(vervolg GR 10 - 2003)
dinsdag 15 juli: Gabas - Gourette
De volgende ochtend waren wij nauwelijks aan het ontbijten, toen die meneer uit Rijssel aan kwam zetten. Wat we waarom aan het doen waren, werd hem ook nu niet duidelijk, maar het was handig dat er al koffie was; we moesten oppassen dat er voldoende voor ons overbleef. Na het PD vertrokken we, om 7.07h, uit de refuge, op weg naar het “sentier”, naar de “corniche”. Dat deden we via de weg, hoewel dat, achteraf, net als gister niet nodig bleek.
En hoe zat het nu met die vaststelling van de gardienne (“C’est dur.”)? Wel, dat gold niet het “sentier”, de “corniche”, dat/die was een "makkie", de leuning was gevaarlijker dan het pad zelf. Wel was het er te smal om de rugzak af te zetten, reden waarom mijn foto's van het pad (±8.25h) iets verderop zijn genomen.


Tussen die foto en de volgende had ik enige locatieproblemen. Ik had mij bij die kruispunten iets anders voorgesteld dan we voorgeschoteld kregen, bovendien kwam het eerste GR-merkje pas enkele honderden meters na de kruising en ging het roze merkje, dat geruime tijd "mee" had gelopen, nu naar rechts (zoals de Topo-guide aangaf dat we moesten doen, maar mooi dus niet, hier). Een ander probleem was, voor het eerst, het water. We hadden ons niet volgepropt met water bij vertrek ; ik wist niet wat ons bij de "corniche" te wachten stond, als we daar moesten omlopen zou dat veel tijd gaan kosten en alles wat je niet hoeft te sjouwen ......... . Lucia gaf drie waterpunten aan, dus er leek gelegenheid zat om te tappen. Het eerste waren wij nu bij het begin van deze Chemin, in het bos, gepasseerd zonder dat ik het had kunnen vinden. Het tweede bevond zich bij de Cabanes de Cézy, zoals uit de kaart blijkt een redelijk stuk van de route weg, dat zou relatief veel tijd kosten en er was immers nog een volgend punt. Zouden we er heen zijn gelopen, dan zouden we waarschijnlijk niet de locatieproblemen gehad hebben, die we nu hadden. Over geruime afstand liepen we namelijk steeds verder van het pad weg en het was te steil om door te steken, dus moesten we dit stuk uiteindelijk teruglopen. Hierna kwam die schitterende Plaine du Soussouéou, met zijn verschillend meanderende winter- en zomerbeddingen (zie ook Lucia blz.75), waar we weer eens een “alpen”weidepauze genomen hebben (11.32h-11.57h).

En daarna kwam waterpunt 3 dan; 22 minuten zoeken naar een dichtgelast waterpunt en een ander waar met geen fles bij te komen was ; tenslotte er iets hoger voor gekozen (we zaten op ±2000m) water uit de beek te halen en dat te chloreren.
Nog wat hoger nog wat water verzameld, nu zonder toevoeging, maar toen we later, aan de andere kant van de Hourquette nog schapen op 2400m liepen hebben we besloten dat niet te drinken; maar goed, zo ver waren we nog niet met het verhaal.
In de samenvatting van de reis tussen Lescun en Bagnères-de-Luchon die ik Henri en Emanuèlle heb gestuurd beschreef ik als volgend zorgpunt: « Le deuxième problème était la Hourquette d’Arre (2465m). Un monter très dur et parfois risqué. Il était très chaud. »


Iets van die zwaarte blijkt uit bovenstaande foto's, denk ik. Maar die was pas genomen op zo’n 2100m, de echte klim moest nog komen. Hoewel we met volle zon liepen, hadden we de laatste 200m naar de col toch onze truien aan. Dat laatste stuk is hieronder te zien; waarbij de vraag is: “Waar is het pad?”, en het antwoord luidt: “Waar Jacomine is.” (Ja, het is even zoeken ... rechts onderaan!)

Deze foto is bij wijze van terugblik van de Hourquette af genomen. Op de volgende is de Hourquette-zelf te zien ...

... met daarop een Fransman met Portugese ouders en een Vlaming die al zoveel jaren in Frankrijk woont, dat zijn Frans beter was dan zijn Nederlands, meende ik te kunnen vaststellen. Hij had nog nooit van een "steenmannetje" gehoord, maar wist wel (met enige moeite) hoe die steenhoopjes in het Frans heten, namelijk zoals in het Engels: "cairns". Op de vraag of je dat nu allemaal op die foto kunt zien, is het antwoord: nee, maar op de volgende wordt duidelijk hoe we het te weten zijn gekomen.

Bij deze Cabane pauzeerden (en fotografeerden) wij (en zij later). Links zijn de onvolledige krukjes te zien die daar door mij nog niet van een stuk leisteen zijn voorzien. Ik betrap Jacomine erop haar schoenen weer eens uit te trekken, iets waaraan je haar gemakkelijk kunt herkennen. Hier dronken we voor het eerst wat van ons "bleekwater", dat was geen onverdeeld genoegen. De twee jongemannen hadden al evenzeer waterproblemen. Zij hebben verderop bij een “bergerie” om water moeten vragen.
Op de volgende foto is de indrukwekkende Pene Medaa met “eeuwige sneeuw” en op de daaropvolgende een deel van de afdaling te zien, maar het Lac d’Anglas en alles wat daarna nog kwam niet.


Wat daarna kwam was een prachtige afdaling, weer deel uitmakend van een reservaat, uitlopend op ... ja, het kwam omdat we een merkje misten, maar we waren waarachtig de enigen niet, een skihelling met de kwalificatie “extrème”, we hebben het nog geprobeerd, maar moesten terugkeren naar een eenvoudiger afdaling.
Na een verkennend onderzoek bij een cafeetje kwamen we bij hotel « Face Nord » aan waar men ons al opwachtte.

