontoy niet te bereiken was, twee mogelijkheden hadden: de gîte “Bois de la Côte” van de Club Vosgien, ergens langs de D14, of misschien, het gebouw dat op de kaart als “Bellevue Auberge” was weergegeven.

Even na twaalven kwam er een volgende route-omleiding: we werden, of we het wilden of niet langs de gîte van de Club Vosgien gebracht, maar dichter dan dicht kon toch echt niet. Blijkbaar was deze omleiding mede om een andere reden noodzakelijk: de D14 was allang geen departemental meer, m.b.v. een stevig hekwerk werden we meer dan een km van de weg weggehouden tot we bij een rotonde een zebra mochten gebruiken om over te komen. En daar stonden we oog in oog met Bellevue Auberge, dat tijdens het maken van de kaart waarop we liepen al geen auberge moet zijn geweest. Het Bellevue had je misschien als je er met je rug naar ging staan. Met wat klauterwerk kwamen we vervolgens via de D152e op een bosweg, maar niet zonder dat ons door de eerste Fransman die we dit jaar ontmoetten een “Bon voyage” werd toegeroepen, een knul van een jaar of achttien!

Ergens missten we een merkje en liepen ongeveer een km een eigen route. Nadat we deze weer hadden opgepikt, bleek dat we a.h.w. langs de achtertuinen van een stel bosrandbewoners van Algrange liepen. Eén ervan, een dame, meldde ons dat er een dag of vijf op ons vooruit, een tweetal mannen de GR5 aan het lopen waren. Als dat dezelfden waren die genoemd werden door de schoonmaakster van de Niedereisenbachcamping, dan hadden ze inmiddels een stevige voorsprong opgebouwd. Volgens haar lagen we toe nog maar een dag achter. Overigens, zei de Algrange-dame, lopen er veel mensen de GR5, vooral Nederlanders. Gezien hebben we ze niet. Wel kwam ons een drietal bromfietsers tegemoet, waarvan de voorste ons probeerde wijs te maken dat we ons wederrechtelijk op een parcours voor een bromwedstrijd bevonden. Dat maakte me een halve el langer: “Mais non, ceci est un parcours pour randonneurs internationales, pas pour motocyclistes, messieurs!"

Even verder passeerden we een Maria-grot, waarvoor, gelet op het groot aantal stoelen dat klaar stond nogal wat belangstelling bestond. Na nog wat op en neer hobbelen, bereikten we rond half vijf Fontoy in de hoop daar een hotel aan te treffen. Het eerste het beste café leverde de eerste de beste café-houdster, die een negatief antwoord op de vor de hand liggende vraag gaf. Maar ongevraagd gaf zij de suggestie de bus te pakken naar Knutange. Daar was een goed hotel, ze belde eventueel wel even. Na enig overleg aldus gedaan, d.w.z. biertje/colaatje, laten bellen, bus pakken en via een speciale stop van de buschauffeur uitstappen bij Hotel Remotel. Het zag er aan de buitenkant niet geweldig uit, maar haalde dat binnen ruimschoots in.

 

 

Er was goed, sjiek eten, e.e.a. in een meer dan redelijke prijs/kwaliteit-verhouding: € 119.80 (DP). (Maar ik zal nooit meer [kalfs]hersenen proberen te eten.)

 

< Home >

 

Vrijdag, 29 juli 2005 : Fontoy – Rombas (« Hotel de la Poste »)

Na het PD pakten we de bus naar Fontoy, maar niet zonder bij de bushalte uitgevraagd te zijn geworden door een stel dametjes dat wel eens wilde weten wat wij met zoveel bagage op de rug in hun streek te zoeken hadden. Na dat verteld te hebben en de ritprijs (net als gister € 2.60) betaald te hebben, werden we naar Fontoy vervoerd, waar we broodjes kochten en, met enige moeite, de route weer oppakten. Onze volgende halte was Neufchef waar we in een typisch mijnwerkerscafé ongevraagd “grand café” (à € 5.=) kregen. Na deze aderlating aten we de Fontoy-broodjes op een bankje bij het plaatselijk pleintje. Hierna, zonder veel wederwaardigheden, kwamen we in Rosselange, waar een ambitieus plan van wegvernieuwingen ons in de armen van een SRV-kar dreef. Daar moest eerst een paar kilo vlees van eigenaar verwisselen en (uiteraard) de nodige aandacht worden gegeven aan een kind dat zeer waarschijnlijk net een stevige chemokuur achter de kiezen had gekregen. Daarna sloegen wij (op beperkte schaal) in.

Vervolgens gingen we op zoek naar de, door al die wegaanpassingen, slecht vindbare routemarkering. Eenmaal aan de andere kant van het dal maakten we nog een eetstop, waarbij een beddenschot op twee grote stenen ons tot een zeer bruikbare zitplaats diende. Wat onbestemde geluiden van één (of twee) honden in de bosjes deed Jacomine besluiten weer eens verder te gaan, naar Rombas.

Hier was sprake van een nieuwe route, tot diep in het dorp. Niets heeft mij die dag, of de volgende, van de noodzaak kunnen overtuigen, maar voor ons was het wel handig: Rombas zou (tenminste) één hotel hebben. Nu bleek dat zo te zijn, maar de eerste indruk was een verdere van prettige.

 

 

In een uitgesproken afbraakbuurt (waarvan er overigens zoveel in zoveel Lotharingse dorpjes en stadjes zijn) stond een morsig hotel dat zijn beste tijd gehad had en dat gedreven leek te worden door een tweetal spiermagere vrouwen, waarvan er één liep te hinkepinken, als ze niet in haar rolstoel zat. Verder zat er op het terras een Herman Brood-epigoon met zijn zoon. Het leek duidelijk dat hier stevig drugs gebruikt werden. Koppel dat dan nog eens aan het buurpand, de Pianobar die in de avond open zou gaan om ieder, gewenst of niet, onder te dompelen in een veelvoud van overmatige septiemakkoorden en je begrijpt hoe wij ons ons voelden. Toen we de prijs vernamen en even aarzelden vanwege het feit dat er wel een douche, maar geen toilet op de kamer zou zijn, werd ons voorgesteld dat we de kamer even zouden gaan zien. Dat was een belevenis. Het is jammer dat de foto een geringe kwaliteit heeft.

