(vervolg GR 10 - 2003)
woensdag 23 juli: Germ - Refuge d’Espingo
De volgende ochtend waren we vroeg uit de veren, evenals Daniël en Brigitte en de man uit de Ariège. Voor die laatste was dat zo gek ook niet : hij lag op hetzelfde couloirtje.
Alles stond klaar, zoals van tevoren beloofd was. Thee en koffie lukte echter niet echt, de “micro-ondes” had kuren en de koffie was wel erg oud. De melk was zurig en het brood ook maar zò zò, zo zonder bijgeleverd broodrooster. In het logboekje staat : « “À la Français”, zei onze Franse “magistraat”. » Uit deze mededeling kan worden opgemaakt dat we ons nog niet aan elkaar hadden voorgesteld. Uitgezwaaid door de Franssprekende Engelse, al controlerend of ik mijn kompas bij me had, vertrokken het Franse stel, wij en de Franse eenling afzonderlijk. Na het dorp stegen we iets en draaiden we geleidelijkaan, via een graspad naar links (een link graspad, de halmen maakten het onmogelijk te zien wat er zich voor je voeten bevond.

Vervolgens kwamen we bij de puinwaaier waarvoor de Topo-guide waarschuwde: « Traverser un raide couloir d’avalanche (neige ou éboulis : à franchir avec précaution, si l’aménagement annuel du passage n’a pas été effectué et surtout quant le sol est humide. » Nou, dat onderhoud was nog steeds niet op orde, zelfs de markering was maar matig, zowel Daniël en Brigitte als wij moesten op gegeven moment een tiental meter terug, ook de afslag van de variant was moeilijk te vinden, terwijl dat voor de localisatie van belang was.
Daarna gingen we als een trein(tje) naar boven.

Het laatste stuk naar de Couret d’Esquirrey (2133m) was weer eens stevig. We liepen op gegeven moment alleen op steenmannetjes en moesten daarna een stevig stuk naar links traverseren om bij de pas te komen. Het is niet onmogelijk dat we in feite een stukje van de “raccourci”-route naar Espingo hebben gedaan. De Topo-guide: « Au col, on peut trouver à droite, sur les pentes Sud, les marques d’un itinéraire qui conduit au refuge d’Espingo. Cet itinéraire présente des difficultés serieuses et il est fortement déconseillé aux randoneurs de l’emprunter. » Hoe dan ook, het was daar lastig, maar wel leuk. Er waren namelijk ook bosbessen en dat zie je op onderstaande foto: Jacomine gaat hier niet gebukt onder haar zware last, maar geniet van één van de geneugten des levens.
Deze foto is dus niet juist

Ik doe overigens niets af van de steilte van dit stuk. Van bovenaf terug-gefotografeerd zie je daar weinig van terug, wel blijkt dat we, althans op dit punt, nog steeds op de route zitten.

Hierna kwam de lange Val d’Esquirrey, die even na de Cabane overging in een beboste helling met een redelijk steile afdaling. Daarvan zie je maar weinig op de volgende foto.

Na een grote draai door het dal kwamen we uit bij de Granges d’Astau. Hier hebben we in Le Mailh d’Astau (pal voor de Auberge d’Astau, zie Lucia, blz.104) wat gedronken, water getapt en een foto van de achter ons liggende helling gemaakt (links de col, rechts het punt waar we het bos verlieten. Daartussen was het zigzaggen geweest.)