Een douche en een drankje en het DP kon beginnen. Hoewel het repas in feite even simpel (rijst met een prutje) was als de maaltijd in Gabas, was de ontvangst, samen met de kamer (met balkon) een “accueil cordial”, waaraan onze vermoeidheid helaas enige afbreuk deed.
We hadden het hotel voor ons alleen. Het paar dat het bedrijf runde had verder alleen de zorg voor hun nog (zeer) jonge zoon. Kosten: ± € 84.= DP enz.
En het weer? Het begon te regenen op het moment dat we onder de douche gingen staan. Het was, hoorden we de volgende ochtend op de radio, de avond waarop het onweer in Les Landes verantwoordelijk was voor vier doden. Dàt onweer, waarbij vuistgrote hagelstenen, hebben wij zien losbarsten. ‘s Nachts hadden we regen.
woensdag 16 juli: Gourette - Arrens
Die volgende ochtend weer een uitstekend PD aangeboden gekregen en daarna wat boodschappen gedaan in het ski-gebouw in het centrum van het dorp (€ 13.=). Om daar te komen moest je langs de gîtes (o.a. Pyrénéa) en had je uitzicht op de prachtige Pic de la Latte de Bazen.
Hadden we vanuit het hotel al een stukje van de beroemde weg naar Aubisque gezien, we zouden vandaag na een stevige klim naar de Col de Tortes (1799m [zie Lucia, blz.80], hoger dus dan de Aubisque zelf) zelfs een (ander) stuk van die weg afleggen (2½ km). Die stevige klim startte op een andere plek dan mijn boekje aangaf, maar de markering liet er geen misverstand over bestaan.

(Bovenstaande foto is dus ruim een jaar later [26-06-2004] door Christian Lamarche gemaakt. Wij zullen hem in dat jaar nog achterop komen. Merci, Christian)
Al spoedig werden wij ingehaald door een aantal kinderen dat even verder, voor de col, ging rotsklimmen. Op de weg (D918) werden we er voordurend aan herinnerd dat we op de weg naar de Aubisque liepen. Ook moesten we door een tweetal tunneltjes. Ze waren te kort om onze lampjes nodig te hebben.
Daarna de mooie, maar lastige klim naar de Col de Saucède (1525m) ...

.... om vervolgens zeer geleidelijkaan af te dalen naar Arrens. Het was deze dag af en toe tegen mistig aan, in ieder geval eigenlijk iets te koel, zeker op de cols.
Het laatste stuk bracht ons via een holle weg « Danger, <--- toreaux ---> » naar een mooi plekje om te rusten (14.17-14.34h). We werden achterhaald door een paar kinderen die op hun kaplaarzen sneller konden daaldribbelen dan ik zonder zware rugzak zou kunnen. Even later ontdekten we de reden: ze hadden even verderop een stalletje waar je (wij dus) snuisterijen kon(den) kopen, ... alsof we al niet genoeg op onze rug hadden .... .
Arrens heeft twee gîtes, reden waarom wij het aandurfden geen reservering te maken. De eerste gîte (Le Gîpaet) hadden we moeten tegenkomen en dat gebeurde dus niet. Dat zou wel handig zijn geweest, want hij lag (min of meer) aan de route. Automatisch liepen we nu het dorp in, een route-uitbreiding van ongeveer een kilometer. Daar vonden we met hulp van de Société d’Initiative de gîte Camelat, beroemd vanwege zijn maaltijden.

Reden waarom je maar beter van te voren kon reserveren, meldde Lucia. Voor ons bleek dat niet nodig te zijn.
Na douche en drankje en een bezoek aan de supermarché ten noorden van het dorp (nog een extra kilometer, wat geeft het) snel de was gedaan in een echte wasmachine (€ 5.=), daarna op het droogrek. Jammer, er was veel te veel vocht in de lucht; onze handdoeken werden alleen maar vochtiger. Gelukkig hadden we een heel dortoir (een dubbelstapelbed, een stapelbed en een gewoon bed voor ons alleen, zelfs nog toilet en doucheruimte). Ruimte genoeg om al die was te laten drogen. (Kosten DP: € 48.=)
Vervolgens maar weer eens een telefoontje, nu via de kaart, gewaagd aan een gesprekje met Jildau en Frank. Ik moest hiervoor wel de regen trotseren. Mij vervolgens gestort op het opruimen van de eerste topoguide en voorbereiden van de overige dagen (16-23).
In de eetruimte was het druk, veel meer eters dan gîte-bewoners. Die laatsten werden op de bekende manier bijeen gezet, twee flessen wijn op tafel en afwachten maar. Blijkbaar was dat niet de entourage die een Brits gezin van drie personen verwacht hadden. Al heel spoedig waren ze verdwenen. Niemand wist waarom en waarheen.
We hebben die avond niet alleen prettig getafeld, maar ook gezellig zitten praten met een stel Fransen (die ik me overigens niet meer voor de geest kan halen) en een wat zeurderige Vlaamse, die om een of andere reden haar groep voor enkele dagen in de steek moest laten.
donderdag 17 juli: Arrens - Cauterets
Het was vandaag de bedoeling naar de Refuge d’Ilhéou te lopen, ongeveer 7.00h (Britse èn Franse opgave). Wanneer je op deze manier een berichtje begint, is natuurlijk wel duidelijk dat het er niet van gekomen is. In het logboekje staat: « Je kunt voorbereiden wat je wilt, bv. Arrens-Lac d’Ilhéou, maar ontdekken dat Lucia van tijd tot tijd wel enorm gelijk heeft, kan ertoe leiden dat je de Refuge van het Lac (€ 39 pp voor DP) toch maar laat voor wat het is. »
Vanuit de gîte zochten we eerst de merkjes weer op (een extra kilometer), daarna ging het relatief gemakkelijk omhoog naar de Col des Borderes. Vervolgens volgden we, min of meer op dezelfde hoogte blijvend, paadjes parallel aan de D.103. Een daarvan was fraai genoeg voor een foto.