 

 

Stel je een losse douchekabine voor, waarbij het onmogelijk was om na het douchen te voorkomen dat aanslagwater via de douchedeur op de kamervloer druppelde. Bedenk dan dat alle muren van een dieprode kleur waren voorzien evenals de lamp. De kleur van die laatste was door een stevige stoflaag echter alleen aan de onderzijde te detecteren. Ook de wandmeubels konden wel een stofdoek gebruiken. Het uitkamerig toilet was van een dergelijke (on)reinheid dat die uitkamerigheid maar goed was ook. Toen wij “ja” zeiden, werd ons grootmoedig een rol wc-papier ter beschikking gesteld. Wanneer zouden de vampiers worden losgelaten?

De weersomstandigheden gingen daarin mee: de dreiging werd steeds groter.

 

 

We hebben via een rondje (van zo’n 1½ km) in stad nog gezocht naar een plek om te dineren, maar dat viel niet mee. Uiteindelijk, van de wijs gebracht door een reclame in een bushuisje, vroeg ik aan een stel Algerijnen of er ergens een MacDonalds was. Dat was “schoenen aan” in de moskee (als dit een goede vervanging is voor “vloeken in de kerk”). Wel hebben we nog ergens een ijsje gegeten. En uiteindelijk hakten we de knoop door; we zouden zien of er in het hotel ook aan voedsel te komen was. Er werd ons verteld dat het nog even wachten was op de chef. En zo viel alles uiteindelijk toch nog mee: de eigenaar van het hotel was een Italiaan die stap voor stap (helaas van onder naar boven) het hotel probeerde op te (laten) knappen. Zijn grootste handicap leek ons zijn (“Spaanse”) vrouw die vanwege een knieoperatie, maar zeker ook door een zeer geregelde alkoholinname niet altijd even vast op haar benen stond. Van Herman Brood en zijn gezinnetje zagen we niets meer terug.

Wat het eten betreft, was één ding duidelijk: we moesten ervoor zorgen dat hij wel gewoon om 20.00h de voetbalwedstrijd Parijs/Metz zou kunnen zien. Ik zei dat dit te regelen was en gaf hem, onder verwijzing naar het gîte-regime uit de Pyreneeën, de vrije hand om ons op deze manier te verrassen. Dat zou hij à raison van € 10.= p.p. doen. En inderdaad, het beviel ons uitstekend. Helaas kon Jacomine haar bordje niet leeg krijgen, maar niet omdat het niet lekker zou zijn geweest.

De wijn werd door de vrouw verzorgd. Door een misverstand meende zij ons een ½ karaf voor twee personen te moeten leveren. Dat kon ze maar niet begrijpen. Of ze later nog bemerkte dat er een tweede karafje bij werd gezet, weet ik niet.

En toen, tijdens het eten barstte de regen los!

Vervolgens liep de zaak vol met voetballiefhebbers. Al gauw daarna gingen wij naar boven.

 

< Home >

 

Zaterdag, 30 juli 2005 : Rombas – Saulny (Chambre des Hôtes: « Les Tricheresses »)

Na een verkwikkende nacht kregen we een normaal Frans PD met ruim voldoende koffie. Parijs/Metz was 3-1 geworden; onze bijdrage aan € 80.70 (DP) was nauwelijks voldoende pleister op de wonde.

Toch wilde de patron aan mij nog een heel verhaal over zijn moeder en zijn vaderstadje kwijt en dat terwijl we vorige dag al een uitgebreid gesprek over een groot aantal wereldproblemen (o.a. het kil-(“froid”) zijn van de Luxemburgers) hadden gehad. Los daarvan vergat hij dat Jacomine al op het punt van starten stond, dat er een (zwart?) werknemer nadere informatie over wat er vandaag aan het hotel gedaan moest worden en dat hijzelf in zijn weekend toch vooral graag wilde vissen.

En zo vertrokken we om kwart over acht om in puur zuidwestelijke riching, volgende de route-omleiding naar het vrije tijdscentrum Fond St-Martin te lopen. De klimmuur (-toren), volgens het boekje de hoogste van Europa, was nog onbemand.

 

 

Om onbekende redenen liet men ons om het hele centrum heenlopen om tenslotte de helling naar de “Tour de Drince” te kunnen beklimmen. Dat kon via een haarspeldweg, maar ik wilde graag “zoals de kraai vliegt”. Jacomine na enige aarzeling achter mij aan. Jammer, zo was niet vast te stellen of mijn manier meer tijd kostte; in ieder geval meer energie en helemaal zonder risico was het eigenlijk ook niet.

Eenmaal bij de Tour ben ik de 221 (11²) treden opgegaan, maar het uitzicht was niet fotowaardig. Benedenkomend bleek inmiddels een tweetal motorrijders te zijn aangekomen; voor ons reden om weer te vertrekken. Ergens in deze streek kruiste ons pad weer dat van een ree.

Het volgende deel van de route was moeilijk op de kaart te reconstrueren. Ik heb het idee dat de route een beetje anders liep dan deze op de kaart werd weergegeven, maar echt veel kan het niet hebben uitgemaakt.

Wel zagen we, overeenkomstig de opmerking daaromtrent in de handleiding, een groot aantal grensstenen. (Dit overigens ook wel op andere dagen.) Volgens het boekje zouden ze middeleeuws zijn geweest, maar wij konden ons niet aan de indruk onttrekken dat een aantal ervan uit de 1871-1918-tijd waren.

