'

augustus - september 2013: Colera - Carcassonne

 

 

Dagoverzicht

 

 

< 22-8: Colera - Cerbère >       < 23-8: Cerbère - Argeles >       < 24-8: Argeles - Le Boulou >

 

< 25-8: Le Boulou - Thuir >       < 26-8: Thuir - Montner >       < 27-8: Montner - Cucugnan >

 

< 28-8: Cucugnan - Laroque-de-Fa >       < 29-8: Laroque-de-Fa - Villerouge-Termenès >       < 30-8: Villerouge-Termenès - Lagrasse >

 

< 31-8: Lagrasse - Floure >       < 1-9: Floure - Carcassonne >       < 2-9: Carcassonne [Canal du Midi] >

 

< Inleiding >       < Fauna & Flora >       < Samenvatting >

 

 

Schema

 

 

22-08-2013ColeraCerbère13:2916:3503:0600:5402:128,123-08-2013CerbèreArgelès-sur-Mer07:3017:4510:1503:0007:1529,724-08-2013Argelès-sur-MerLe Boulou09:0114:0405:0301:2403:3919,325-08-2013Le BoulouThuir08:3115:0506:3402:0904:2523,126-08-2013ThuirMontner08:5315:1006:1701:4204:3523,327-08-2013MontnerCucugnan09:0416:0407:0002:0005:0024,328-08-2013CucugnanLaroque-de-Fa08:4917:5009:0103:3905:2224,529-08-2013Laroque-de-FaVillerouge-Termenès09:1713:0403:4701:2302:2412,930-08-2013Villerouge-TermenèsLagrasse09:2115:0205:4101:4004:0118,131-08-2013LagrasseFloure08:4715:5807:1102:3904:3221,401-09-2013FloureCarcassonne09:2213:5004:2801:0603:2216,602-09-2013Carcassonne
12:11
00:42

3,4

TOTAAL AANTAL KM's
224,7

 

 

 

Inleiding:

Het zat ons niet lekker dat we eerder dit jaar onze tocht door de Costa Brava naar de Franse grens vanwege de Tramontane, na een moeizame overschrijding van de Coll de Sant Antoni, hadden moeten afbreken en zochten naar een moment om deze alsnog voort te zetten. Eind augustus-begin september leek ons een geschikte tijd: de vakanties liepen af, maar hotels en gîtes zouden nog wel open zijn. Dat bleek niet alleen waar, maar ook hadden we het weer geweldig mee. Vooraf waren er meldingen van 30 graden (ons, maar in de praktijk hebben we maar twee hete dagen gehad. De overige dagen waren halfbewolkt en soms zelfs met wat veel wind.

We zouden dit keer eerst de GR92 afmaken, dan de Franse grens oversteken en via Banyuls-sur-Mer naar Argelès-sur-Mer lopen. Daarna wilden we zo snel mogelijk de GR36 bereiken (een onderdeel van de E4 en dus van de GR4-GR7). Het (voorlopig) eindstation zou dan Carcassonne zijn, waarna gekozen zouden moeten worden uit voortzetting van de GR36 tot aan de aansluiting op de GR7 in de Haut-Languedoc of verdergaan via de GR77 en oostelijker op de GR7 terechtkomen.

Het stuk tussen de kust (zeg Banyuls) en de GR36 wilden we niet via de GR10 doen en dat betekende dat we “op eigen houtje” een route moesten zien te vinden met voldoende overnachtings- en bevoorradingspunten. Na enig zoeken kwam ik uit op Argèles-Le Boulou-Thuir-Montner en dan naar Cucugnan (daar dab aansluiting met de GR36 en verder naar het NNW), e.e.a. dus ongemarkeerd. Opvallend was dat er ten zuiden van Carcassonne zo weinig gîtes d'etape op de route te vinden waren. In de praktijk bleken het er wat meer te zijn, deels “fermes equestre”. Ik kom hierop nog terug.

De bedoeling was om de eerste vier dagen de IGN-kaart “Roussillon” (1:50.000) te gebruiken; daarna zou het wel lukken met de 1:100.000-kaart “Beziers-Perpignan”, omdat we dan grotendeels gemarkeerd zouden lopen. Voor alle zekerheid had ik de lastigste stukken al eens met Google-Maps bekeken. Ik kom ook hierop later nog terug. Natuurlijk had ik onderweg ook nog mijn “Maps-with-Me”, maar ik meld toch maar vast dat je elektronica niet blind kunt vertrouwen.

 

 

< Terug >

 

 

Fauna & Flora:

We hebben maar weinig vogels gezien (witte kwikstaarten, huismussen, spreeuwen, wat blauwe reigers, een zwarte roodstaart, een slechtvalk en een grasmus). Verder (en dat waren de enige die we ook hoorden) nog kleine karakieten, huiszwaluwen en gierzwaluwen.

Eén keer vonden we een plat gereden jonge egel en een even 2-dimensionale slang. Gelet op m.n. de geel en witte kleur van de buikzijde ligt het het meest voor de hand dat het om een Esculaap-slang ging. Pas na enkele dagen zagen we wat (muur)hagedissen.

Tegenover het gering aantal vogels stond een enorm aantal vlinders (individuen en soorten), verder sprinkhanen (o.a. de Roodvleugelsprinkhaan) en een Bidsprinkhaan (Mantis religiosa, 2x)

Op de vlakkere delen van het gebied dat we doorkruisten, waren veel wijngaarden te vinden. Vaak bestond de afgrenzing uit een diepe uitsnijding in het landschap, soms op de kaart simpelweg ravijn genoemd. Anders was het wel het braamstruweel dat het verlaten van de gaarde tot een bijna onoplosbaar probleem maakte. De bramen waren overigens lekker, evenals die druiven die we testenderwijze geproefd hebben: Grenache en Syrah voerden de boventoon.

Daar waar we door bosachtig gebied liepen overheersten Steeneik, Buxus en in het bijzonder de Jeneverbes. Verder veel van twee heidebremsoorten (Genista angelica [Stekelbrem] en een soort die sprekend op G. cinerea [Bezembrem] leek), diverse heidesoorten (waaronder Erica arborea [Boomheide], maar ook Calluna vulgaris [Struikheide]. Een aantal prikkerige distels (denk aan Cirsium-, Carlina-, maar ook Eryngium-soorten en de Grote Kaardebol) maakten het pad verlaten tot een vaak pijnlijk avontuurlijk.

Aan grotere bomen troffen we veel Tamme Kastanjes, Zomerlindes en in de buurt van Carcassonne Essen en diverse Populier-soorten aan. Verder waren er natuurlijk de dennen (o.a. Parasol- en Zeeden), sparren (o.a. Zilverspar) en Cypres, maar ook de Vijg, Oleander en natuurlijk de Olijf.

Platanen vonden we natuurlijk vooral in de dorpen, soms zeer vele, oude exemplaren tot prachtige lanen gerangschikt.

 

 

 

< Terug >

 

 

 

Donderdag, 22-08: Colera - Cerbère (Hotel**La Vigie, €75 [L])

Via Girona treinden we naar Colera.

Daar wachtte ons het eerste probleem: liep de route naar de weg (zoals Google als enige mogelijkheid aangaf) of transverserend langs de Puig del Falcó en de Puig Pelat (volgens de GR92-Topo). Om half twee startten we het onderzoek. Google bleek van het boekje te verliezen.

De markering leidde ons vanuit het dorp over de weg een steilte op. De wind was een matige Zephyr (zeg 3-4 Beaufort; zeedrie tot -viertje), maar (zoals de OdT-meneer overig keer in Llança gemeld had): bij Portbou tikte het altijd harder aan en op deze helling leek hij heel wat krachtiger.

Langzaam gingen we omhoog. Jacomine wilde meteen haar stokken en stelde vast dat ik gelijk had toen ik thuis had afgedwongen ze mee te nemen: we hadden ze anders alsnog moeten aanschaffen. (De vraag is dan wel: waar??) Dom genoeg dacht ik deze korte dag het wel zonder stokken te kunnen doen; mijn knieën meldden me 's avonds dat ik daar geen goed aan gedaan had. Wat de schoenen betreft: ik liep voor het eerst sinds de Cevennen weer op mijn Perfects (zwaar, maar heerlijk), waarbij ik mijn speciale zolen en/of mijn brace gebruikte. Jacomine had voor veel lichter schoeisel gekozen. Dat heeft geen problemen opgeleverd.