We hielden even na Estaing twee korte pauzes, eerst aan de rand van een weiland en later in het hazelaarbos aan de rechterkant van de beek. Pal voor het Lac d’Estaing hebben we een toilet-, koffie- en waterbijvul-pauze gehouden op het terras van het aldaar gevestigde hotel. (11.20-114.6h). Vervolgens gingen we tamelijk snel omhoog, volgens voorschrift voortdurend de "chemin forestier" afsnijdend.
Even nadat we de begroeiïng uitgingen en de cabane d’Arriou-sec passeerden hebben we weer eens een “alpenweidestop” gehouden (12.41-13.22h, zie foto 1 voor wat nog moest komen en foto 2 voor Jacomine in ruststand).

verkeerde foto! (uit GR10-2004)

Uit die foto’s is duidelijk dat we verder omhoog moesten, naar 2242m, de Col d’Ilhéou. Dat ging in een paar fasen: eerst naar de Cabane de Barbat (1850m), ...

....vervolgens werden we afgeleid door grote aantallen gieren die ten noorden van ons in een bergplooi landden. Het is ons niet gelukt te zien wat daar aan de hand was. Even verder, op weg naar de col, zat een ander stel gieren, die we opstootten.

(Toen wisten we nog niet dat we in 2009 een herkansing zouden krijgen op de GR11. Voor wie de foto wil zien, wel hij/zij zoeke op deze website; een alternatief is in YouTube of Google "gieren, gr11" intypen of te kiezen voor http://www.youtube.com/watch?v=SslSBDyIyC4.)


De col was schitterend; paarden, korstmossen, rugzakken, bordjes en Jacomine.
Vervolgens gingen via het “balcon” langs het Lac noir: « Ne pas emprunter ce parcours en début de saison lorsqu’il est enneigé, emprunter plutôt la variante. » Naar ons idee waren we niet meer aan het begin van het seizoen en was er geen sprake van sneeuw. Nu, onder deze omstandigheden was het een leuke, niet al te lastige, hooguit iets vermoeiende traverse. En daar kwamen we aan bij die refuge van het Blauwe Meer, want Lac d’Ilhéou betekent niets anders. Zoals al eerder gemeld, viel de refuge tegen, in de prijzen (€ 6.= voor 2 cola) maar miste er ook iets aan de entourage. Dat het ook mistte, blijkt uit de volgende foto ...

... waarop het meer zijn naam ook al niet waar maakt, daarvoor moet je naar Lucia, blz.84, maar ook Topo-guide I, blz.21)
Jacomine wilde wel naar Cauterets, zelfs toen ik haar meldde dat dit volgens de Brit nog ruim 2h en volgens de Franse gids zelfs twee uur en drie kwartier zou duren. Omdat we pas om half vijf uit de refuge vertrokken, zou het dus een latertje worden. Een honderd meter van de refuge vandaan werd zelfs gemeld “Cauterets: 3h”, we waren dus gewaarschuwd!
De eerste de beste afdaling ging over leien, een bodemtype waar Jacomine niet zo dol op is (voor haar is “een leien dakje” dus suboptimaal) en toe we na een paar honderd meter de mogelijkheid hadden de puinhelling te verwisselen voor een puinweg hebben we dat dan ook maar gedaan; 1½ km « hors G10 ».
Pal hierna een korte rustpauze (van 17.29h. tot 17.44h.) gehouden op een idyllisch plekje bij de Pont de Sahucs, waarna we de afdaling verder weer helemaal “en route” voortzetten, onder voortdurende begeleiding van een merkjestype dat aangaf dat we ons in een reservaat bevonden.
Via een tweetal leuke afsnijdingen van de verharde weg gingen we in hoog tempo omlaag, waarbij het allerlaatste stukje wel wat lastig was. Maar daar waren we dan: in Cauterets, incl. de rustpauze in 2½ uur! (Zie Topo-guide II, blz.25, volgens mij staat hier zelfs ons hotel op.)
Ietwat wereldvreemd liepen we door deze wereldstad naar de gîte “Beau-Soleil”. Deze was “complet” (de Britse boys waren ons voorgegaan) en hetzelfde gold voor de gîte “Pas de l’Ours” en het bijbehorende hotel.
Men zond ons naar een bevriend hotel, waarvan echter de (zeer) jonge dochter alleen kon melden dat haar ouders rond “vingt” terug zouden zijn. Omdat het nog maar 19.28h was, zijn we verder op zoek gegaan. Om 19.30h konden we bij hotel “Welcome” inboeken, men (hij) had nog ruimte in de annexe, en, stelden we vast, daar was niets mis mee, eigen toilet en bad.

Het repas (de baas serveerde zelf alles uit) en in iets mindere mate het petit déjeuner waren uitstekend in orde, kosten: € 90.34.
Het logboekje: « En dan nu de tijdresultaten van deze topdag : immers 27,1 km (herstel: 28,1 km), stijging 1574m, daling 1539m, colhoogte 2242 (voorlopige tweede). ». Dit in 8.17h, waar het logboekje over opmerkt: « vernietigend dus, 58 min (naar later bleek 49 min) sneller dan van Lucia mag, maar moeten we dat de volgende dag terugbetalen? »
Hoe dan ook, in lengte en hoogteverschillen is dit in 2003 een absolute topper gebleven, we hebben alleen nog een aantal keren groter hoogten gehad. Ook in effectieve looptijd was het een topper : 8.26h, we deden wel langer over het traject tussen Gabas en Gourette (11.33h), maar dat kwam omdat we toen langere pauzes hebben genoten (3.17h). Opvallend is verder dat we op deze dag van Arrens naar Cauterets een gemiddelde loopsnelheid van 3,3km hadden, juist iets meer dan het gemiddelde van de hele vakantie (3,28km).
vrijdag 18 juli: Cauterets - Sazos
« Maar moeten we dat de volgende dag terugbetalen? » was gister de vraag. Het antwoord was: “nee, (nog?) niet!”
We vertrokken ‘s ochtends om 8.32h uit het hotel.