Vervolgens draaiden we een dal in, liepen door Ternel en pauzeerden (aten) ruim een half uur tussen het dorpje en de A4. Bij Semécourt/Quaraille had men een route-omleiding gemaakt om de hoeveelheid asfalt te verminderen. We liepen nu in feite langs de randen van de tuinen/velden van de dorpsbewoners, zeer aangenaam. Na aan de rand van Norroy-le-Veneur nog een pauze te hebben genoten, liepen we even door drieën door Saulny. Hier zou een Chambre-des-hôtes zijn. Inderdaad werd deze aangegeven maar toen we ervoor stonden, was er in eerste instantie geen mens te bekennen.

 

 

Een jongen, die zoonlief bleek te zijn, beloofde zijn vader te halen. Even later kwam hij terug; of we even wilden wachten, pa was met de dieren bezig. Er waren weinig alternatieven voor ons, dus dat was geen probleem. Toen paardenstaart-pa (Vincent Forca) kwam, was de zaak snel geregeld: incl. PD waren we € 45.= kwijt. Volgens Jan Flokstra heette dit alles Les Ticheresses, maar omdat dit niet in het woordenboek voorkomt en Les Tricheresses (± de bedriegertjes) wel, zullen we die “r” er maar in houden.

Er was nog geen bed opgemaakt, dat deden we zelf wel even en hadden toen een kamer met kookgelegenheid en douche/toilet. Nauwelijks binnen begon het te regenen, maar zin om te koken hadden we niet en dus gingen we toch op onderzoek uit in het dorp, weer eens een extra kilometer. Er was een café, waar je (Tabac-achtig) ongeveer alles bleek te kunnen kopen; een slimme manier om het hoofd in zo’n dorpje boven water te houden. Voor ± € 30.= werd ons een meer dan redelijke maaltijd (met sapjes natuurlijk) voorgezet. Ook hier weer: binnenvallende dorpsgenoten vergaten niet ook ons te groeten, zelfs soms via het handen-geven.

 

< Home >

 

Maandag, 31 juli 2005 : Saulny – Gorze (Hotel Lion d'Or)

Een voortreffelijk (Frans) PD met zelfgemaakte jam-soorten. Al pratend hebben we ongeveer alle wereldproblemen aan de orde gehad. Opnieuw viel de karakterisering “froid” als het om het gedrag van Luxemburgers ging en opnieuw werd de vergelijking met Zwitsers gemaakt. Ook hebben we nog even geroddeld over Hôtel de la Poste, dat Vincent bleek te kennen. Daarnaast heeft hij (tevergeefs) geprobeerd het probleem van overnachtingen tussen Pagny en Liverdun op te lossen. Ik zag daar op dit moment nauwelijks een andere oplossing dan ergens te bivakkeren “sous les belles etoiles”. Maar, wie weet, zou men ons bij onze volgende overnachting kunnen helpen. Vervolgens hebben we de tuin met de dieren (kippen, eenden, een merino en wat konijnen) bezichtigd. Opvallende merkpunten in de (enorme) tuin waren een groene, bloembeschilderde trekker en een oud stationsbord met Saulny-Meuse. Deze man had van een oude boerderij een schitterend optrekje laten maken. Vòòr (waarschijnlijk) twee studiootjes, achter, in het deelgedeelte, nu hun eigen woonvertrekken.

Hij wees ons nog even op de kathedraal van Metz die je vanuit zijn (achter)tuin nog juist kon zien en memoreerde de merkwaardige bouwstijl van het station van Metz. De vrouw van Vincent zagen we slechts even in een flits, het was ons duidelijk dat zij met het gîte-gebeuren weinig van doen had.

Door rondleiding en al vertrokken we pas om 8.45h op een dag waarvan de ochtend van het bosje/veldje/dorpje-type was en waarbij de achtereenvolgende dorpjes Lorry-lès-Metz, Plappeville, Scy-Chazelles, Moulins-lès-Metz, Sainte Ruffin, Jussy en Vaux waren. Over het algemeen zag je dat de centra uit oude, vervallen huisjes bestonden, terwijl daaromheen de ruimere woningen van de Metz-forensen er geweldig uitzagen. Na Lorry passeerden we de Col de Lessy, waar heel Frankrijk bijeen leek om te joggen of te mountainbiken. Even verderop hebben we met een stel van die muntainbikesters staan bramenplukken (en –eten). Scy was interessant als geboorteplaats van Robert Schuman, de vader van Europa. Zijn geboortehuis was van de grootte van een (groot) kasteel, daar moet het in zijn jeugd goed verstoppertje-spelen geweest zijn. Er waren op dit traject weer de nodige omleidingen, maar dusdanig aangegeven dat er weinig problemen optraden.

Rond één uur kwamen we Ars-sur-Moselle binnen, waar we tot ongeveer half twee een cola-stop hadden bij een tentje naast een kermis. De eigenaar hield zielsveel van Nederlanders, hetgeen hem er niet toebracht ons een vriendenprijsje voor het vocht te rekenen. We hebben zelden € 5.= voor twee cola betaald, maar inderdaad, op andere rekeningen stonden vergelijkbare prijzen. Hij vertelde voor zijn (terras)planten ieder jaar speciaal naar Nederland te gaan. Mogelijk pakte hij dan meteen de Gay-parade mee. Hoe dan ook: zijn outfit, wit, half kapotgescheurde, maar heel uitgekiend, hemd en dito broek liet weinig van zijn tors te raden.