Die foto was de inleiding tot een domme aktie van mij. Stel je voor, naast je tafeltje is een grashellinkje (2-2½m) met een hoek van ±60 graden. Om de foto te maken ga je daar omlaag en vervolgens weer omhoog. Oké, afgerekend en klaar voor wèg, rugzak op en hetzelfde hellinkje af...glijden natuurlijk, vergeten dat ik zo’n 15 kilo zwaarder was en mijn zwaartepunt een stuk meer naar achter lag. Gelukkig sneuvelde er weinig meer dan de bevestiging van mijn horloge, en een deel van mijn ego, en nam de slijtagegraad van de Topo-guide stevig toe. De Fransen op het terras vonden het allemaal wel geinig. Ik had mazzel: rug, handen en/of knieën hadden ook beschadigd kunnen zijn.
Dat brengt mij op de “Vijf O’s” : naar mijn idee zijn er 5 O’s die je in de bergen kunnen opbreken : onervarenheid, onachtzaamheid (onnadenkendheid), overmoed, oververmoeidheid en onweer. Hierbij is in de eerste plaats duidelijk dat problemen meestal bij jezelf liggen en dat ze dan ook vaak te voorkomen zijn. Onervaren kunnen we onszelf niet (meer) noemen, dat was in de tijd van de Schwarzkugel en Breitkopf, hier was sprake van een geval van overmoed (hoewel anderen het misschien onachtzaamheid zouden noemen), oververmoeidheid is (meestal) iets voor het eind van de dag. Dan mogen er dus geen lastige dingen meer op het programma staan. Kom je ze toch tegen (b.v. de leien na de refuge d’Ilhéou) dan kan je stoppen (bivakzak) of een alternatief kiezen (zoals wij deden). Tsja, en onweer? Àls dat komt, kun je maar beter weg zijn.
Maar goed, nu naar de refuge d’Espingo, met een toenemende steilte en veel toeristen op het pad. Zoveel dat het af en toe best lastig was en ik op één van de wat steilere stukken toch maar wat jongetjes over de regels betreffende de priorité verteld. Per slot van rekening heeft de stijger voorrang, al was het maar om niet opgezadeld te worden met rollende stenen.
Pal voor onze laatste pauze maakte ik een foto van de beroemde waterval van Oô (maar zie ook Topo-guide I, blz.79).

En daarna, dus ruimschoots na Lac d’Oô ontmoeten we een aantal van de gasten van de gîte van Germ, incl. de Brits-Griekse en de Duits-Franse met haar gezin. Ze waren naar de refuge geweest en gingen nu terug, naar de parkeerplaats bij de Granges (ong. 5 km) om vandaar met de auto naar Germ terug te keren. Nee, ze hadden diep respect voor wat wij vandaag zoal gepresteerd hadden.
Bijna bovengekomen heb ik nog een foto van de terugweg gemaakt.

Iets rechts van het midden is de refuge van Lac d’Oô te zien, ons oorspronkelijk doel. Er zit ruim een uur tussen beide, het was een verstandige beslissing vandaag zwaarder te maken, om de laatste dag te ontlasten.
Na nog wat klimmen en het passeren van het merkje dat aangaf dat we naar links moesten (ja, hoor, morgen), liepen we nog even door tot een scherpe afslag naar rechts. De refuge kwam in zicht. Eerst een foto van de dreiging van regen gemaakt (BII-1) en toen naar binnen (refuge d’Espingo: foto (BII-2).


Schoenen beneden achterlaten en aanmelden. Er werd ons een matras toegewezen; in het “dortoir Les Izards, matelats nrs.21 & 22”. Gelukkig hadden we geen buren en dus wat ruimte om dingen “bij de hand” te houden. In dezelfde ruimte kwamen ook onze vaste “meelopers” en enkele andere groepjes van trekkers. De toiletten waren gesloten, die gingen pas om 5 uur open. Buiten was wel een toilet. Al gauw begrepen we hoe het zat ; overdag was de refuge er voor de toeristen, ‘s avonds kwam hij beschikbaar voor randonneurs. Wel, het werd tijd voor een douche ... een douche? “Neem het meer maar, groot genoeg”, was de reactie die ik op mijn vraag kreeg. “C’était le plus dur moment des vacances.” Het meerwater was ook meer dan koud genoeg, nog eens meer dan 100 meter lager en tenslotte het regende inmiddels ook nog eens « des hallebardes », kortom: geen optie. Dus om beurten de wasruimte (3 wastafels en 2 toiletten voor maximaal 80 personen) gebruikt om ons toch maar wat op te frissen en daarna wat foto’s gemaakt van de dubbele regenboog en het fraaie licht op de bergen aan de overkant (de tweede foto: van Jacomine).