Nog steeds durfden we het aan om zonder reservering op stap te gaan. Het idee hierbij was om, in verband met de zwaarte van de vorige etappe, nu in Grust of Sazos de gîte te nemen als dat lukte, anders werd het doorlopen naar Luz St.Savour, waar net als in Cauterets altijd wel ruimte te vinden moest zijn. Hieruit wordt meteen duidelijk dat we niet kozen voor de détour via Gavarnie. Niet omdat dat niet een schitterend gebied zou zijn, maar omdat we daarvoor (en voor de tocht rond de Pic du Midi d’Ossau) later nog wel eens terug zullen komen.
Bij de stijging vanuit Cauterets (via de Termen en het Chalet de la Reine Hortense) haalden we voor korte tijd de Britse boys in. Even voor twaalf uur bereikten we de Col de Riou (1949m). Onder ons zagen we een enorme zigzag-weg, waarover de Britse boys uit ons verhaal wegliepen (en ook uit de GR10-analen? Je zou het zeggen, want de route ging hier beslist niet over asfalt). We keken neer op Luz-Ardiden, het skistation waar, maar dat wisten we toen nog niet, Tour-geschiedenis geschreven zou gaan worden.
Het begon met onze afdaling: al heel gauw moesten we ons tussen campers en caravans doorwringen. Er stonden toeristen, nou ja, zelfs dat niet, op ons, òns pad: berm-, nee, bergtoerisme! Dus vragen wat ze er doen : “C’est pour La Grande Boucle?” (want je vermoedt wel iets. “Mais non monsieur, c’est pour Le Tour de France !” (waarmee ook weer iets werd meegedeeld over de verstaanbaarheid je Frans). Dus: “Quand?”, “Lundi.” Ik kon en wilde het niet verstaan en vroeg nog: “Demain?”, maar het antwoord was voorspelbaar: "Mais non, monsieur. Lùndi." En als je dan weet dat het "nu" vrijdag is, dan realiseer je je dat ze daar drie dagen in de volle zon zouden staan bakken.
Bij het omlaaggaan sneden we diverse malen de weg aan. Op één punt betrapten we zo’n wegschrijver die een aanmoediging voor zijn favoriete coureur aan het asfalt toevertrouwde.
Het plaatsje Grust is een schitterend dorp dat ook goed onderhouden is. Eén van de laatste huizen was de gîte. Jacomine wilde nog wel even verder, dus gingen we Sazos maar eens proberen.
En dat is nauwelijks minder mooi. Het kerkje is hèèl bijzonder. De gîte « La Maisonnée » zag je niet over het hoofd; het was in de eerste plaats een gîte de séjour.


Toen we binnenkwamen zaten daar dan ook twee heren voor de TV van de Tour te genieten en twee dames in de tuin te lezen. De eigenares werd pas zichtbaar toen we een bovenmaatse bel in beweging brachten. Er was ruimte in een 4-persoons kamer, met toilet en douche. We bleken deze ruimte alleen te bewonen.
In de gîte (kosten € 60.70) werden we wel heel duidelijk met ons neus op de Tourfeiten gedrukt. Het was de dag dat Armstrong in de tijdrit klop van Ulrich kreeg. Inmiddels weet ik van één van de heren dat de Tour maandag over de Tourmalet raast, als alles goed gaat fietsen we juist tussen het gedender door, maar er komt ook nog een weekend aan en het lijkt dus wel verstandig de gîtes voor morgen (Barèges) en overmorgen (Lac de l’Oule) op tijd te reserveren. Ik mocht wel even bellen met de “portable”. Dat ging dus maar moeizaam, waarop zij voor mij het nummer intypte. Prompt reserveerde ik in het “Hospitalet”, maar dacht het te doen met “l’Oasis”, dat had de volgende dag nog leuk kunnen aflopen.
Na het douchen ontdekte ik bij Jacomine haar eerste teek; het kostte nogal wat moeite hem te verwijderen. Het was de tweede, enkele dagen eerder had ik er bij mijzelf moeten verwijderen. Ik heb de indruk dat we deze in de hazelaar-buxus-bossen opliepen. Veel grotere lastpakken waren de « taons » (dazen). Het piëzo-elektrisch apparaatje werkte daar uitstekend tegen. Terug in Nederland lazen we in de Bever-catalogus hoe het werkte: het stroompje verwijdt de bloedvaten, waardoor de histamine sneller wordt afgevoerd uit het bedreigde gebied.
In afwachting van het eten hebben we nog een rondje door het dorp gemaakt en ijs gegeten op de camping. Teruggekomen zagen we de gîte geleidelijkaan vol lopen met mensen die daar kwamen eten en tijdens de maaltijd werd duidelijk waarom het zo druk was. Er was met liefde en zorg aan gewerkt. Evenals trouwens aan de tafelschikking; nee, wij waren dààr gedacht. En "daar" was dan bij een drietal Fransen die hun uiterste best deden een onderhoudend gesprek met ons te voeren, in het juiste tempo, dus « doucement ».
Mijn standaarduitleg, terecht of niet, was sinds, ik geloof Kas Koleta, « Wij denken in, spreken met woorden, jullie met frasen, zinnen. » Het maakte hen duidelijk waarom we dingen zeiden als : « Ce-est-la-ultime-idée » Henri had al eens de stiefmoederlijke situatie van de “s” genoemd en Emanuèlle de onlogica van de uitspraak van woorden als “vingt”, “vin”, “un”. Men accepteerde onze handicap en deed in het algemeen zijn best om er voor te zorgen dat deze bij de communicatie geen groot probleem was. Helaas waren er maar weinig Fransen die over konden gaan in het Engels als zaken dreigden vast te lopen. Ook hier bleek dat hun Engels slechter was dan ons Frans. Het was een buitengewoon gezellige avond.
Het logboekje: « Nu rustig uitrusten en Sazos, morgen geld trekken en eten in Luz, een tocht van ±5½ uur, ±1040m omhoog en 640m omlaag, ±20 km met als hoogste punt de Gué (voorde) de Bolou (1460m). » Op de een of andere manier had ik de suggestie gewekt dat het een makkelijke dag zou zijn. Waarschijnlijk was dat veroorzaakt door mijn opmerking dat Lucia voorstelde hier, vanwege het wat saaie karakter van de GR, de GRP via de dorpjes te doen. Daar hebben we niet voor gekozen, en dat was maar goed ook: van die saaiheid hebben we weinig gemerkt.
zaterdag 19 juli: Sazos - Barèges
Het was maar goed dat de gîte ruimte voor ons had. De tocht naar Barèges zou ons anders niet zijn meegevallen. Eerst, pal na Sazos, moesten we scherp omhoog en liepen daarna “en balcon”, maar onder de bomen (hazelnotenbos) naar het punt (Agnouède) waar de détour via Gavarnie eindigt (als hij tenminste bij Cauterets begint). Ik liep daar zo op mijn “qui-vive” te zijn dat ik zonder de eigenzinnigheid van Jacomine nu waarschijnlijk nog steeds aan het dubben en zoeken zou zijn geweest waar onze afslag nu eigenlijk zou moeten zijn. Even later zagen wij een stok staan. Deze zou in het terrein waarin we ons nu bevonden goed bruikbaar zijn ; vanaf dit moment liep Jacomine met een stok en inmiddels is zij bekeerd tot het (bijna voortdurend) gebruik daarvan.
Via Sauveur kwamen we bij de Pont de Napoléon (III) over de Gorge du Gave de Pau ...