Hierna in een draaiende beweging rond Ancy-sur-Moselle om bij het Observatoire du Sapin enige tijd vanaf een uitzichtpunt/bankje de vallei te overzien. Bij de laatste route-omleiding van deze dag, een asfaltvoorkomer, stelde ik, mede vanwege het dreigende, broeierige weer, voor deze niet te volgen, maar via de oude route een doorsteek te maken naar de veronderstelde plaats van de gîte “Chalet des Garennes”, te meer omdat deze volgens opgave zo’n 15 minuten vanuit het centrum van Gorze gelegen zou zijn. Jacomine weerhield mij hiervan en dat was maar goed ook: niet alleen was de omleiding een fraaie tocht, maar ook bleek de gîte gesloten èn wel heel dichtbij het centrum, vlakbij het hotel waar wij nu voor kozen, gelegen te zijn (geweest).

In Hotel “Lion d’Or” had men voor € 70.= (+PD) plaats voor ons, maar een familie had de keuken afgehuurd voor een feestje, dus eten kon niet. Men verwees ons (wat dat betreft) naar de concurrentie even buiten het dorp (waar we langs zouden zijn gekomen via mijn route-afwijking). Daar hebben we behalve enkele drankjes eend genuttigd. Op de rekening prijkte er maar één; dat hebben we gecorrigeerd en waren zo ± € 51.= kwijt. Omdat we ook nog wat in het dorp hebben rondgekeken en de route voor de volgende dag vast wat verkenden, hebben we deze maandag nog eens zo’n 2 km extra gelopen. Ook deze dag zijn we tweemaal een ree tegengekomen.

 

< Home >

 

Dinsdag, 1 augustus 2005 : Gorze – Pagny-sur-Mosselle/Metz (Hotel “Moderne”)

Het PD was goed in orde en welgemoed, met de beste wensen van de eigenaresse, vertrokken we weer. Kijk, het volgende route-probleem deed zich voor: de volgende overnachtingsmogelijkheid was volgens het boekje Pagny, dat lag op zo’n 16,6 km, dus eigenlijk veel te vroeg, maar daarna kwam Liverdun pas, op nog eens 48,2 km. Dàt was op zichzelf al meer dan een dagtaak!

De enige oplossing die ik, los van “les belles etoiles”, kon bedenken maakte gebruik van Pont-à-Mousson, iets buiten de route, op zo’n 16,2 km van Pagny. Dat bracht de afstand tot Liverdun terug tot een aanvaardbare 31,4 km. Dit alles natuurlijk wel met in het achterhoofd dat we de afgelopen dagen met grote regelmaat met route-omleidingen te maken hadden gehad. Zelfs als deze niet tot meer km’s leidden, was het toch altijd weer energieverslindend; je bent “los” van de kaart en moet maar proberen vast te stellen waarheen je gestuurd wordt en waarje de route weer oppakt.

Nu dus naar Pagny, een korte etappe, zonder veel problemen, dachten we. En inderdaad, pas bij Bayonville-sur-Mad kregen we de eerste omleiding, niet meer langs de spoorlijn, maar achter de tuinen en velden van de dorpsbewoners langs. In deze streek kwamen we voor het eerst Fransen tegen met Luxemburgse gewoonten. Noch in Bayonville, noch in het daaropvolgend Onville werd veel gegroet, maar wat erger was: er was in beide plaatsjes geen cafeetje te vinden. Omdat het inmiddels tegen half twaalf liep, hebben we dan direct na het oversteken van de Mad een uitgebreide stop gehouden, waar we m.b.v. de campingbrander ons eigen koffie hebben gezet.

Het was een idyllisch plekje en haast hadden we toch niet, want Pagny lag op zo’n 5 à 6 km. Twintig over twaalf vertrokken we weer en kwamen om half twee in Pagny aan om op zoek te gaan naar Hotel de l’Est, dachten we. Nou dat zoeken hoefde niet: we stonden er pal voor en evident was het, voorgoed, dicht. Dan rest weinig meer dan naar het station (of de kerk, maar dat lag hier minder voor de hand) te gaan, om daar bij het cafe om inlichtingen en/of raad te vragen. Helaas, dat cafeetje was even dicht, en geleidelijkaan vonden we dat Pagny toch wel een wat desolate indruk maakte.

Dus naar het station waar een invalide ons probleem doorstuurde naar de andere SCNF-werknemer die op het station aanwezig was: “Nee, er waren geen hotels (meer) in Pagny, ja, er ging vandaag een trein van Pagny naar Metz.” (Dat was niet nieuw voor mij, maar toch, zoals we nog zullen zien, wonderbaarlijker dan dat tot nog toe leek.)

Dus een kaartje naar Metz genomen. Het wonderlijke was dat dit van Pagny naar Metz: € 7.20 kostte, waar het de volgende dag van Metz naar Pagny maar € 7.= uit onze portemonnee wist te halen. Jacomine dacht dat dit in Frankrijk het verschil is tussen een balie-activiteit en een (overigens schitterend functionerende) automaat. Nou, in dat geval zijn het nog eens andere prijzen en een andere filosofie t.a.v. klantvriendelijkheid dan die van (de) NS.

Het station van Metz is inderdaad heel bijzonder (evenals het postkantoor en een aantal belendende percelen trouwens). We gingen, na vastgesteld te hebben hoe we de volgende dag terug moesten naar Pagny en wanneer dat kon, op zoek naar een hotel. Er was keuze zat: hier geen Hotel Victoria tegenover het station, maar allemaal min of meer budgethotels. We kozen voor Hotel “Moderne”.

Het kostte ons € 61.= (+PD). Het was overigens een echt doorgangshotel, m.n. waar het de receptionisten betrof. Iedere keer wanneer we langs de balie liepen, zat daar een ander. En we zijn er wat langs gegaan: eerst naar boven, naar onze kamer, vervolgens naar buiten om te zoeken waar we zouden kunnen eten en om een bezoek te brengen aan de kathedraal. Die laatste zijn we ook even in gegaan. Wat een enorm middenschip! Weer terug langs de winkelstraat, het Maarschalk Ney-park, de P-plaats, de Porte Serpenoise en via via weer naar het hotel. Pal daarvoor kwamen we “onze” kelner uit Gorze tegen; degene die onze een veel te lage rekening had voorgelegd. Hij liep daar rond met zijn vrienden, maar begon ons hand te schudden toen hij ons herkende.