Drankjes hadden ze wel, wat duurder dan gebruikelijk (we waren € 7.80 kwijt), maar dat was niet zo gek, alles moest immers met een helikopter worden aangevoerd.
Niet alleen het matrasgebruik was aan strikte regels gebonden, hoewel er geen contrôle op was, maar ook de tafelindeling lag vast, zoals we de volgende ochtend zouden merken.
De Duitser van gister vroeg ons vol verbazing hoe laat wij vanochtend waren vertrokken. Hij namelijk om zes uur en nu kwamen we maar een half uur later dan hij binnen, dat betekende inderdaad dat we vijf kwartier hadden ingelopen. Ik gaf aan dat dit debet was aan Jacomine en kon mijn uitspraak « Elle marche comme un locomotive » nu omzetten in « Sie lauft wie ein Zug ».
Nu zaten Daniël en Brigitte, de man uit de Ariège en die Duitser met ons tijdens het repas aan één tafel, het ging er gezellig toe. We hebben deze avond onze namen tegen die van Daniël en Brigitte uitgewisseld, de adressen kwamen later. Zij kwamen uit de omgeving van Le Grand Bornand. Ja, toen konden we ervaringen uitwisselen. Maar waarom naar de Pyreneeën, als je de Alpen in je voortuin hebt? Letterlijk kon Daniel nl. vanuit zijn werkkamer de Mont Blanc zien. Het antwoord was simpel en verrassend. Er is veel meer afwisseling in de Pyreneeën. En ja, ze hadden de Mont Blanc, wel eens, zonder gids, onverantwoord, beklommen.
Het eten was even eenvoudig als dat in de gîte van Lac de l’Oule, maar iets meer op elkaar afgestemd. “Ja,” meldde Daniel “dat eten van eergister was een “erreur”, m.n .de saucijsjes waren veel te scherp. Overigens, wat vonden we van de Franse gastronomie?” Wat kan je daar anders over zeggen dan dat deze uitstekend is, met als uitzondering het PD. Maar wat konden wij daar nu tegenover stellen: erwtensoep, misschien? Ook de wijnen kwamen over tafel. Opvallend was overigens dat zij zich daar nauwelijks aan bezondigden; dat ging ten koste van het loopvermogen. De man uit de Ariège had, zoals gebruikelijk, weinig woorden beschikbaar en als hij sprak dan bleek hij toch wat minder in staat om met onze aanpak van het Frans rekening te houden dan Henri en Emanuèlle en nu Daniël en Brigitte. De Duitser probeerde wel veel te zeggen, maar eigenlijk alleen tegen mij, Frans sprak hij immers niet. Hij meende dat hij zich goed kon redden met vijf woorden : « Nuit, un, deux, manger, dormir ». Ervaring leert dat Fransen niet blij zijn met zo’n opstelling. En het is toch wat lastig om, als je er niet uitkomt, naar je vrouw te moeten bellen, opdat deze, met haar grotere woordenschat, het probleem voor je oplost. En dat lukt dan ook nog eens niet. Dat was natuurlijk allemaal wel leuk, maar naar mijn idee was de voertaal aan tafel Frans en van tijd tot tijd probeerde ik heen en weer te vertalen. Dat liep uit de hand op het moment dat Arnulf iets zei en ik dat aan Daniel in het Hoogduits parafraceerde (“Er sagt das es ... .”, usw.). Toen ik mij het nut daarvan realiseerde heb ik het verhaal maar in het Nederlands afgemaakt, dat konden ze ook niet verstaan. Natuurlijk ging het niet altijd goed in het Frans, maar Brigitte sprak goed Engels, beter nog dan Emanuèlle. De heren hebben beide, Henri natuurlijk niet op deze avond, duidelijk laten blijken met de dominantie van het Engels de grootst mogelijke moeite te hebben. Vandaar dat ik in mijn mailtje aan Henri had over een “courielle” in plaats van over een “mailtje” en over “annexes” in plaats van over “attachments”. Jacomine heeft overigens wel, om ruzie te voorkomen, voorgesteld dan maar Nederlands als voertaal in de EU te nemen. Per slot van rekening is het toch ook geen taal zonder status: 34e taal in aantal personen dat hem ter wereld spreekt en in importantie zelfs in de top 20 (De Volkskrant, 13/8/2003). Het heeft niet mogen baten. Of we nog koloniën hadden; nou, nee dus. Hoe de relatie was, ook financiëel. Tsja, samenvattend, in de praktijk kost het Frankrijk en Nederland allebei nog het nodige (nodige?) We hebben dus over nogal wat gehad.
De Duitser had nog een goede wenk voor de volgende dag. Het laatste stuk door de bossen naar Bagnères was slecht gemarkeerd en saai, we konden maar beter met de stoeltjeslift omlaag. (Ja, ja, en dan gediskwalificeerd worden omdat je een stuk van de GR10 overslaat. Volgens mij had hij problemen gehad met een bepaald steil stukje, met de markering was in ieder geval niets mis.) Ook meende hij dat het steriliseren van water maar onzin was. Hij dronk op iedere hoogte uit beekjes, eventuele buikloop moest je dan maar op de koop toenemen. Dat het op grotere hoogten misschien wel waar is (wie weet zelfs in hoge mate) dat steriliseren niet nodig is, maar met buikloop lopen, loopt volgens mij maar al te gauw uit "de hand".
Vervolgens werd er betaald. De Duitser was onder de indruk van de korting die wij als NKBV-leden kregen. (Voor de DP: € 53.50; de NKBV- korting was € 13.50.) We maakten hem duidelijk dat het ons toch vooral om de verzekering ging. Hierbij moesten we natuurlijk wel ons lidmaatschap bewijzen. De kaartjes kregen we bijna niet meer van de tafel los. “À la française” zei Daniël opnieuw. Met Brigitte bedachten we dat het een uitstekende vliegervanger was (“contre les mouches”). Al heel gauw ontdekten we de oorzaak van die plakkerij. We kregen een bakje om de tafel te reinigen, ... om hem van een nieuwe plaklaag te voorzien. Het water was sinds vorig keer niet ververst en het doekje misschien nog wel langer niet.
donderdag 24 juli: Espingo - Bagnères-de-Luchon
‘s Ochtends waren we anders over de tafels ingedeeld dan gisteravond en dat accepteerde ons groepje niet. Brigitte paste hem, tegen alle commentaar in, aan. Een sober PD, zoals je van een refuge mag verwachten. Daarna vertrokken weer afzonderlijk. Eerst de man uit de Ariège, daarna wij en vervolgens Daniël en Brigitte. Het was mistig, het meer leek wel een kookketel. Dat gold ook voor het Lac d’Oô, waarvan ik even later een foto maakte, met waterval en al (een zonniger aanblik geeft Lucia, blz.107).