... een: « ouvrage élégant et audacieux ».
Hier even kort gepauzeerd en iets later een vliegend hert (“cerf volant”) gefotografeerd.

Daarna doorgelopen naar Luz St.Saveur, een stuk groter dan het dorpje waarnaar het genoemd is. Daar inkopen gedaan (o.a. melk en fruit) en koffie gedronken. Na een kort gezoek aan de gefortificeerde Kerk van de Tempeliers (zie ook Lucia, blz.89).

Nu eerst in de schaduw hoogte maken bij Villenave en vervolgens verder omhoog in de volle zon. Dat viel nièt mee. Na passage van een menhir en tafelsteen (niet veel van gezien) was er even verkoeling, maar daarbij ging het nog steeds iets stijgend.
Onderweg drie foto’s gemaakt die de grootte van Luz, de ligging van Grust en Sazos, de Col de Riou, de weg naar Luz-Ardiden en de dag van gister moesten vastleggen. Dat is gelukt (en voor wie er geen genoeg van kan krijgen: zie Lucia, blz.92)!



(Wil je het Château Ste.Marie zien, zie dan Topo-guide II, blz.23). Vervolgens draaiden we het dal van de Bolou in. Lucia had hier voor adders gewaarschuwd. Daar zaten we niet echt op te wachten en hier en daar bezondigde ik mij dan ook aan “Thors gangen”: stamp-stamp. Niets van gemerkt dus, ook niet op onze rustplekjes.
Gelukkig liepen we nog grote delen van de tocht in de schaduw. Het was een schitterend gebied ...

verkeerde foto (ergens in Spanje [??])
..., waar meer dan een voorde moest worden genomen. “Doorwaad” kon je nauwelijks zeggen, het was al een tijd droog geweest, de beekjes waren smal of droog.
Na het overschrijden van de voorde in de Bolou (« dont la traversée peut s’effectuer un peu en amont du jalonnement, si les eaux paraissent tros fort », voor ons dus alweer geen probleem) liepen we aan de andere van de beek het dal weer uit en kwamen we weer in de volle zon.

In feite volgden we een « ancien canal d’irrigation », wij zouden het een greppel noemen. Na wat halsbrekende toeren bij het indalen van een ravijntje draaiden we naar rechts een bos in. Veel slingeren en dalen bracht ons tenslotte in, of eigenlijk bij, Barèges. Het eerste huis was de gîte “l’Hospitalet”, een enorm gebouw.