Bij terugkeer ging Jacomine even “onderuit”, terwijl ik terugging naar Lafayette om daar, en bij aanpalende winkeltjes eens te zoeken naar een laaggeprijst exemplaar van het Jura-traject van de GR5. Ik heb dat er niet gevonden.

Wat maarschalk Ney betreft: de hele streek kent Ney-parken, -boulevards en avenuen. Hij moet wel ergens in deze omgeving geboren zijn, m.a.w. Saarlouis moet zich in de omgeving van Metz bevinden. Toch eens nazoeken. Niet dus, naar nu, al schrijvend, blijkt, ligt Saarlouis in Saarland.

Op de terugweg naar het hotel koos ik een wat kortere route en liep, nog net niet letterlijk, tegen een postitué aan, die in mij een gemakkelijk prooi zag. Toen we, Jacomine en ik, even later de plaats waar ze had gestaan, passeerden, zag het er naar uit dat ze inmiddels een klant had gevonden. Even voorbij de Porte Serpenoise gaf Jacomine aan er eigenlijk helemaal geen zin in te hebben zo’n eind van het hotel te gaan eten en we keerden op onze schreden terug om in het stationsgebouw,

bij Hippopotamus voor € 45.80 tilapia e.d. te eten. We hebben die middag zeker meer dan 3 km in Metz rondgelopen.

 

 

< Home >

 

Woensdag, 2 augustus 2005 : Pagny-sur-Mosselle – Pont-à-Mousson (Hotel « l’Etoile »)

We vertrokken vroeg uit Metz. Het beloofde weer een korte, kalme dag te worden. Voor 9.00h startten we onze tocht in Pagny en ruim 10 minuten waren we weer op de route. Na nog geen 200m was er een omleiding. Het was maar goed dat ik geen alternatieve route vanuit Pagny had gekozen. We liepen in de richting van wat ooit eens één van de machtigste steden van West-Europa moet zijn geweest, de hoofdstad van Lotharingen: Prény. Nù was het nog maar een klein dorpje met een kasteelruïne, maar wèl hooggelegen: tussen Pagny en Prény zijn we binnen een uur van ±180m tot ±330m geklommen. Voor het feit dat er van het kasteel nog maar weinig over is, zou Richelieu verantwoordelijk zijn. Toch woonden er nog wel mensen: achter het kasteel was een fraai woonhuis opgetrokken en tussen de fragmenten stond een caravan, met postbox en kliko’sen al. De auto gaf aan dat de kastelein thuis was.

Al heel gauw hierna kregen we een veel grotere omleiding, die nu te maken had met de aanleg van een spoorbaan (TGV?).

De markering was hier maar matig en het kan zijn dat ik hier en daar een variant heb gecreeërd. We doken vervolgens vanuit een bos, via een scherpe afdaling, een vallei binnen waarbij we de Ferme Sainte-Maria links lieten liggen. Het was duidelijk een oud geheel, inderdaad in 1125 gesticht door de toenmalige hertog van Lotharingen, maar inmiddels wel vooral oud in de niet-antieke betekenis van het woord.

Vervolgens liepen we, na weer een klimmetje, in een boog langs de kam van een heuvel over wat later onze eerste tranchée (loopgraaf) bleek te zijn. Hier en daar bevonden er nogal wat rijpe bramen aan de struiken, totdat wij gepasseerd waren. Bij de volgende afdaling kwamen we in Vilcey-sur-Trey, waar we voor het eerst (Franse) GR5-trekkers ontmoetten. Ze liepen de route van Nice uit naar het noorden, om daarna via o.m. de GR4 een soort Tour de France te lopen, vertelden ze. (Ik heb aan de hand van de IGN-kaart niet kunnen reconstrueren wat hun bedoeling was. Blijkbaar iets verkeerd begrepen.) Ze meldden nog dat ze (eer)gister een tweetal hadden ontmoet dat op ons voorliep. Wij realiseerden ons dat we die niet meer in zouden halen; we hadden inmiddels afgesproken ergens bij Nancy te stoppen voor dit jaar, we waren een beetje uitgelopen. Verder waren die Franse lopers niet erg spraakzaam, maar dat kan te maken hebben gehad met wat zij ’s ochtends waren tegengekomen. In ieder geval trokken wij verder en kwamen rond twee uur bij het Monument de la Croix des Carmes, waar zij dus juist vandaan waren gekomen.

 

 

Dat Karmelieterkruis is aan het begin van Wereldoorlog I inzet geweest van een verwoede strijd. Stel je voor dat een door jou beminde en begeerde landstreek door een boze buurman al ruim 40 jaar bezet is. Dan zal je hem met alle middelen daaruit proberen weg te krijgen. En zo groeven Fransen en Duitsers zich in in het Bois le Pêtre/Priesterwald. In juni 1914 lukte het de Fransen het kruis in handen te krijgen, samen met de top waar het op stond. Hierop hebben de Duitsers geprobeerd de bakens weer te verzetten. Twee maanden lang is er fel gevochten. Uiteindelijk stond er nauwelijks meer een boom(stam) (verti)kaal te zijn. Naar beider thuisfronten gingen foto’s met triomfantelijke strijders bij het Kruis. Tsja, en toen raakten de Fransen door hun munitie heen. Dan zijn er verschillende mogelijkheden:

  1. Je zegt: “Oké jongens, neem de helft van wat wij hebben.”
  2. Je zegt: “Ai, even wachten”; een “time out” dus.
  3. Je trekt gezamenlijk te strijde naar de kluns die hiervoor verantwoordelijk was.
  4. Je gaat gewoon door.
  • Je begrijpt wat er gebeurde. In drie maanden tijd vielen er aan Franse kant 7.000 doden en 22.000 gewonden. Aan Duitse zijde waren de getallen overigens vergelijkbaar. Kijk, in dat gebied waren we nu; we rustten bij een monument waarin dat kruis was opgenomen en dat de herinnering levend aan het glorieuze bataljon dat de aanvankelijke overwinning had geboekt en aan de latere gevallenen. Volgens ons boekje zou je ook nog prikkeldraad langs het pad moeten zien. Dat zagen we niet. Wel kwamen we 2½km verder één van de begraafplaatsen tegen, waar (een deel van) de gevallenen lag(en) [of waren het dele van derzelven?]. Indruk- en afschuwwekkend.
  • Als snel hierna liepen we door Montauville, waar we van de route afgingen op zoek naar een overnachting in Pont-à-Mousson. De lijst “Flokstra” had ons nu éénmaal raak (Hotel de la Poste, Rombas) en éénmaal mis (Hotel de l’Est, Pagny) opgeleverd. Er was dus alle reden om Pont-à-Mousson voorzichtig te benaderen en we landden dan ook om half vier bij een cafeetje om daar naar de mogelijkheid in Pont-à-Mousson te overnachten te vragen.

Die was er en vol enthousiasme liet men een fotootje van ons mogelijke doel zien; het was niet ver meer. Of men zou bellen? Ons antwoord was: “Ja”. Toen ik vroeg om op de kaart aan te wijzen waar het hotel lag, trad het gebruikelijke probleem op: de eigenares had een mannelijk klant nodig om dat voor elkaar te krijgen. We konden, zei ze, maar beter de aanwijzingen van de borden langs de weg (en de avenue Ney) volgen. Bij binnenlopen van Pont-à-Mousson kwamen we natuurlijk eerst het hotel tegen dat Flokstra had genoemd. Daarna was het nog een stevig eind naar Hotel “l’Etoile”, maar we kwamen er uiteindelijk wel.

Er was ons verteld dat daar nog twee kamers beschikbaar waren. Toen de (Afrikaanse) eigenares ons de eerste, aan de voorzijde, langs de weg, toonde was ik zichtbaar niet erg enthousiast. Toen daarna bleek dat de vitrage er maar een beetje bij hing, vond ze zelf ook dat dit maar niks was en, zonder bijbetaling, kregen wij een andere, duurdere, betere kamer. En zo waren we € 50.= (+PD) kwijt.

Hoewel aan de gevel aanhing dat dit een resto-hotel was, werden er geen maaltijden vertrekt, maar geen probleem: aan de overzijde was een geschikt restaurant, meldde ze ons. Nou, toen we weer toonbaar waren, gingen we dat eens bekijken. Om 19.00h stonden er gasten voor de gesloten deur die meldden dat de kok nog moest komen. Hierop zijn we naar het centrum van Pont-à-Mousson gelopen, waar tot onze troost bleek dat ook Flokstra’s hotel geen maaltijden verstrekte. Na veel heen en weer lopen (Pont-à-Mousson moet een glorieuze geschiedenis hebben gehad, maar nu is duidelijk dat er weinig meer van overblijft dan een paar vervallen wijken, kozen we op de Place Duroc uiteindelijk voor Pierre Bonaventure, waar we voor € 44.50 eend aten.

Hierna snel naar “huis” om wat te slapen. Weer hadden we meer dan 2 km buiten de route om gelopen.

(NB Pont-à-Mousson is een soort Tegelen; in heel het land tref je putdeksels aan met de naam van het plaatsje; het geeft je een trots gevoel te weten waar het ligt en er geweest te zijn (toch?).)

 

< Home >

 

Donderdag, 3 augustus 2005 : Pont-à-Mousson – Liverdun (Camping « Les Boucles de la Moselle »)

De stad nu kennende hadden we een stuk sneller naar het cafeetje van gister kunnen lopen dan gister gebeurde. Maar ik had een andere route voor ogen. En zo vertrokken we na een goed PD rond kwart over acht.

Helemaal vanzelf ging een en ander niet en we hadden een beetje mazzel. Op gegeven moment liep de weg dood. Daar dit niet op mijn kaartje zichbaar was, moest het hier om een afstand van niets gaan. Dat klopte ook: een klein speelveld, afgezoomd door een muur met een hek erin. De mazzel bestond eruit dat het veldje gemaaid werd en het hek dus (even) openstond. Wij passeerden de verbouwereerde maaier en waren 400m verder terug op de GR5, klaar voor de ongeveer 30km die ons voor vandaag nog restte.

De eerste 5 à 6km daarvan was de bijna linea recte Tranchée de Mamey, inderdaad op dat plaatsje uitkomend. Nou, en dat was nu niet het meest intrigerende deel van de route, een beetje Veluwe-achtig; wel mooi dus maar niet te vergelijken met wat we de vorige jaren meemaakten. En dat doet mij nu ook terugdenken aan de termen “klimmen”, “dalen” e.d. in deze tekst. Want ook dat is natuurlijk niet te vergelijken. Zoals Jacomine zei als ik haar vertelde dat er een steile klim zou volgen: “Ach, langer dan 10 minuten duurde het zelden, het is dus niet alleen een stuk eenvoudiger dan in de Pyreneeën, maar ook altijd een stuk korter.”

Na Mamey draaiden we het dal in van de Esch. Nu kwamen we in het “Lotharinger Klein Zwitserland”. Ik had Jacomine beloofd dat we een tweetal maal het dal uitzouden klauteren om er daarna zonder al te veel reden weer in terug te keren, maar die uitstapjes waren er, middels route-omleidingen uitgeknipt. Even na half elf namen we onze eerste rustpauze op een idyllische plekje. Daar passeerde ons een Fransman die de GR5 fietsend deed, althans van de Franse grens tot aan zijn woonplaats (Belville). Vervolgens passeerden we Martincourt rond kwart voor twaalf en staken de Esch over via een een smal brugje.