Aan het eind van de klim stond een schitterende steenman, ...

... waarna het pad naar het oosten wegboog en traverserend langs de rand van de bergketen liep. Dat leverde schitterende panorama's op.

Van tijd tot tijd moesten we ons door hoogopschietende planten wringen. Eén soort (ik meen een composiet) bezat vruchtjes met uiterst scherpe uitsteeksels met weerhaakjes. Ik heb zorgvuldig geprobeerd ze allemaal weer uit mijn huid te krijgen, maar een drietal zat er na drie weken nog steeds in.

We kwamen, nog vòòr de col, tègenlopende lotgenoten tegen; ...

... een zeldzaamheid. En vervolgens staken we, op hoogte van de N-260 de Coll del Frare (202m) over, waarbij we uitzicht kregen op Portbou.

Gelet op de problemen die we vorig keer, tijdens de Tramontane, op de veel lagere Coll de Sant Antoni (75m) gehad hadden, was duidelijk dat we toèn deze col niet hadden kunnen nemen. Bovendien: het zou ons zoveel uitgeput hebben dat zelfs de terugtocht omlaag een probleem zou zijn geworden.

Even later moesten we, volgens de markering, even langs de weg om daarna via een pad en een heel trappensysteem ...

... Portbou in te lopen waar we een colaatje dronken en vaststelden dat Hotel La Masía niet open was. Zou het ter ziele zijn? (Dat blijkt volgens hun website niet het geval.)

Via trappen gingen we verder en dus weer omhoog. Er was opnieuw/nog markering. Volgens een bordje (mislukte foto) zouden we over een variant van de GR7 gaan.

 

 Nog even een terugblik op Portbou

Hoe dan ook: het doel was de Col des Balistres (173 m) waar we een monument aantroffen voor de Uittocht van de Spaanse Republikeinen in 1939. Ongeveer 100.000 mensen zijn na de nederlaag in de burgeroorlog via deze col Spanje ontvlucht.

We passeerden nog een oude Spaans grenspost en staken de weg over; we waren in Frankrijk, op zoek naar het pad dat ons langs de keten van de Puig del Cervera naar ons hotel zou brengen. Het was er hier en daar een beetje steil.

 Terublik: in de verte nog eenmaal Cap de Creus

 

Merk op: Cervera [de la Marenda] is de Catalaans/Occitaanse weergave van Cerbère[-sur-Mer]. We merkten dat in de hele Rousillon (Rossillò) alle plaatsnaamborden een Catalaans-Occitaanse variant kenden. Hoewel volgens Wikipedia bepaalde dialecten ervan dreigen uit te sterven, hebben we mensen het onderling horen spreken. Onder de onderlinge relatie tussen het Catalaans en het Occitaans zijn de geleerden het niet eens: Catalaans zou een dialect van het Occitaans zijn of het zouden twee varianten van een “Gesamttaal” zijn.

Voor het gemak houd ik mij aan wat Wikipedia hierover meldt: in Spanje en Pyrenées-Orientales Catalaans, in de rest van Frankrijk (Provence, b.v.) Occitaans. (In onderstaande zal ik de Catalaans/Occitaanse naam noemen als we die “in het veld” zijn tegengekomen. In het tweede deel van onze tocht liepen we door de Languedoc (= gebied van de Langue d'Oc[ccitan]).)

 

Opnieuw werden we geconfronteerd met verschillen in route: Google gaf een andere plaats voor ons hotel aan dan Booking.com; het zou nogal een afstand buiten/boven het dorp liggen.

Dat bleek (alweer) niet juist te zijn; we moesten dan ook nog een stukje langs de weg om hotel “La Vigie” [De Uitkijk] te bereiken aan de rand van het dorp. Het lag prachtig boven het water op een rots te wiebelen.

De kamer (op de hoogste verdieping) gaf ons een schitterend uitzicht.

We aten die avond in het dorp, in een zijstraatje, bij wat we de “Duitse” noemden. De enige aanwijzing voor haar nationaliteit was overigens dat (bijna) alle tafeltjes door Duitsers werd bezet. Het personeel was Frans.

Deze dag hadden we in ruim 3 uur bijna 2¼ uur gelopen en daarbij 8½km afgelegd. In die tijd zijn we 459m omhoog en 453m omlaag gegaan; een mogelijke verklaring voor ons wat lage gemiddelde: 3,7km/h.

 

 

 

< Terug >

 

 

 

 

Vrijdag, 23-08: Cerbère – Argelès-sur-Mer (Hotel Clair Logis, € 90 [LO])

Het ontbijt kwam te laat voor onze wensen. De bedoeling was minstens 23km te gaan lopen en we wilden dus vroeg weg. De dame in hotel had ons het Sentier Litoral aangeraden boven de Route de Crête, die ik mij had voorgesteld. Ik wist dat het SL maar weinig langer was, maar wèl meer niveau-verschil kende. Jacomine had geen bezwaar en we gingen dus op pad langs de kust.

 Weer een terugblik: op Cerbère

In eerste instantie liep het pad langs de spoorbaan, van tijd tot tijd de diepte in duikend om een insnijding in de kustlijn dichtbij de waterlijn te kunnen oversteken. Soms had men daar prachtige trappen aangelegd.

 Terugblik over het sentier litoral

We ontmoetten honduitlaters en joggers. Eén ervan was een Franse jongedame waarmee we in het eerst opduikende plaatsje (waarvan ik lang heb gedacht dat het Peyrefite heette, maar dat het Village-des-Aloes blijkt te zijn) nog even hebben gebabbeld.

Hierna kwamen we op een wegje dat naar een camping leidde. Volgens een trimmer die ik hierop ondervroeg, was er nu geen andere mogelijkheid meer dan verder over de weg te gaan. Dat advies sloegen we in de wind en enige tijd later liepen we door het echte Peyrefite. (De eerste twee dagen heb ik, stom genoeg, vergeten gebruik te maken van “Maps-with-Me” op mijn smartfoon.)

Pas veel later dan volgens die trimmer nodig was, kwamen we bij de weg aan, nu om hem over te steken en via een fraaie route op Banyuls aan te lopen. Daar hebben we via de rivierbedding de promenade en het strand opgezocht. We waren de eerste GR-lopers die deze dag voor een colaatje kwamen. Dat kon ook nauwelijks anders, voor GR10-lopers was het nog te vroeg.

Na een intensieve rust (en een ontbijt) en een stel foto's ...

... heb ik nog even het OdT bezocht voor wat kaartjes van Banyuls en de naaste omgeving. Ze hebben nut gehad: ik wist nu de kortste weg het dorp uit (namelijk via steile trappen omhoog, Rue St.Pierre en Napoléon) te vinden en daarna het pad parallel aan de weg. (In het stadje zelf liepen we nog, min of meer toevallig, langs het hotel (“Canal”) ...

... dat ons in 2004 aan het eind van de GR10 overnachting had geboden.)

Op gegeven moment moesten we de weg oversteken voor het vervolg van het pad, maar dat hebben we niet weten te vinden en hebben dan ook maar een stuk langs de weg gelopen. Dat we dat vervolg misten, is wel gek, op Google-Maps lijk je het niet te kunnen missen; wij dus wel! Het volgen van de weg was overigens geen aperte ramp: meestal was er voldoende ruimte naast het asfalt en soms een echt voet/fietspad.

Na het passeren van het gehucht Pauliles en een groot wijn-domein vonden we een weg die ons alsnog naar het door mij gewenste pad leidde.

Zo liepen we daar toch nog ongeveer 1/3e van.

Na het oversteken van de D914, vòòrdat we Port-Vendre zouden binnenlopen, meldde een bord een wegomleiding (i.v.m. “route bloquée”). Je werd naar links verwezen. Achteraf dom … het bleek alleen voor auto's te gelden. We volgden de weg naar Argelès/Collioure (cat: Argelers de la Marenda/Cotlliore), door een tunnel.