Ja, men wist van de reservering. Onze slaapzaal was 117. Wij konden douchen, drinken (o.a. sangria als "acceuil cordial" voor vermoeide reizigers) en wassen (ook zonder wasmachine); de totale kosten waren ± € 60.=. Meteen ook reserveerde men voor ons de volgende gîte, ik kreeg niet eens de gelegenheid Jacomine te vragen of het na al het geweld van de afgelopen zes dagen (±124½ km, de komende twee dagen zou daar nog eens 44 km, met drie stevige cols, aan toevoegen) geen tijd werd voor een rustdag. Maar ze had de vraag naar het bellen en reserveren bevestigend beantwoord en dus ... .
De ambiance was geweldig : een enorme hal met twee momentale trappen naar de volgende verdieping, grote zalen, met her en der tenminste twee Blütner-vleugels (voor een onvermoeibare randonneur) en ook nog ergens een piano. Het eten verliep wat rommelig, maar was redelijk goed. Hier ontmoetten we, op onze slaapzaal, een stille Fransman uit de Ariège, een Brits stel, Steward en Jo, en ‘s ochtends bij het PD, Daniel en Brigitte. Zij waren vanuit Cauterets via de détour hier terecht gekomen. Alleen de Ariégeois was in Hendaye gestart.
Hen zouden wij met grote regelmaat tijdens de rest van onze vakantie tegenkomen.
zondag 20 juli: Barèges - Lac d’Oule
Het PD viel wat tegen. Men had ons namelijk toegezegd het koffieapparaat klaar te zullen zetten. Mooi niet dus. Verder was het er goed verzorgd, met een verfrissende, karnemelk-achtige drank. Het duurde, geloof ik, wel drie dagen voor ik mij realiseerde dat we mooi enkele van de cappuccino-zakjes hadden kunnen gebruiken die we in Gourette hadden aangeschaft.
We vertrokken dus snel (7.19h) via de “buitenwijken” van Barèges in eerste instantie min of meer horizontaal, in de richting van de Tourmalet. In de praktijk bleven wij meestal boven de weg, de GR10 loopt daar de eerste 1½ km min of meer parallel aan het asfalt. Maar het was onvermijdelijk : 1½ km asfalt werd toch ook ons deel. Helaas was het redelijk mistig en was er weinig van de col te zien.
Bij de Pont de la Gaudie draaiden we naar rechts het dal « dets Coubous » in. Eerst een ten bate van de wintersport volkomen opengescheurd stuk grond waar geen merkje meer aan te treffen was. Wel stond er een lopende band van vele tientallen meters opgesteld. Deze hebben we maar genomen. Als de Fransen ons onze gang zouden laten gaan, zouden wij niet klagen over het feit dat hij niet liep, wij deden dat immers wèl. Al gauw vonden we daarna het pad dat langs de Botanische Tuin liep. Na kruising van de asfaltweg werden we met de regelmaat van de klok achterhaald door Fransen die hun vrije zondag gebruikten voor zoiets mals als “bergwandelen”.
Ze hadden geen eerbied voor het feit dat wij al zo’n 6 km actief waren geweest, deze dag. Na de ingang van het beroemde reservaat van « Néouvielle » raakten we toch uit de toeristenstroom, deze meesten gingen toch iets anders doen dan het dal dets Coubous, met achterin de dreiging van die enorme Col de Madamète (2509m, hoogste punt van de GR10, als je niet voor de Gavarnie-variant kiest.)
Hadden we tot nu graspaden, asfalt, puinwegen en rotsige paadjes gehad, hierna moesten we een groot aantal technieken uit de kast halen om hoger in het dal te komen: grote rotsblokken, drassige weiden, voorden, maar ook gruis en (boom)wortels, zwaar maar schitterend. Het werd voor ons het "dal van de geiten".




Ook ontmoeten we hier, voor het eerst, maar niet voor het laatst, Arnout, een Delftenaar bezig met promoveren op een onderwerp een industrieel ontwerp betreffend. Hij kampeerde of sliep in cabanes.
Geleidelijk werd het, vòòr de Cabane d’Aygues-Cluses, even een soort bergweide, reden voor (weer) een pauze.
En toen begon het echt: stenen, Stenen, STENEN (zie bovenstaande, rechterfoto). Geen stap zonder nadenken, geen beweging zonder moeite. De Britten haalden ons hier tenslotte in. Hij met zijn klimervaring, zij als gym-docente, ‘t moest mogen. We passeerden een paar meertjes, op zo’n 2400m (zie foto BI-19 voor één ervan, volgens de bordjes, het Lac noir, alweer één, maar “blauw” had van mij hier ook gemogen.)

Na weer alle mogelijk typen stenen voor en onder onze voeten kwamen we na een steile klim aan op de col.

Dat was een minder groot genoegen dan je had mogen hopen; het waaide er zo hard dat we uit onze kleren waaiden en de rekening van Hospitalet uit mijn gidsje werd weggerukt. Er achteraan gaan zou bloedlink geweest zijn. En toen de afdaling naar het Gourg de Rabas, een schitterend meertje: een stenig pad overgaand in grote blokken langs het meer.

Echt grote blokken, waar de route meestal met steenmannetjes werd aangegeven. Hierna hebben we gepauzeerd in een bergkom.

Bovenstaande foto geeft daarvan een terugblik Even hiervoor (of hierna) kwamen we een Nederlands gezinnetje tegen. Even bleef ik staan praten, om te vertellen hoe dat nou ging de GR10; ik gaf daarbij aan hoe schitterend het was, maar kon toch niet verbloemen dat ik het vandaag toch wel erg zwaar vond. En er moest nog zo veel komen! Eerst de afdaling naar en vervolgens langs het Lac d’Amaur. Prompt maakte ik daar de fout de afslag naar de bivak-plaats aan het Lac d’Aubert te nemen. Toen ik me dat realiseerde was teruggaan niet meer de beste optie. Gelukkig was de fout tamelijk gemakkelijk en met toevoeging van maar weinig extra wandelmeters te corrigeren. Vervolgens begonnen we aan de Passages d’Aubar, die bovenlangs het Lac de Orédon lopen en daarop een prachtig uitzicht leveren.

Veel Fransen waren daarvoor ook gekomen, deels via/op de asfaltweg enkele honderden meters onder ons, deels op het pad. Het was een lastige traverse, omdat het in feite een bospad was dat hier en daar materiaal was verloren aan zijn verticale component. Over boomwortels en wegzakkende bodem gingen we verder, waarbij van tijd tot tijd ook nog eens toeristen moesten worden gepasseerd. In feite zou je dit allemaal een lange aanloop naar de Col d’Estoudou (2260m) kunnen noemen, een eenvoudige grascol van toch niet onaanzienlijke hoogte. Even daaraan voorbij pauzeerden we ongeveer 10 minuten. Hierdoor haalde een groep jongeren, die op de col hun pauze hadden genomen, ons in en leverden zij bij de afdaling naar het Lac de l’Oule enige overlast, want je kunt als groep nooit zo snel als een paar of een solist. Wanneer je dan geen gelegenheid tot passeren durft of wilt geven ... .
Deze afdaling was inderdaad niet simpel en het is de enige plek geweest waar één van ons een (lichte) verwonding opdeed. Ik ontmoette, pal boven mijn enkel, een boomwortel die niet opzij wilde. Het bloedde en klopte flink. Ik hield, overigens ten onrechte, mijn hart vast voor de volgende dag.
Bij het meer aangekomen konden we uiteindelijk de groep passeren en ons langs het meer via de barrage naar de gîte (€ 58.= + € 7.10) spoeden.