Spoedig kwamen we min of meer boven het wolkenmeer uit. Dat was niet zo onbegrijpelijk want we gingen hier redelijk steil omhoog, in de schaduw.

Geleidelijkaan liep de eenling uit de Ariège op ons uit (we meenden al hem nooit meer terug te zien) en haalden Daniël en Brigitte ons in.

Deze foto leidt tot het ultieme voorbeeld van "Onachtzaamheid". Ik zette mijn rugzak neer om de camera te pakken (Jacomine vond het veel te lastig om hem er steeds uit te moeten halen) en ja, daar ging mijn rugzak, holder de bolder omlaag, langs het pad gelukkig. Als hij dat niet gedaan had, had hij mogelijk Brigitte “helling-af” meegenomen. Nu bleef hij na drie keer rollen liggen en kon de foto gemaakt worden. Realiseert ieder zich wat je moet doen als hij door blijft rollen tot .. waar eigenlijk? Kijk, dat was nou “onachtzaamheid”.
De Topoguide geeft aan dat je 1.20h na de refuge op de Hourquette des Hounts-Secs (2275m) bent en 1.15h later op de Col de Coume de Bourg (2272m). In het profiel (blz.7 staat aangegeven dat je daarbij op dezelfde hoogte blijft. Volgens Lucia is dat niet waar, je gaat omlaag en weer omhoog naar (als ik het goed heb) de col van de Pic de Subescale en weer omlaag voordat je de tweede beklimt (zie het profiel bij Lucia, blz.106). En zo is het: Zie de volgende foto's maar.