 Terugblik op de tunnel

Bij de eerstvolgende afslag bleek het een autoweg te zijn. Ook weer eens meegemaakt!

We zochten nu een korte, maar rustige weg naar Argèles en vroegen aan een buschauffeur die bij zijn vervoermiddel stond te rusten of het wegje waarop we stonden naar Argèles ging. Hij wist het niet en wij gingen het proberen. Tot drie keer toe liepen we vast in wijngaarden en keerden tenslotte onverrichter zake terug naar ons uitgangspunt, waar ik eindelijk deed wat ik meteen had moeten doen: het Casino van Collioure binnenstappen.

Jacomine vond het maar raar, maar het leverde cola op (mocht, na toestemming, zo maar aan volwassenen geschonken worden) en iets wat min of meer op een routebeschrijving leek (èn de opmerking dat er echt wel een pad liep op de plaats waar wij er naar gezocht hadden. We hebben dat niet nog eens gecontroleerd.) Met de beschrijving en het nodige gezonde verstand liepen we nu zonder veel problemen langs de Route de Madeloc en daarna de D114 (Route de Argelès/de Collioure). Na 29,7km kwamen we bij Hotel “Clair Logis”, waar we hartelijk welkom werden geheten. (Voor de helderheid: Argèles-sur-Mer ligt “al eeuwen” niet meer aan zee; vanwege aanslibbing was het nodig om daarvoor Argèles-sur-Plage uit te vinden.)

Onze kamer was wat aan de kleine kant, maar alles wat je nodig had was er wel; efficiënt ingericht.

De badkamer was meer een wc-ruimte met daarin ook nog een wastafel en douche. Iemand die in de richting ging van obesitas had er zich niet kunnen keren.

's Avonds aten we, na een onderzoekende rondgang door het dorp, op minder dan 100m van het hotel in een uitstekend restaurant: The Flowers. Niet alleen het eten was uitstekend, maar tot onze verrassing bleek dat ze binnen een schitterende patio hadden, waardoor we toch in de open lucht zaten.

Om half acht gestart (GR10-tijd) 10¼ uur onderweg geweest, waarvan we 3 uur in ledigheid hebben doorgebracht (ontbijten, oriënteren, gokken in het casino enz.). Daarbij werd 29,7 km gelopen en een redelijk hoogteverschil verwerkt: 708m omhoog en 722m omlaag. De volgende twee dagen waren de hoogteverschillen weinig meer dan 200 op en 200 neer. Ons gemiddelde lag deze dag op 4,1km/h.

 

 

 

 

< Terug >

 

 

 

 

 

Zaterdag, 24-08: Argelès-sur-Mer – Le Boulou (H***Le Grillon d'Or; €104 [LO])

Het ontbijt was heeeeeeeeeel bijzonder èn heerlijk, met verrukkelijk jamsoorten. Het werd geserveerd in de tuin/patio.

We kregen zelfs zelfgemaakte cake mee als lunchpakket: heerlijk!

Via de buitenwijken (met een Champs de Caraquès; wat deed die hier?!) kwamen we op de Traverse de St.André (cat: Sant Andreu [de Sureda]), die precies deed was hij aangaf: hij leidde ons naar dat dorpje. Daar deden wat mensen hun weekend-inkopen, er was dus een winkel, maar geen plekje voor koffie/cola. We namen een rustpauze op een bankje.

Deze dag liepen we prachtig parallel aan de Pyreneeën; ...

 

... m.n. de Pic de Pradets/Pic des quatre Termes, Pic Neulos/Roc des trois Termes, en verder weg de Roc de Frausa zagen er indrukwekkend uit. We konden vaststellen dat het weer er niet al te best was. Wat zouden wij daar nog van krijgen?

We kwamen door St.Génis-des-Fontaines (Sant Genís de Fontanes) en even later kwam onze “dorpstraat” uit op de D618. Dat was niet zo waardeloos als het klinkt: in feite liepen we op een parallelweg die voornamelijk voor fietsers bedoeld leek te zijn. Het heette hier merkwaardigerwijze de Avenue de la Mer. Even later namen we bij een viaduct weer een pauze en daarna hadden we een korte periode enige regen. We hebben daarvoor de paraplu gepakt, maar al gauw bleek dat niet echt meer nodig.

Ondertussen gebruikte ik regelmatig de smartfoon: er was een brugje over de Tech, enkele kilometers vòòr Le Boulou. Daarbij zouden we toch een route lopen die wat verder van de weg weg was. Het bleek echter dat we hierbij over een groot vakantieoord-terrein moesten, waarbij het zo was dat er niet altijd een echt pad was. In hoeverre liet men je daar de vrijheid je eigen weg te kiezen? Omdat we geen antwoord op die vraag haden, kozen we ervoor in de buurt van de weg (de D618) te blijven. En zo liepen we dan tenslotte Le Boulou (El Voló) binnen, over de brug die we in 2000 tijdens onze Oost-Pyreneeën-groepsreis diverse malen waren overgegaan. We konden ons er niet zoveel meer van herinneren.

Zonder veel te hoeven zoeken liepen we op ons hotel (De Gouden Krekel) af. We bleken in de annex ondergebracht te zijn. Bij het installeren bleek dat er geen grote handdoeken waren. Toch moest er nog even gewacht worden met douchen: de bui die al zo lang had gedreigd, barstte nu in alle hevigheid los.

Nadat het m.o.m. droog was, ging ik met de paraplu gewapend naar de overkant, naar de receptie. Helaas, er waren geen grote handdoeken, die kwamen pas rond zes uur.

Dat ergerde ons daarom, omdat een tekst in de badkamer erop wees dat het ontbreken van handdoeken bij vertrek in rekening zou worden gebracht: één grote voor €8.

’s Avonds aten we op worp-afstand van het hotel in “La Fringale” (Geeuwhonger; Heftig Verlangen). Ik ging mij daar te buiten aan limande (tong) au suprême de homard. Het was een ongezellig hok, maar met heerlijk eten.

Wat de oriëntatie betreft was het deze dag nogal eenvoudig geweest. We waren om negen uur vertrokken en pal na 14 uur bij het hotel binnen. In de praktijk hadden we de 19,3km in 3:39h afgelegd. We hadden een gem. van 5,3km/h, vergelijkbaar met wat we de volgende drie dagen zouden halen: 5,2; 5,1 en 4,9km/h.

 

 

 

< Terug >

 

 

 

 

 

Zondag, 25-08: Le Boulou – Thuir (H**Cortie; €104 [DP])

Na het goed verzorgde ontbijt-buffet betaalden we, leverden we de sleutel in en gingen op pad. Bij het station passeerden we de spoorbaan en even later de grote weg (la Catalane). Daar zagen we een kerel drie volautomatische wapens uit zijn auto-kofferbak halen en ermee in de richting van die weg lopen. Voor alle zekerheid fotografeerden we dit. Jacomine vroeg vervolgens even verder aan een wijnboer of dit niet verdacht was. Zijns inziens was er geen probleem; waarschijnlijk ging de knul zwijnen jagen; die schoot je met kogels en niet met hagel. Wel, er zijn geen merkwaardigheden in de media terechtgekomen, dus hij zal wel gelijk hebben gehad.

Even daarna kwamen we in een bosgebied, waar mijn kaart een circulaire VTT-route aangaf. Inderdaad, je bleek er ook te mogen lopen. Het was een schitterend gebied, waarbij we uiteindelijk op de Pla del Rey terecht kwamen.

 Op weg naar de Pla del Rey

Dat is een gebied waar ooit geschiedenis geschreven werd. Er stond een groot aantal paaltjes met teksten die daarover meer vertelden. Kortweg: van 29 april tot 1 mei 1794 bevochten de Franse (Revolutionaire) troepen daar een gecombineerd Spaans-Portugees leger (slag bij Le Boulou). Ze wonnen, waardoor het landverlies uit 1793 (slag bij Truillas) praktisch geheel goed werd gemaakt. (Alleen Collioure en Fort Bellegarde, ons beide gekend, bleven in hun handen. Voor de liefhebber: http://en.wikipedia.org/wiki/Battle_of_Boulou). Rest te melden dat de slag 2000 dode en gewonde Spanjaarden (Catalanen?) opleverde en 20 Franse doden en 300 gewonden. Verder veroverden de laatsten alle Spaanse voorraden en nogal wat wapens.)