Het ging nu zo’n 5km in ZO-richting: via een gué (Een wat? Nee, een wad, dus een voorde), langs een karakteristieke boom, omhoog uit het dal, naar Rogéville, waar een oude vrouw ons bemoedigende woorden toesprak. Een 100m verder hebben we op het dorpsplein een tweede pauze genomen. Hierna verder de hoogvlakte op naar Rosières-en-Haye. Dit plaatsje leverde niet alleen een nieuwe route-omleiding op, maar ook een plaats om onze flessen bij te vullen (de tweede keer tijdens deze reis). Ook liet Jacomine na het vullen haar stok staan. Dit ontdekten we dit keer pas na zo’n 600m, dus het herstel nam enige tijd in beslag. Opnieuw naar het ZO; nu zo’n 2½km. Een nieuw oponthoud:

Wat liep daar rechts van ons? “Dat moet een roofdier zijn” concludeerde ik. Kijker gepakt en de vos rustig om beurten bekeken. Het dier had een prooi in zijn bek. Toen hij ons ontdekte, liet hij dat vallen en verschool zich in eerste instantie. Toen wij verder gingen met lopen, rende hij weg.

Door een vallei gingen we verder in ZW-richting tot we via enkele buitenwijken daarvan om kwart over vier bij de schitterende poort van Liverdun-Haut aankwamen.

Daar een korte stop genomen, ook om wat foto’s te maken. Vervolgens de VVV opgezocht i.v.m. een mogelijke overnachting. Er zouden immers (tenminste) een hotel en een camping zijn. Daar hadden we na ruim 30 km wel behoefte aan. De VVV-dame was als een kind zo blij dat er een Nederlander voor haar neus stond: nu kon zijn de Nederlandse beschrijving van het dorpje uitdelen. Verder complimenteerde ze mij met mijn Frans, ten onrechte overigens. Telkens wanneer mij dat overkwam, dacht ik maar aan de Franstalige nieuwsuitzendingen op de TV. Zelfs de melding van het overlijden van Willem Duisenberg had ik slechts met moeite kunnen volgen, en, eerlijk gezegd, met de Duitse nieuwsuitzendingen (waarvoor in Luxemburg, maar ook in het hotel in Metz, alle mogelijkheid voor was) ging het toch wat minder dan ik meende te mogen hopen. Tsja, de verschillende soorten “Steuer” heten natuurlijk daar weer een beetje anders dan bij ons. (Overigens was grappig dat we in Luxemburg soms RTL-4 konden ontvangen.)

Terug naar de VVV-dame: Nee, er was dus geen hotel (meer). Wel een camping. Die konden we het best, het kortst, via de westkant benaderen. Ik kreeg een kaartje mee. Nou nee dus, de camping was op deze manier niet het gemakkelijkst te benaderen en dat kaartje stelde ook al helemaal niets voor, maar .. het was een mooi plaatsje met zijn trappenstraatjes en gerestaureerd kasteel en uiteindelijk, zo tegen vijven, stonden we nog voor de camping « Les Boucles de la Moselle » ook.

De naam klinkt prachtig, de ligging is dat ook, maar de camping is vuil, m.n. de toiletgebouwen, en we ontdekten waarom Liverdun eigenlijk Lieverdun heette; de camping, zoals oplettende lezertjes zich realiseren, ruimschoots buiten het dorp, werd gedreven door een gezin dat zich kon tooien met de naam Liverdique, Supergros ofzo. Vijf kilometer lopen zou voor deze mensen een absolute crime zijn. Misschien verklaarde dit de meer dan matige staat van onderhoud van de toiletten. Enfin, voor € 9.80 hadden wij een standplaats en voor iets meer dan € 20.= aten wij resp. Lasagne en Volaille. En, dat was wèl smakelijk. Wij, althans ik, werd(en) dan zelf ook smakelijker van: bij het donker worden kwamen de “knutjes”. Ze vonden Lasagne lekkerder dan volaille, ik heb er nog dagen last van gehad, Jacomine uiteraard niet.

Oorspronkelijk hadden we vanuit onze tent een prachtig uitzicht op Liverdun-Haut,

maar geleidelijkaan liep de camping vol(ler) met Nederlanders-op-doortocht.

Waar de Fransen langs de randen van de camping hun meer of meer vaste standplaats hadden, kwamen de meeste van de Nederlanders in onze buurt op het middenterrein terecht. Het verbroederde niet; er was van beide kanten weinig bereidheid ervaringen uit te wisselen. Dat gold overigens ook voor de sleurhutbezitters onderling.

We hebben deze dag, de langste van allemaal, een snelheid gehaald die, onafgerond zelfs die van Maastricht-Visé overtrof. Het zegt iets over het parcours, maar ook over onze getraindheid en, wie weet, de wens dit traject af te sluiten.

 

< Home >

 

Vrijdag, 4 augustus 2005 : Liverdun – Pompey/Nancy

Er vroeg uit en de tent zo droog mogelijk inpakken. Even door kwart over zeven startten we zo ons laatste traject van deze vakantie. Kijk, het zou een eenvoudige dag worden: even de aansluiting aan de route zoeken in Liverdun(-Bas) om vervolgens langs de kam van de volgende heuvelrug naar het oosten te gaan. Na een stevige afdaling dan een kilometer naar het zuiden, het station van Pompey, dat i.t.t. dat van Custines, mijn oorspronkelijke einddoel van deze reis, aan de lijn Metz-Nancy lag en ons dus de gelegenheid gaf om eventueel via Nancy naar Nederland te reizen. Gelet op onze ervaringen in Bagnères-de-Luchon en Banyuls-sur-Mer zou je zelfs nog kunnen verwachten dat je in Pompey een kaartje naar Uitgeest kon kopen.