Het was een prachtige, maar loodzware dag geweest. Maar, zoals ik aan Henri en Emanuèlle schreef: « Après une douche au gîte le monde était en nouveau très beau et joli. » Na de douche, de was en de pils (en de Perrier) begon het te regenen, maar het waaide zo hard dat de was toch droog werd, althans de Nederlandse was.
In het dortoir sliepen we samen met de mensen uit het “Hospitalet” en nog twee anderen, zo’n volle slaapzaal hebben we verder nooit gehad. ‘s Avonds hebben we genoeglijke gekeuveld met twee dames uit Pau. Ja, we waren redelijk in het voordeel ten opzichte van het Britse stel.
We hoorden dat i.v.m. de Tour alles in Vielle-Aure en Sailhan “complet” zou zijn. Brigitte stelde mij voor de gîte in Azet te proberen te bereiken. Dat maakte de dag weliswaar een 2 uur langer, maar dat mocht van Jacomine. Brigitte had het nummer van “Le Bergerie”. Aldus geprobeerd te bellen, dat mocht nu weer van de barjongen, maar die wist niet dat de telefoon voor internet gebruikt werd en, zo zei de patron, dàt zou nog wel even duren. De volgende ochtend dus maar proberen.
maandag 21 juli: Lac d’Oule - Azet
Weer een aardige dame die het telefoneren van mij overnam. Het was geregeld dus, we konden vertrekken!
Alweer mist om mee te beginnen, maar voor de oriëntatie, we lopen immers langs het meer, is dat vooralsnog geen probleem. Wanneer die mist wegtrekt is er een schitterend uitzicht ...

... en na een stuk in redelijk tempo omhoog en daarna geruime tijd op dezelfde hoogte langs schapenpaadjes, wordt het tijd voor een “alpenweidepauze”.

Regelmatig passeerden de Britten ons of omgekeerd. (Zij gaan overigens kamperen in Bourisp. Hun (gebrek aan) Frans maakt communiceren, laat staan telefoneren met autochtonen, zo goed als onmogelijk.) Na enkele oriëntatieprobleempjes op een grasbult met weinig merkjes en veel mist ...


... ging het via hazelaar-buxus-bosjes stevig, d.w.z. STEVIG omlaag naar Veille-Aure. (Zie voor de kerk: Topo-guide II, blz.81.) Het enige terras daar was ons te min en even verder heb ik een kleine détour gemaakt om inkopen te doen bij de Champion (o.a. cola, want dorstig waren we inmiddels wel). Hierna begon de stevige klim naar Azet; de temperatuur was toch wel zo dat we nog wat water tapten in Estensan. Het laatste deel van de weg naar Azet ging over een “coursière (sente) bordée de frênes”. Tsja, en ik daarna maar verkondigen dat daar geen enkele beuk, alleen maar bomen met de soortnaam Fraxinus excelsior staat. Het duurde twee dagen voor ik mij realiseerde wat ik nou eigenlijk gezegd had.
Onze man uit de Ardiège was ons voor. Hij zat te wachten in de tuin/het terras van de gîte die, hoewel er “ouvert” bij de ingang stond, een redelijk gesloten indruk maakte. Geleidelijkaan liep het er steeds voller. Na ruim een uur kwam een dame naar ons probleem vragen. Ze zou er iets aan doen. Even later, we zaten er al 1½ uur, meldde de eigenaar zich. Hij was ons vergeten en naar Luz-Ardiden geweest : « De Tour; Armstrong gevallen en toch gewonnen. » Hierdoor viel het repas ook een uur later dan gebruikelijk. Wel werd het, mogelijk daarom, begeleid door een klein karafje wijn. We aten met z’n vijven. Ondertussen hadden we wat GR-ervaringen met Daniël uitgewisseld ; zij lopen nu in hun tweede jaar van Cauterets, via Gavarnie, naar Bagnères de Luchon. Zijn stelling: de GR5 is voor Nederlanders interessanter dan voor Fransen; een kwestie van climax. Jacomines nuchtere reactie: ook Fransen kunnen hem vanuit het noorden lopen. Verder hebben we het Nederlandse drugsbeleid proberen te verdedigen. Daniël kon er geen spoortje begrip voor op brengen. Kwam dat nu ook al door ons gebrekkige Frans? Kosten gîte: € 60.= + € 4.=
Deze avond nog gokten we erop dat er voldoende slaapruimte in Germ zou zijn en belde ik dus niet. We hadden weer een eigen kamer, met “grand lit”. Op de gang was er een grote bad-toiletruimte.
dinsdag 22 juli: Azet - Germ
Bij vertrek meldde ik Jacomine dat ik toch maar liever Germ wilde bellen om te reserveren en liep naar de telefooncel. Degene die ik aan de telefoon had, meldde dat degene die daarover ging nog moest binnenkomen. Dan maar wat later nog eens bellen. Toen ontmoeten we de Toulouser II die in de andere gîte had overnacht. Hij had de détour natuurlijk wel gedaan, daarom kwamen we hem toch nog eens tegen. Na onze start, realiseerde ik mij dat vergeten in Azet klaarblijkelijk besmettelijk is. Ik had vergeten de gîte te fotograferen; dus nu de kerk van Azet maar op de plaat gezet, dan zag je meteen weer hoe mistig het die ochtend was.