Niet lang hierna probeerden we een doorsteek te maken van het ene asfaltwegje naar het andere. Dat zou volgens Google moeten kunnen en ook mijn 1:50.000-kaart gaf een mogelijkheid, maar wat zijn in wijngaarden nu eigenlijk veldwegen (dòòrlopend) en wat zijn oogstpaadjes (eindigend aan het eind van de akker)?

We stonden uiteindelijk voor een schitterend ravijn en bliezen de aanval af; het zou ons niet lukken Fourques te bereiken.

 Zoekend naar een doorgang

De digitale kaart op de smartfoon had ons opnieuw niet kunnen helpen. Ondertussen bleef het dreigend; boven het Canigou-massief hingen dikke buien.

Nu had ik al wel met deze mogelijkheid rekening gehouden; een alternatieve route van mij ging via Passa-Llauro-Tordères (Paça) naar Terrats. Maar in het eerstgenoemde dorp aangekomen, besloten we nog wat verder om te lopen en via (het boven al genoemde) Trouillas (Trullars) te gaan.

We kwamen rond één uur in dit fraaie stadje aan ...

... en dronken in een cafeetje een Orangina. Via een zigzaggende route liepen we verder naar Llupia en vandaar naar Thuir. Rond 17:00h kwamen we daar bij het hotel aan; in een nauw straatje, maar toch schitterend gelegen.

Vervolgens hebben we een wandeling door Thuir gemaakt: een mooi stadje.

Het OdT mocht hierbij natuurlijk niet overgeslagen worden: in ieder geval was er immers nog de onduidelijkheid over het Canal de Perpignan. Die bleef. Desgevraagd reageerde de informatieverschaffende dame alsof ik haar naar het Nieuwe Grachtje in Amsterdam had gevraagd; daar hebben ook maar weinig mensen van gehoord.

Enfin, er viel dus morgen wat te ontdekken.

Later aten we ons demi-pension-menu: Moules. We bleken het nog niet verleerd.

Al om half negen waren we deze ochtend uit Le Boulou vertrokken (het ontbijt startte al heel vroeg), Even door drieën kwamen we bij het hotel in Thuir aan. De 23,1km hadden we in iets minder dan 4½ uur (looptijd) afgelegd.

 

 

 

 

< Terug >

 

 

 

 

 

Maandag, 26-08: Thuir – Montner (Auberge du Cellier, DP €138])

’s Ochtends heb ik eindelijk mijn duct-tape mogen gebruiken. Sinds 2003 sleep ik dat al mee, om problemen op te lossen. Tot nu toe had ik het alleen maar nodig gehad om het binnenleer van mijn afgetrapte bergschoenen nog een beetje draaglijk te maken (maar dat natuurlijk in Nederland; je maakt hiermee in de bergen geen grapjes.) Nu was één van de draagbanden van mijn rugzak beschadigd. Gelukkig alleen het omhulsel, maar omdat dit steeds verder uiteen ploos, was het toch nodig daar wat aan te doen.

Het weer was meer dan half bewolkt: ...

... zouden we het droog houden vandaag? (Het antwoord was: “Ja”.)

Na het ontbijt maakten we ons klaar en het eerste wat ik vervolgens deed, was de boekhandel om de hoek binnen te lopen voor een kaart. Hij had de IGN-2448OT (1:25.000). Daar zou het allemaal wel op staan .... mooi niet dus. Dat je helemaal langs het kanaal zou kunnen lopen, werd voor 5 cm (ruim een km) ontkend. De conclusie was opnieuw: “Enfin, er valt vandaag dus nog wat te ontdekken!”

De start was niet al te moeilijk: via de Rue du Souvenir, Rue du Stade Violet en de Av.des Sports kwamen we uiteindelijk op de zigzaggende D18. Deze bracht ons naar het Canal de Perpignan (Rec de Perpinyà).

De eerste verrassing was de omvang van het kanaal: je kon er bijna overheen springen; dus nauwelijks groter dan het Nieuwe Grachtje in Amsterdam. Logisch dat niet iedereen van het bestaan wist.

De tweede dat een deel van het water werd afgetapt ter bevloeiïng van de boomgaarden aan ons rechterhand. We liepen eigenlijk langs een levada.

De derde dat we tot het punt waar we moesten afbuigen naar Millas, zonder enig probleem langs het kanaaltje hebben kunnen lopen. Schitterend!!

Via de Ancien Chemin de Thuir liepen we vervolgens naar Millas (Millars). Dat wegje kende een voorde over de Comalada, een rivertje van niets, maar de weg was daar toch maar volledig afgesloten.

Dwalend door Millas kwamen we langs het stationnetje en uiteindelijk bij de hoofdstraat waar we tegen twaalven weer eens een colaatje dronken en wat inkopen deden.

Een klein uurtje later staken we de Têt over en zochten een tertair wegje om verder naar het noorden te gaan. Uiteindelijk ontdekten we dat dit wegje niets anders dan een droogstaande greppel was.

Na het oversteken van de D612 kwamen we op een prachtig pad, met in het kalkzandsteen uitgeslepen “orgelpijpen”.

Er werd even verderop uitgebreid reclame voor iets dergelijks gemaakt, hier hadden we het helemaal voor ons alleen.

Ik miste hier weer eens, om de eerder genoemde reden, een afslag en het duurde even voor we (met hulp van “Maps-with-Me”) weer op de route terug waren. Dat was niet onbelangrijk, omdat ook hier wijngaarden omgeven waren door ravijnen (en geen geringe [en dat is bij kalkzandsteen ook niet onbegrijpelijk]).

Uiteindelijk hadden we alles weer onder controle en klommen in de richting van het Fort-Real (Força-Real). Terugkijkend zagen we zware bewolking boven de Pyreneeën, m.n. rond het Canigou-complex.

Het laatste stuk naar boven werd het ons gemakkelijk gemaakt: we kwamen op een doodlopende weg uit. Deze bracht ons naar een uitzichtpunt vanwaar we deze vakantie voor het laatst de zee konden zien. Boven ons uit torende nog steeds het klooster van Fort-Real.

Maar al heel gauw waren we over deze keten heen (veel hoger dan 425m werd het niet) en liepen we verder naar het noorden. Een sentier botanique verleidde ons om niet de kortste weg te nemen. (Dat de helling ook nog eens Lo Bach heette, ontdek ik nu bij het beschrijven en bestuderen van de kaarten.)

 Links één van de bordjes

Het sentier scheelde ons 1½km, maar was wel de moeite waard. We kwamen er onder andere (de beschrijving van) de Bezemstruik (Spartium/Genista junceum) en de Terpentijnboom/Terebint (Pistacia terebinthus) tegen.

Ruim boven de weg (D612), die (anders dan Jacomine vermoedde) heel wat meer kilometers nodig had om in Montner aan te komen dan het door ons gekozen pad, kwamen we uiteindelijk in de Grande Rue van Montner.

Vandaaruit was het niet moeilijk om ons hotel te vinden.

We hadden de dag hiervoor (of zo) geleerd dat de uitspraak van Montner “Mon(t)nee” is. Het verbaasde mij; zou Montner niet van “Montnegre” zijn afgeleid? Een straatnaam in het plaats geeft voeding aan die veronderstelling. Ook bleek er een Rue de la Tramontane te zijn; blijkbaar manifesteert deze wind/storm zich zelfs nog tot hier!

Om ons hotel (eigenlijk een Auberge; een restaurant met kamers/B&B) binnen te komen, ...

... hadden we een code nodig, dat was ons bij het reserveren (in NL) al gemaild. Om twee uur (op het sentier botanique) had ik gebeld, toen duidelijk werd dat we drie uur (het moment van deursluiten) waarschijnlijk niet zouden halen. De code werkte en op onze kamer lagen badjassen en -slippers klaar. Zo zout hadden we het nog nooit gegeten: dat heet verwennen. (niet dat we er gebruik van hebben gemaakt).