Eerst liepen we langs het lege, verlaten hotel van Liverdun en deden tussen half en kwart voor acht wat inkopen bij een, weer al te, vriendelijke dame. We pakten de route op en ontdekten al voor achten de volgende route-omleiding. Deze maakte het er niet ongemakkelijker op, maar (voor deze ene keer) was een en ander niet zo helder weergegeven. Tegen negenen hadden we ongeveer de helft van onze dagtocht erop zitten en namen een korte pauze. Even later zagen we (weer eens) een ree. In alle eerdere gevallen ontdekten we het dier, omdat we het hadden opgeschrikt. Hier liep het anders: er stond wat voor ons, een donkere struik of stobbe? Maar het bewoog! En toen het dier ons tenslotte opmerkte, waren we al heel wat dichterbij gekomen.

Hierna nog foto’s gemaakt van wat markering en van een hazelworm, maar het digitale toestel blokkeerde dus die twee foto’s staan nu in hun uppie op het filmpje van het analoge apparaat. De foto’s van het digitale apparaat zijn overigens van een dusdanigs kwaliteit, dat het analoge zijn langste gebruikstijd wel gehad heeft. Het gemak ook waarmee je zo’n 200 foto’s maakt en er slechts die van laat afdrukken, die je achteraf de moeite vindt, is natuurlijk ook iets bijzonders.

We liepen “voor geen meter”; Jacomine had niet best geslapen, ik overigens ook niet en mogelijk speelde haar het extra gewicht van het vocht van de natte tent (al gauw een kilo) parten.

Na voornoemde afdaling verlieten we om kwart voor tien de GR5, op weg naar station Pompey. Toen we hier na een kwartiertje òp stonden, vroegen we ons af waar je kaartjes kon kopen en …. wanneer/of de volgende trein zou komen. Een vriendelijke SNCF-meneer die in zijn auto langskwam, antwoordde desgevraagd dat je de kaartjes bij de conducteur in de trein kon kopen. Even later kwam hij terug om te melden dat hij niet zeker wist wanneer de volgende trein zou komen, maar hij zou erover bellen. Dat bleek ergens tussen 13.00 en 14.00h te zijn. We kwamen onderling overeen dan een reisje per bus misschien handiger was.

Die volgende bus ging pas tegen kwart voor elf en zo liepen we kwart over tien langs de bushaltes op weg naar de Moselle. Deze weigerde Jacomine lopend over te steken en zo kwam het dat we dààr de bus pakten. Ja, ook in de bus kon je kaartjes kopen, meldden ons een twee oude dametjes.

En zo dus naar Nancy, waar de bus voor het station stopte, wij snel kaartjes kochten (Nancy – Amsterdam € 137.80) en vervolgens we in een Irish pub continentale koffie gedronken en een stevige lunch gebruikt.

Daarna bleken we zoveel tijd vòòr het vertrek van de voor ons geschikte trein te hebben, dat we een onderzoekje hebben gedaan naar bruikbare hotels voor onze latere voortzetting, een bezoekje brachten aan de FNAC, een enorme boekhandel waar ik hoopte alsnog het Jura-boekje op de kop te kunnen tikken, en op een pleintje voor een Protestantse kerk zittend, de passerende Fransen konden becommentariëren. We kregen bij vertrek van een Fransman lik op stuk toen hij ons groette en vaststelde dat je die Nederlandse lopers er vanwege hun kuiten toch altijd wel uit kon halen. Al doende bemerkten we toch weer dat alkohol en lopen slecht samengaan.

Verder ging het zijn gangetje: Nancy-Metz, Metz-Brussel, Brussel-Amsterdam en A’dam-Uitgeest, waar we rond 23.00h aankwamen. Voordat je het bed induikt, is het dan inmiddels stevig in de kleine uurtjes.

 

< Home >

 

 

 

Afsluiting

 

De hoogtemeter gaf aan dat het verschil Nancy en Uitgeest 125m was dat ons hoogste punt onderweg 467m was geweest en dat we in het totaal 2951m waren gestegen en 3092m gedaald. Het verschil tussen die laatste twee waarden en die 125m kan ik alleen uit weersveranderingen verklaren.

En ... is de GR5 ons bevallen? Het antwoord is voluit “ja”.  In ieder geval liggen er nog een paar problemen in Lotharingen op oplossing te wachten: de overnachtingen in/bij Salonnes en die van Gondrexange. Deze bepalen de vraag of we de tent moeten meenemen of niet (en dus of we dit stuk in voor- of najaar kunnen doen, immers: de “Vosges” zouden zelfs met dagrugzakjes te doen zijn.) Enfin, een mooie opdracht om via internet op te lossen.

Het drogen van de tent is overigens niet het enige probleem dat ons in de Pyreneeën niet was overkomen. (Overigens logisch: we hebben hem daar nooit hoeven gebruiken: dus beter is: “zou zijn overkomen”.) Hetzelfde gold voor de schoenen en sokken: nooit eerder zijn onze sokken en het binnenleer van onze schoenen ’s avonds zo nat geweest. Het hielp niet dat we overdag regelmatig uit de schoenen gingen; het was simpelweg te vochtig om ze droog te houden, soms zelfs waren ze ’s ochtends nog een beetje nat.

Tenslotte ontdekten we een week na terugkomst dat er schimmel (en of slijm) in de slangen van onze Platypussen zat. Daarvoor moeten we toch ook nog een oplossing zien te vinden. Zout, azijn en geduld hebben tot nog toe niet geholpen. [Inmiddels blijkt het uitstekend te lukken, zie: Het materiaal.]

 

'

Maak jouw eigen website met JouwWeb