Het was helaas ook te mistig voor een mooie foto van wat we gisteren hadden gelopen.
Natuurlijk leverde die mist locatie-problemen op. Eerst op een “mamelon”, maar daar we kwamen wel weer op de route. Even later zijn we via een stepover toch maar een stukje over de weg gegaan. Iets verder bleek het weer mogelijk om de route op te pakken. Op het daarop volgende modderige pad, voorafgaand aan de afdaling naar Loudenvielle, was Jacomines stok een handig hulpmiddel om vast te stellen hoe diep je schoenen zouden wegzinken en waar er stenen in de blubber te vinden waren.
In Loudenvielle tot twee keer toe geprobeerd Germ te bellen. Tenslotte lukte het verbinding te krijgen, pal na het rustmoment middenin het dorp, ...

... (Jacomines, voor haar voeten zo nuttige, afwijking is daarop weer duidelijk zichtbaar). Ik vond het van belang toch nog even te bellen, omdat we bij een “nee” nog een poging konden doen in Loudenvielle onderdak te krijgen. Maar dat was niet nodig want: “Ja, er was ruimte, mits we op een couloir wilden slapen.” Nou, dat wilde ik nog wel bekijken, maar liever in een couloir dan helemaal niet. En dus naar Germ. Het was weer een stevige klim. Het meest merkwaardig was die enorme hijskraan die we boven alles uit zagen steken. Dàt bleek voor de nieuwbouw van de gîte te zijn. De gîte ...

... had op zich wel veel slaapplaatsen, maar de eetruimte en de keuken waren wel erg knus. De arbeiders die met die nieuwbouw bezig waren, pauzeerden juist tot wij aankwamen (13.14h). Ik begreep maar niet waarom ze zo wazig keken toen ik groette. Na douche, inrichten en wassen, waarvoor we de waterinvoer van het zwembad, het zwembad (!) gebruikten was het tijd voor een pilsje (of Perrier). Weinigen van ons voelden zich, ondanks aandringen van de gardienne, geroepen om een frisse duik te nemen. Alleen Daniel en Brigitte dachten daar anders over.
Terwijl wij de dag zaten door te nemen, sprak een man ons aan met een duidelijk oostelijk accent, een Duitser uit de laagvlakte, waarvan we later konden vaststellen dat hij Arnulf heette. Deze wilde maar al te graag contact leggen, zeker toen bleek dat we ons in het Duits wel aardig weten te redden. Àls hij ons sprak, claimde hij ons (m.n. mij) volledig. Hij liep het traject Cauterets-Bagnères nu voor de derde keer, eerdere keren met een vriend, maar die was nu ziek; zijn vrouw kon het niet aan en zijn twee teenage-kinderen kreeg hij er ook niet voor. Gezegd moet worden dat zijn voorbereiding perfect (gründlich) was, daar was mijn voorbereiding maar flodderwerk bij. Na enige tijd kwamen ook Steward en Jo binnen ; zij met de opmerking: “What a terrible hill.” Wel, dat vonden wij wat overdreven, maar eerlijk is eerlijk, zij hadden vandaag eerst nog de helling van Bourisp naar Azet moeten doen. En, zo laat als ze waren kregen zij de beschikking over een eigen dortoir, waar wij het met dat couloirtje moesten doen. In overleg met Jacomine ben ik daar niet achteraan gegaan; we hadden alles al ingericht en zij vond het toilet ook wel handig dichtbij.
Onderwijl betrok het weer dusdanig dat we onze was voor alle zekerheid onder een parasol hingen, maar al snel een foefje van Daniel overnamen: dat was de was op de warme stenen van een muurtje leggen.
Na enig overleg met Brigitte heb ik daarna de Refuge l’Espingo (in plaats van die van het Lac d’Oô) gereserveerd onder de kritische maar welwillende blik van Germs gardienne. Dit betekende een (gewenste) verschuiving van zwaarte van laatste naar voorlaatste dag.
Op weg naar de maaltijd, gaven we dhr.Arnulf aan dat het "kalt" aan het worden was. Tot onze verrassing zei een dame die daar met haar gezin een kamer had (de gîte had enige sejour-trekjes) daarop: “Sie sind Niederländer.” Ja, dat had ze aan onze dikke “L” vastgesteld, waarop Arnulf aangaf dat hij ook “LLekker” kon zeggen. Op mijn doorvragen “en français” gaf zij in het Engels aan dat zij weliswaar Duitse was, maar al jaren met haar Franse man in Frankrijk woonde, waar de kinderen een volledige Franse opvoeding kregen. Vervolgens gingen we aan tafel. Aan die van ons zaten Steward en Jo en een Britse dame (die, een uitzondering, goed Frans sprak) met haar half-Griekse zoon, die niets (b)leek te (kunnen) spreken en onze Ariégeois als enige Fransman. Ik heb hem van tijd tot tijd toch bij de gesprekken proberen te betrekken. Het was, hoe dan ook, een gezellige avond. Het was de laatste keer dat we Steward en Jo ontmoetten. We hebben onze e-mail-adressen uitgewisseld, maar geen van beiden heeft al contact opgenomen. Kosten gîte: € 47.= + € 4.10
Op de vensterbank lag een zo goed als onleesbare tekst die de weersvoorspelling voor de volgende dag weergaf. Zoals ik later aan Henri en Emanuèlle schreef: « C’était là (nl. in Germ, door Daniël) que nous étudions le terme « une mer de nuages ». Mais nous avions vu cela déjà plusieurs fois. »
En dan gaan we nu naar 2003 (C)
####################
Maak jouw eigen website met JouwWeb