Na het douchen hadden we alle tijd om het dorpje te doorlopen, heel mooi, maar zonder enige pleisterplaats: geen OdT, geen tabac/librairie, geen cafeetje. En was dus afwachten tot we konden eten. Dàt was uitstekend verzorgd. Alleen de aandacht die de sommelier ons gaf vonden wij een beetje overdreven.

Even door negenen waren we vertrokken en even door drieën binnengelopen.

 Waar de keten "dwarslag" is duidelijk te zien

Dat betekende in het totaal ruim 4½ uur lopen om 23,3km af te leggen. Het hoogteverschil kwam op 517m omhoog en 481m omlaag: we zaten niet meer op kusthoogte.

 

 

 

 

< Terug >

 

 

 

 

 

Dinsdag, 27-08: Montner – Cucugnan (Auberge de Cucugnan [DP €107])

Het ontbijt was uitstekend verzorgd, met veel keuzemogelijkheden.

Na de inleidende schermutselingen van gister zouden we vandaag dan toch met het echte montane werk beginnen. Het zij nog even herhaald: het stuk tussen Argèles en Montner was afwisselender en fraaier dan we vooraf mogelijk hadden gehouden. Ik had Jacomine verteld dat we vooral tussen wijngaarden zouden lopen. Dat was wel waar, maar er was (iedere dag weer) voldoende afwisseling geweest.

Het zou vandaag gemakkelijk beginnen: eerst via de D79 naar Latour-de-France, dan via de D9 om de Coume del Four Nau heen en over de Maury(-rivier). Daarna zouden we de D69 kiezen die geleiddelijkaan zou uitdoven tot een bergpad dat ons uit het departement Pyrenées-Orientales naar Aude zou brengen.

Aldus deden we. De D79 was zo rustig en landelijk dat ik besloot een voorgenomen parallelpaadje niet te nemen: we hadden de laatste dagen door dat soort keuzes iets te vaak extra werk gehad.

"Le" is geen "La"

In Latour heb ik nog even naar een tabac (kaart) en barretje (cola/orangina) gezocht: maar je kunt niet alles hebben. Een brugje bracht ons naar een parallelpad langs de D9. Dit keer kozen we wel voor zo’n pad; èn zonder problemen.

Het begin van de D69 liep langs de spoorlijn en ... ja, we hadden mazzel. Er passeerde een “train rouge”.

Voor ons uit torende het complex van de Pech de la Couronne en de Rocs Nègres. Daarop lag, steeds duidelijker zichtbaar, het kasteel van Queribus.

 Links is het Château de Queribus zichtbaar

Het wegje werd een pista, een karrespoor en uiteindelijk een pad. Het werd tijd voor weer eens een rust. Die namen we om kwart voor één. Hierna zou het klimmen worden. Niet dat de heuvelrug uitzonderlijk hoog was (nog geen 400m), maar het zag er tamelijk ongenaakbaar uit.

Dat was het ook wel: het pad werd een paadje en omslingerde twee ravijnen.

Hierna werd het vechten tegen die planten die zich tegen de naam “pad” verzetten. We hadden de indruk dat hier in geen 100 jaar meer iemand langs was geweest.

Bij mijn voorbereiding had Google-Satelite mij twee mogelijkheden voorgespiegeld om boven te komen. De mogelijkheid om dat via de top van de Pech te doen stond echter niet op (de gister aangeschafte) kaart. We hebben hem in (de) werkelijkheid ook niet gevonden.

Tenslotte kwamen we op de Col d’Hiéro. Hier had iemand uit het departement Aude een fraaie picnic-tafel neergezet.

De paden die hier vanuit Aude heen liepen, waren goed onderhouden, anders dus dan het pad dat we zojuist gedaan hadden.

Opnieuw bleek onze route iets anders te lopen dan Google ons had voorgespiegeld, maar hoe dan ook: we kwamen op het Sentier Cathare en spoedig daarna op een sterk slingerende en een eerst stijgende, ...

... daarna dalende PR (gele markering). We zouden de komende dagen het voordeel hebben ons op markering te kunnen richten.

Nu al kregen we een schitterend uitzicht op het dorp (en het begin van onze route op de volgende dag.)

 Rechtsboven het Château de Peyrepertus

Een halve kilometer vòòr Cucugnan begon het te spatten.

De bui onderweg

Hoewel het niet doorzette hadden we toch enige haast ons hotel te bereiken.

Dat ging niet zonder weer eens wat te klimmen en bij de Auberge du Vigneron te vragen naar de Auberge de Cucugnan. De laatste, het was even door énen, bleken we slechts via een achterommetje binnen te kunnen komen. Het was hierbij een grappig idee dat iemand bij bij Booking.com als negatief punt had gemeld dat deze Auberge weliswaar een eigen parkeerplaats bij het hotel had, maar dat je daarvoor dan wel via de smalle, bochtige straatjes naar boven (en later weer omlaag) moest zien te rijden. Nu heeft het dorpje ervoor gezorgd dat er twee grote publieke parkeerplaatsen aan de basis van het dorp te vinden zijn, dus ik zou zeggen: zet je auto daar neer, hang je bagage op je rug en loop even naar het hotel, maar misschien is dat wat te naïef gedacht.

Na de gebruikelijke douche-buurt werd het tijd om het dorp te verkennen, waarbij we ijs aten tegen een wat al te lege maag en ... een nieuwe 1:25.000-kaart kochten (2447OT). Niet alleen vertrouwden we Google niet meer, maar ook had deze ochtend mijn smartfoon het opgegeven; d.w.z. hij vroeg om de PUK-code (en die had ik niet bij me).

Behalve eten, moesten er nu nog twee dingen gedaan worden. Eerst bellen met de volgende, niet gereserveerde, overnachting. Het was nu namelijk kiezen tussen Mouthoumet of Laroque-de-Fa.

Om de mogelijkheden te maximaliseren ging ik nog even bij het OdT langs en kreeg het telefoonnummer van de Mairie van Mouthoumet en een foldertje met een lijstje van GdE’s, hotels en B&B’s. Dat was daarom niet onbelangrijk omdat mijn eerste telefoonrondje geen succes opleverde: men nam niet op of ik kreeg een antwoord-apparaat.

Het tweede rondje maakte duidelijk dat er in Mouthoumet (“désolé”) geen plaats was, het eerste adres in Laroque nam nog steeds niet op, maar het tweede bleek ons te kunnen huisvesten. Maar ... ze zorgden niet voor voedsel, daarvoor moesten we naar de plaatstelijke supermarché. Er was namelijk wel een kookgelegenheid.

Dat betekende dat ik de route voor de volgende dag definitief kon gaan vaststellen: eerst langs Duilhac op het Sentier Cathare, dan naar het kasteel van Peyrepertuse (op 800m) en dan vervolgens via de GR36 en Rouffiac naar een punt waar we uiteindelijk op een wegje naar Laroque terecht zouden komen.

 

Alles had zich vandaag tussen 9:04 en 16:04 afgespeeld. Met een rust van twee uur hadden we nog vijf uur nodig voor 24,3km. We hadden hierbij 626m moeten stijgen en 440m dalen. De gemiddelde snelheid (4,9km/h) is uitzonderlijk, bijna zo groot als we op de niet-montane stukken hadden gehaald.

 

 

 

 

< Terug >

 

 

 

 

 

Woensdag, 28-08: Cucugnan – Laroque-de-Fa (B&B: Mahtaab & Stéphane; [L: €30])

Wel, daar gingen we dus, in wat één van de langere tochten zou worden.

Eerst maakten we een foto van “Le Moulin de Alphonse Daudet”, we troffen er geen nieuwe brieven meer aan.

De eerste twee kilometer ging over een wegje dat parallel aan de D14 liep. Al gauw kwamen we op een echt pad, dat ons naar Duilhac bracht. Ook dat ligt weer boven de wegen en paden en het lag dan ook voor de hand om hier door het dorp heen op zoek te gaan naar het vervolg van onze route. We bleven daar op paadjes, tot we bij de “oude” parkeerplaats van het kasteel van Peyrrepertuse kwamen. Daarna ging het steil omhoog, waarbij we geruime tijd achtervolgd werden door een aantal dag-toeristen.