Vanuit de middelste hoogte wordt eerst teruggeblikt, je ziet daar de Hourquette en de plaats waar Daniël en Brigitte pal achter mij zaten en moesten vaststellen dat ik mij niet moeiteloos over een “vaste steen”-traverse bewoog. Vervolgens, de tweede foto, zie je vooruit de Col de Coume de Bourg, maar bovendien ongeveer in het midden twee personen. Hieruit blijkt dat Daniël en Brigitte ons inmiddels gepasseerd waren. Heel spoedig daarna (op ong. 2000m) kwamen we op een zeer lange traverse langs de kam van de Pic de Céciré (± 3km). Helaas, mist, mist en nog eens van hetzelfde. Bokken en geiten doemden op en verdwenen weer en hetzelfde gold, na ongeveer een derde van de traverse, voor Arnout, die we natuurlijk naar zijn wedervaren sinds onze vorige ontmoeting hebben gevraagd. Met zijn stokken ging hij overigens niet echt sneller dan ik zonder.
Even verderop, bovenop de kam, kwamen we Daniël en Brigitte weer tegen ; ze waren verkeerd gelopen (« perdu » dachten ze). Gezamenlijk liepen we verder, door de mist naar Superbagnères, waarbij diverse mensen (het was verrassend druk) ons vroegen op welke hoogte je boven de mist zat. We moesten ze teleurstellen.
Daniël en Brigitte zochten in Superbagnères een koffietentje. Wij gingen verder en kwamen nu in een bebost gedeelte waar geen mist meer was. Iets later, tijdens onze rustpauze, passeerden Daniël en Brigitte ons en dat deed later ook Arnout. Ook hij had koffie gedronken in Superbagnères en vertelde dat hij nog nooit zoiets troosteloos had meegemaakt. Hij bracht ons tevens op het idee meteen van Bagnères naar Nederland te vertrekken.
Door diverse stops veranderde de volgorde nu regelmatig, zo ontmoetten we even Daniël en Brigitte weer. We hebben daarbij even een foto vàn ...

... en één vòòr hen gemaakt en afscheid genomen. Zij meldden ons dat we vanuit Bagnères met de bus naar Toulouse moesten om daar de trein naar Parijs te kunnen nemen.
In het laatste gedeelte zat nog een verradelijk link stukje. Het bospad liep hier zeker zo steil als de afdaling in Catalonië, maar het was hier rulle aarde, geen harde rots. Bij regen moet het gemakkelijk tot een vervelende glijpartij kunnen leiden. Dit pad bracht ons bij een prachtige viaduct van de oude tandrandbaan. Het was helaas geen plaats om te gaan fotograferen.
Na nog wat slingers (Jacomine zou die stoeltjeslift wel gekozen hebben, als hij in werking was geweest) bereikten we een punt waar we uitzicht hadden op Bagnères-de-Luchon

... en we wisten dat we daar niet nog een nacht zouden blijven: Bagnères zou ons Pyreneeëngevoel niet in stand houden. Om 14.42h. stonden wij tenslotte op het punt Bagnères in te lopen. We hebben daar water getapt en Jacomines stok achtergelaten. Als niemand hem sindsdien heeft gebruikt, staat hij er nog.

Al gauw hebben we een terrasje opgezocht voor het traditionele drankje. Even later zagen we onze eerste internetcafés op deze reis, een tweetal zelfs, maar allebei veel te laat om nuttig te zijn.
Nu moesten we onze kaartjes kopen (€ 342.=), ons in een van de toiletten op het station opknappen en, op aanwijzing van Arnout, naar de « Champs-Elysées » van Bagnères om dat wat te eten (voortreffelijk pizza’s, enz: ± € 19.=). Daniël en Brigitte kwamen toevallig langs, opnieuw namen we afscheid en wisselden we adressen uit. Tenslotte probeerde ik mij de Topoguides 3 en 4 aan te schaffen (“Ik heb wel andere wandelboekjes van de omgeving, meneer. Daar loopt u ook uitstekend mee”). Ja, ja, ik mocht dat, want Jacomine wil volgend jaar nog wel een stukje lopen en die gidsen zijn in Frankrijk toch echt een stuk goedkoper. We hebben ze inmiddels, à € 13.95.
Op weg naar het station de Ariégeois tegengekomen en dus ook van hem afscheid genomen. Bij de Champion vervolgens Frank gebeld om te melden dat het gelukt was en wanneer we zouden aankomen en vervolgens een laatste foto gemaakt:

Jacomine 70m voorbij de Champion, het punt waar wij volgend jaar moeten starten. Het merkje is van de GRP “Tour de l’Oueil-Larboust” en heeft dus niets met de GR10 te maken. Al wachtend kwam een oude man ons nog berichten over de wonderen van de vertaalmodules van Word; hoewel, van het Frans naar het Engels, of was het nu omgekeerd, lukte het toch eigenlijk niet. Kortom, we waren weer terug in de “gewone”, bewoonde wereld. Vervolgens in de buurt toch nog maar weer eens iets gedronken.
donderdag/vrijdag 24/25 juli: Bagnères-de-Luchon - Uitgeest
Rest nog te melden dat de reis uitstekend verliep. Tot Parijs zaten/lagen we met Arnout en een oud Frans omaatje dat voor het eerst trein-reizend opgescheept zat met een stel raar pratende Hollanders, in één couchette. Maar ze maakte ervan wat ervan te maken was en echt onaardig (b)leken we uiteindelijk toch niet te zijn. Vervolgens gedrieën in ons vaste cafeetje bij het Gare du Nord wat gegeten en gedronken en daarna met z’n tweeën met Thalys naar Amsterdam en zonder vertraging (!) verder met de stoptrein naar Uitgeest gereisd.
En wat moet er nu dan nog volgen? Wel, laat het een korte afronding zijn:
In 23 dagen hebben we ruim 435km gelopen. In het totaal ging dat binnen 180 uur en omdat we daarvan 45½ uur gerust hebben, of een détour maakten, kan je stellen dat we maar 133 uur daadwerkelijk GR10 gelopen hebben. Volgens Lucia hadden we hierover 140 uur moeten doen en volgens de Topo-guide had het 158 uur moeten duren. Onze gemiddelde snelheid was 3.28km. Een en ander houdt in dat we per dag ongeveer 7.45h actief aan het vakantievieren waren, waarvan 2 uur rust (We rustten dus veel vaker dan Jacomine doet voorkomen en let ook eens op het aantal malen dat het woord "alpenweidepauze" in deze tekst voorkomt!). In de praktijk liepen we per dag dus ongeveer 5.45h. en legden daarbij gemiddeld 18.9 km af. We zijn 23176 meter gestegen en 22526 meter gedaald, goed voor tweeënhalve Mount Everest. Hierbij zijn we in het totaal 20 toppen (cols, passen, hourquettes e.d.) van meer dan 2000m gepasseerd.
Al met al hebben we nog geen 50% van de GR10 erop zitten!
Onze schoenen hebben het zwaar te verduren gehad. Die van Jacomine lekten aan het eind enigszins, die van mij zijn helemaal aan het eind: de zolen hebben weinig profiel meer, maar het is het binnenleer dat werkelijk òp is. Ik had dat overigens thuis al met wat werkplakband ("ducktape") verstevigd. Duidelijk is dat Jacomine volgend jaar met stokken zal lopen, het is haar uitstekend bevallen en per slot van rekening wordt dat voor Foss ook uitdrukkelijk aangeraden.
Rest een overweging te noteren die mij ongeveer halverwege de reis inviel: "Een berg is een trap, waarvan je de treden moet zien te vinden. Wel, dat is ons tamelijk vaak gelukt."
En als we dan eenmaal in Banyuls-sur-Mer zijn aangekomen, naar we hopen volgend jaar, schaffen we ons de 3D-kaart van IGN aan, tekenen onze route in en hangen hem boven het bureau.
##################
Maak jouw eigen website met JouwWeb