Sommigen hadden hun auto op de “oude” parkeerplaats staan, van anderen stond hij zelfs bij Duilhac.

Gelukkig was er inmiddels een nieuwe parkeerplaats voor de minder getrainde medemens. Eenmaal daar staande, constateerden we dat daar heel wat van zijn. Boven ons uit stak het immense kasteel.

We liepen door tot bij het loket, waar het niet zo druk was en ik dus wat vragen kon stellen ("Waar is de cola? Waar is de GR36?") Wel, er was geen cola, wel een automaat met wat andere frisdrank en ... (gelukkig wist ze antwoord op deze vraag!!) .. de GR was verlegd, daarvoor moest je anderhalve lus omlaag en dan links de weg af. Nu begrepen we waarom sommige (sic!) merkjes met grijze verf onzichtbaar waren gemaakt.

Nadat we nog even van het uitzicht hadden genoten, liepen we naar de genoemde afslag. Het pad leek simpel te traverseren, maar dat lijken werd geen blijken maar schijnen. Het kwam op een paar tientallen meters ploeteren neer.

Daarbij hadden we overigens wel een prachtig uitzicht op Duilhac.

Geleidelijkaan, en na wat puinwaaiers, werd het pad wat simpeler. We draaiden om Roc-Rouge heen, terwijl boven ons nog steeds het kasteel torende. Rond half twee moeten we door Rouffiac zijn getrokken. Er was geen winkeltje te bekennen; ik had vanwege het kasteel verwacht dat men wat meer op toeristen probeerde in te spelen.

Daarna liepen we in een echt berglandschap: een prachtig terrein.

Om tien voor vijf kwamen we bij de afslag naar de GdE-G.Equestre Le Cascasses. Hier startte een wegje naar Laroque en dat namen we; we waren op de GR36B terechtgekomen.

Nog geen kwartier later kwam er een horde geiten op ons af. En wat erger was, ze wilden met ons meelopen.

Allemaal mee het dorp in?

Wat daarbij echt een ramp was, was dat de bijbehorende Patou dat niet wilde. Zo snel mogelijk pakte ik mijn Dazer, daarbij zorgvuldig vermijdend het ding op de hond te richten. (Ze zouden erop getraind worden er tegenin te gaan.)

Een paar conclusies:

  1. Ja, de geiten horen het geluid en hebben er last van;
  2. Blijkbaar hebben ze een zeer kort geheugen;
  3. Het is mogelijk dat oude geiten het niet meer kunnen horen.

Inderdaad, ik moest de Dazer bijna voortdurend blijven gebruiken. De Patou ondertussen begreep dat van ons geen gevaar te duchten was en deed inmiddels ook zijn uiterste best om die malle geiten bij te brengen dat het niet de bedoeling was dat ze met ons mee zouden gaan.

Gelukkig kwam er een auto met drie herders aanrijden en konden hond en wij overgaan tot onze normale bezigheden. Voor ons was dat zo snel mogelijk Laroque-de-Fa (Larròca-de-Fan) bereiken. We deden dat via de Chemin du Carcasses. Gelukkig had ik door de telefoon gemeld dat we tussen vijf en zes zouden aankomen. Het werd kwart voor zes.

Dat wil zeggen: Toen waren we in het dorp, nu moesten we nog de overnachting zien te vinden en dat ging niet vanzelf: In de eerste plaats wist niemand de Chemin de la Caraille te vinden. Wel zei men mij bij de supermarché dat ik als ik links en dan rechts ging vanzelf bij Stéphane zou komen, maar de enige naam die ik had was “Mahtaab Ansari-jaberi".

Ik meende een betere oplossing te kunnen kiezen, bedankte voor de aanwijzing, zei dat ik nog terug zou komen om boodschappen te doen en pakte mijn (nee, Jacomines) telefoon. Net als gister nam een dame op die zich pas weer senang voelde toen ik, op verzoek, op Engels over ging. Ik beschreef waar ik stond en zij gaf aan hoe nu verder te gaan. Nam vijftig meter stond ik tegenover haar man (Stéphane dus) die ons hartelijk welkom heette, even gemakkelijk in het Frans als in het Engels. De overnachting lag aan de Chemin du Chateau; ik was hiervoor, vanuit de supermarché gerekend, 1x rechts en 1x links gegaan. (Voor de liefhebber: Google meldt dat de Chemin de la Caraille hier noordelijk parallel aan loopt. Er is geen naambordje.)

We werden ondergebracht in de groepsgîte waar we zelf onze kamer mochten uitkiezen. (Er is ook een individuele gîte; mogelijk was die al in gebruik. We verbleven in ons uppie in de groepsgîte, maar ook als er nog anderen zouden zijn geweest, zou onze kamer voldoende privacy hebben geleverd. De gemeenschappelijke ruimte was groot genoeg om, als er anderen waren geweest, geen last van elkaar te hebben en hetzelfde geldt voor de sanitaire ruimten. De eigenaar (Stéphane dus) was het voorplein van sfeerverlichting aan het voorzien. Dat is op onderstaande foto [m.o.m.] te zien.

Er was verder niemand dus hadden we, na het afrekenen, ook in de (goed ingerichte) keuken het rijk alleen.

(Deze B&B is te bereiken onder: www.gitescastelnaut.com)

Daarna deden we onze inkopen, maakten we eten klaar en belde ik naar de volgende overnachting. Jacomine had duidelijk gemaakt dat ze na het geweld van vandaag èn de dagen hiervoor wel eens een kalm dagje wilde hebben. Daar had ik rekening mee gehouden; Laroque-de-Fa lag ongeveer 3½km oostelijk van de GR36. Het voor overmorgen gunstigste volgende overnachtingspunt lag in Villerouge-Termenès, maar dat was (veel) meer dan 20km als we over de route zouden gaan. (Er was nog een plaatsje Termes, maar dan werd de volgende dag [overmorgen dus] weer veel te lang.)

Eerst maar eens bellen: is er plaats in Villerouge? Het antwoord was: “Ja” waarna ik een eigen route kon gaan ontwerpen. Het was overigens een geluk dat ik een kaart had gekocht. Bij de voorbereiding had ik vastgesteld dat er een GdE in Villerouge was (hij stond ook in het foldertje van het Cucugnan-OdT) en had dan ook Jacomine lekker gemaakt met het idee weer eens wat een het gîte-leven te gaan doen. De gîte lag echter vier kilometer ten zuiden van het dorp, waardoor we hetzelfde probleem zouden hebben gehad als in het geval van Termes, maar bovendien was hij vanuit Laroque-de-Fa uiterst moeilijk te bereiken; het zou (alweer) een lange, zware dag zijn geworden.

(Het was maar goed dat we geen tijd hadden verloren door het Château de Peyrepertuse te bezoeken; onze aankomst in het dorp zou zeker een uur later geweest. We waren om tien voor negen gestart, arriveerden om tien over vijf en hadden in de praktijk ong.5:20h gelopen en daarbij 24,5km gedaan; een gemiddelde van 4,6: gelet op de omstandigheden (996m omhoog/889m omlaag) een klein wonder.)

 

 

 

 

< Terug >

 

 

 

 

 

Donderdag, 29-08: Laroque-de-Fa – Villerouge-Termenes (B&B: A.Didier, [LO €50])

Na het ontbijt en het afscheid van de eigenaar liepen we in NW-richting over de D613. Als ik beter had voorbereid, hadden we deze kilometer door het dorp/langs de rivier kunnen lopen; een prachtig stuk, maar zo was het dus niet.

Het aquaduct van Laroque-de-Fa

Na die kilometer kozen we voor de D.138, naar Davejean. Kijk, blijkbaar heeft men in de loop der jaren iets met het eigendom van wegen gedaan. Vroeger had je naast D-wegen ook C(antonale)-wegen en dan wist je dat het laatste asfalt daar drie eeuwen terug op was aangebracht. Op huidige kaarten komen geen C-wegen maar voor en moet je vooraf maar een inschatting zien te maken.

Ik had (weer eens) enorme mazzel: het was een goed wegje om rustig van A naar B te lopen, maar voor wielig verkeer was het minder goed bruikbaar èn .... dat wist men daar blijkbaar allemaal: Jacomine had, in ieder geval in één opzicht, haar rustig dagje.

En zo kwamen we rond kwart voor elf in het meer dan stille Davejean aan. In 2009 telde dit nog 112 inwoners. Die hadden zich verstopt of het aantal was gedecimeerd; hoe dan ook: men hield rekening met Jacomines wensen. Tegen twaalf uur passeerden we Félines-Termenès (Felinas-Termenès).

Hier draaiden we de “razend drukke” D613 weer op, om 2½km later weer op de GR36B te komen. Dat wil zeggen, volgens de kaart. "In het veld" had men inmiddels voor een iets andere route gekozen.

Tegen énen stonden we voor het plaatsnaambord van Villerouge Termenès (Vila Roja de Termenès). Het doel was bereikt, maar nog wel een beetje vroeg voor de B&B.

We settleden ons bij de Taverne voor een dronk en een eenvoudige maaltijd, om daarna het plaatsje te bezichtigen, niet in de laatste plaats het kasteel.

Jacomine controleert of ik in de slotgracht natte voeten krijg

Tegen vieren belde ik, volgens afspraak, de B&B-eigenaar, die, nadat ik had aangegeven waar we stonden, ons kwam ophalen. De ruimte waarin we werden ondergebracht was de fraaiste van deze vakantie; we sliepen aan de voet van het kasteel. (Zie voor nadere informatie betreffende deze geweldige gîte/B&B de website: http://gitedelaplacette.free.fr

Hoe het uitzicht de volgende ochtend was..

Inkijkje (kamer, keuken) in de omgebouwde garage

‘s Avonds ontdekte ik een sjieke twee-delige BD(=bande dessinée)-uitgave van Casterman. Tardi had een verhaal van Vautrin onder de titel Cri du Peuple naverteld. Het ging over de opstand van de Parijse Commune (1871) en hoe die werd neergeslagen. Hierbij zag ik toch ook verwijzingen naar Alexandre Dumas’ Comte de Monte Cristo verwerkt. Prachtig getekend, maar het was niet gemakkelijk om te lezen en helaas, na deel twee bleek het allemaal nog niet afgelopen te zijn. Alleen ...., de volgende delen waren er niet.

 

 

 

 

< Terug >

 

 

 

 

 

 

Vrijdag, 30-08: Villerouge-Termenes – Lagrasse (B&B: Maison d'Artiste (Sheila Walshe) [LO €55])

Deze dag begon met een uitstekend, liefderijk verzorgd, ontbijt, ...

... waarna we al spoedig bovenlangs het dorp uitliepen, op weg naar Lagrasse. Ik had van dat dorpje een hele lijst met overnachtingen, juist omdat het druk door toeristen bezocht werd en het ook nog eens weekend aan het worden was.

Bij mijn eerste telefoontje was het al raak.

Het werd deze dag een schitterende graatwandeling, nog steeds over de GR36B. En dat was maar goed ook, want ik moest het deze dag helemaal met de 1:100:000-kaart doen; Villerouge had geen Tabac/Librairie en ook in eerdere plaatsjes had ik niet aan de IGN-2446O kunnen komen. Wel mocht ik de kaart van onze B&B-houder inzien.

Nog tijden na het verlaten van het dorp bleven we dat zien, wanneer we achterom keken. Dan werd de naam ook goed duidelijk: de grond (kalkzandsteen, chaux) had een duidelijk rode kleur.

We kwamen over de Pech de Blanes (zouden "Pech" en "Puig" verwant zijn? [De uitspraak is bijna gelijk!]), maar niet door het bijbehorende plaatsje.

Eigenlijk gold dat laatste ook voor St.Pierre-des-Champs; we schampten het slechts. Daar hadden we de D23 kunnen nemen, een aanmerkelijke “raccourci”, maar dat hoefde niet van Jacomine, het ging wel lekker zoals het ging.

Even voor dat plaatsje kregen we nog een hart onder de riem gestoken: we waren al meer dan 290 km van Barcelona en liepen naar het noorden.

Na het kruisen van nog een weg, zochten we weer de hoogte op en liepen door het Bois de Lauza, waar de GR36B weer samenkwam met de GR36A; het werd hier weer gewoon GR36, die even later uitliep in een soort cypressenlaan.

Even verder zat een groene bidsprinkhaan (Manta religiosa) op ons te wachten.

Daarna zochten we opnieuw een crête op: pal onder ons, maar heel wat lager, liep de weg (de D3).

De afdaling naar Lagrasse (Lagrassa) ging over een wat minder simpel pad, maar gaf wel een mooi uitzicht over de toren van de Abdij van St.Maria.

Ons onderkomen lag in de Rue Foy. Nadat we ons daar gesettled hadden, hebben we wat gedronken, een rondje door het dorp gemaakt en ons afgevraagd waarom het zo toeristisch was. (Ik had een lijst gemaakt van de B&B’s in de omgeving: ruim 15 B&B’s, meer dan er verder in het hele gebied voorkomen.) O.i. was het niet middeleeuwser dan veel van de andere dorpjes (bv. Laroque) en de Abdij kan het toch ook niet helemaal verklaren. Een reden zou kunnen zijn dat er veel kunstenaars zijn neergestreken (o.a. de man van onze B&B-houdster, die zelf als knitting-lerares bijverdiensten had).

Lagrasse: Pont Vieux

Voor ons zou een reden kunnen zijn dat hier de GR77 op de GR36 aansloot. Maar veel andere wandelaars/lopers hebben we in Lagrasse niet gezien.

Na wat ijs-eten en een repas op de Boulevard de la Promenade schafte ik mij twee kaarten aan bij de plaatselijke tabac. Er lagen namelijk wat nader te bestuderen keuzen. Eén van de mogelijkheden was geweest, om van hieruit meteen op de GR77 over te gaan, naar Moux te lopen (met de bus heen en weer naar Carcassonne te gaan) en dan naar het noorden door te steken. De Globusreisgids “Languedoc-Roussillon” had mij echter enthousiast gemaakt voor het Canal du Midi, dus was het verder lopen via de GR36 naar Carcassonne nu het meest voor de hand liggend. Maar de route zoals ik die kende, ging via Ribaute en kwam dan de eerste 20km niet in de buurt van overnachtingen en ging daarbij nog eens toppen van meer dan 525m en 400m. Ik had mij er via Google-Satelite al op voorbereid een afsnijding te maken. Dat dit niet gemakkelijk zou zijn, had dit programma mij ook al duidelijk gemaakt. Er waren scherpe insnijdingen in het landschap. En nu ook de smartfoon het nog liet afweten, maakte een kaart het wel een stuk gemakkelijker om, samen met Jacomine, de problemen te overzien. Overigens had een bord aan de rand van het dorp de aanwezigheid van een GR36-var (ongeveer mijn afsnijding) al gemeld, blijkbaar hadden anderen mijn probleem ook gezien.

We kwamen tot de conclusie dat het nuttig was om de volgende dag zo lang mogelijk over de variant te lopen en daarna in Floure te overnachten. Dat was zo dicht mogelijk bij Carcassonne, waardoor we overmorgenmiddag al vast wat tijd voor de bezichtiging zouden hebben. (Voor de goede orde: we hadden thuis al voor twee dagen in Carcassonne gereserveerd.)

Het werd dus tijd om Floure te bellen. Er waren twee overnachtingsmogelijkheden: het Hotel Château de Floure (met prijzen van €150 p/n) en Le Prieuré Saint Louis (vanaf €95). Van die laatste was niet zo duidelijk of het een hotel of een B&B was. (Het bleek een bar/restaurant met kamers. "Maison vigneronne du 18 eme siècle rénovée clos d'un parc arboré un véritable havre de paix").

We waren vanochtend rond 9 :20h vertrokken en kwamen even na drieën in Lagrasse binnen. We hadden in die tijd daadwerkelijk vier uur gelopen en 18,1km afgelegd. Dat kwam neer op een gemiddelde van 4,5km/h. De hoogteverschillen waren: 541m omhoog en 717m omlaag.

 

 

 

< Terug >

 

 

 

 

 

 

Zaterdag, 31-08: Lagrasse – Floure (Le Prieuré Saint Louis; DP €152)

Lagrasse aan de Orbieu

De variante route door het "massief" van Montlauf

Het was een goede keuze om de variant te doen: schitterend!!

Eerst moesten we een stukje langs de weg die we gister van bovenaf hadden gezien; dus door een scherp ingesneden dal.

Na goed een kilometer sloegen we af en versmalde het landweggetje uiteindelijk tot een pad.

Dit bracht ons op een (brede) graat die ons naar 370m voerde.

Hierna ging het weer omlaag, naar Montlaur (Muntlau, van "Mont des Lauriers"), waar we wat dronken en wat inkochten.

Daarna zochten we weer een graat op, die ons dit keer tot zo’n 300m zou brengen, maar voor die tijd hadden we al afscheid genomen van de GR36-var van waaruit je gemakkelijk Pradelles-en-Val (met één overnachtingsmogelijkheid) had kunnen bereiken. Grappig was overigens dat we vaststelden dat we gemarkeerd een andere GR36-var liepen dan de kaart aangaf. Wij zouden even verder bij het bereiken van die 300m de GR36 kruisen, die overigens verder via Monze (waar geen overnachtingen zijn) loopt.

Denk nou niet dat het steedseen simpele weekend-wandeling was

Weer kwamen we een groene variant van de Bidsprinkhaan (M.religiosa) tegen; hierbij ervan uitgaande dat die beesten niet zo reislustig zijn, dat dit het gister geziene exemplaar was.

Na het kruisen van de GR36 zou, zo had ik Jacomine laten zien, een lastig stuk kunnen komen; de hoogtelijnen op de kaart liepen dichtbijeen en gaven onbegroeid, stenig terrein aan. De praktijk was was we even een stukje GR36 deden, om bij een bordje dat meldde dat we rechtdoor naar La Tuilerie moesten, af te slaan ...

Hier verlieten we de markering en gingen naar rechts

... en omlaag te duiken. Dat leek merkwaardig, omdat La Tuilerie een tussendoel van ons was, maar al gauw bleek dat er een PR (gele markering) op ons pad aansloot; ook op weg naar La Tuilerie. Die markering werd verderop nogal nuttig: over ongeveer 100 m liep het pad pal boven de (droge) stenige bedding van een beek. De gele streepjes voorkwamen dat we daarin terechtkwamen.

We bereikten tenslotte La Tuilerie en werden via een landwegje naar Barbaira geleid, waar we rond 15:15h aankwamen.

De platanenlaan van Barbaira

Hierna was het niet erg moeilijk meer om in Floure te komen, ongeveer 2 kilometer verder. We waren te vroeg voor onze overnachting (bij de kerk) en zijn dus even door het dorpje gelopen. Naast het kasteel, waarvan de sponningen even verveloos waren als die van onze Prieuré, was er eigenlijk niets. Dat werd dus hoe dan ook eten in onze B&B.

Onze priorij is (zoals we boven al vaststelden) uit de 18e eeuw.

Sindsdien is er weinig aan gedaan, dat wil zeggen dat het bad een min of meer werkende afvoer heeft (begin 20e eeuw?), er elektriciteit èn wifi (20e eeuws?) zijn, maar de leidingen zouden bij controle stellig worden afgekeurd.

Onze kamer (“Kaki”) bestond uit een slaapdeel, alkoof, baddeel, toilet en een (defect) bidet, hier en daar afgescheiden door witte vitrage, waarschijnlijk ook 18e eeuws. Gezegd moet worden: afgezien van een spinnenweb bij de badafvoer heb ik geen stof gezien en ook mijn “mijnkanarie” Jacomine geeft die nacht niet geniest; op de een of andere manier was de kamer dus toch te onderhouden. Hoewel er geen meldingen van spoken zijn, lazen we op tripadvisor wel over muizen; niet onmogelijk. Wie het wil proberen of de onderstaande zin op waarheidsgehalte testen: www.leprieuresaintlouis.net/)

Alle fantasie was gaan zitten in het huis en zijn aankleding, de gangen van de maaltijd waren alle voorzien van een bed van sla. Daarop lag dan wat je had aangevraagd, bij voorkeur als “tartare”.

Het restaurant mocht echt die naam niet hebben; het was een overdekte bar met onhandige zitstoelen en dito “tafels” waaraan met enige moeite te eten was. Maar ach, weer eens wat anders.

Ook hier geldt, net als in Laroque dat de B&B onder twee adressen te vinden is: Rue des Écoles 2 en Rue des Laourets 16.

Deze dag waren we rond kwart voor negen vertrokken en tegen vieren aangekomen. In de periode hadden we 21,4km afgelegd in 4:32 looptijd. Dit was een gemiddelde van 4,7km/h en we waren hierbij 582m omhoog en 623m omlaag gegaan.

 

 

 

 

 

< Terug >

 

 

 

 

 

 

Zondag, 01-09: Floure – Carcassonne (Résidence Adonis La Barbacane; [L 2x €64])

Nadat je Floure verlaat zie je dat de GR36 vanuit Floure gezien aan de andere kant van het dal (en de weg) loopt. We liepen er dan ook parallel aan, maar òòk naar het zuidwesten. Daar waar de GR naar het NW knikte, zouden we hem weer oppikken.

We liepen weer min of meer op een graat, over een redelijk breed pad. Hierbij passeerden we een gebiedje waar we meenden gestolde magma te zien.

Een bordje hielp ons uit de droom: het was mergelachtig materiaal van fluviatiele oorsprong en van 50 miljoen jaar terug.

Rond half elf en na zo’n 4km kwamen we dan toch terug op de GR36 ...

Jacomine omstraald door elfenlicht

... en 1½ km later liepen we langs Montirat, waar zich een (nergens gedocumeerde) GdE blijkt te bevinden.

Het landschap bleef lieflijk en we hadden mazzel: het was zondag en het werd dus ook nog eens gezellig, bij het Lac de Cavayère, een groot en grillig meer, met veel dagtoeristen voor veel typen van sport. Helaas; er was wel een parkeerplaats, maar geen barretje en we gingen na een pauze op een bankje dan ook maar verder.

Een uurtje later zou Carcassonne (Occitaans: Carcassona) in zicht komen en we gingen ervanuit dat men daar een spectakel van zou maken: plotseling een onderbreking in de bomenrij en daar lag dan de stad.....

Dat viel nogal tegen (vond ik). Door vanaf het wegje wat naar boven te klauteren wist ik op gegeven moment een aardig overzicht te krijgen, ...

Jammer van die telefoon(?)kabel

... maar de route naar de stad leverde geen beeld dat zelfs daarmee te vergelijken was.

Hoe ik de stad bestormde...

Om half twee stonden we voor de Porte Narbonnaise.

Ons eerste doel was nu toch, na een plat du jour op een plein, om onze overnachting te vinden. We verlieten de (overvolle, ...

... zondag hè) stad via de Porte d’Aude en daalden af naar de Rue de la Barbacane.

Nu is een barbacane een (vesting-)buitenwerk en iedereen zal dus begrijpen dat die overnachting niet ver van de Cité was. Men had pal onder de oude stad een groot hotel neergezet, waar je voor een schappelijke prijs een appartement kon huren, voor maximaal 4 personen.

Uitzicht vanuit onze kamer op de Cité

Naast een slaapkamer, badkamer en toilet, was er een grote kamer met slaapbank en een keukenhoek. De inventaris daarvan was overigens zodanig dat je er niet op kunt rekenen er uitgebreid te kokkerellen.

De receptioniste is was uiterst behulpzaam, snel en humoristisch.

Nadat we alles op orde hadden gebracht, brachten we ons eerste bezoek aan de “nieuwe” stad, d.w.z. de Bastide St.Louis, die toch ook al weer uit de 13e eeuw is; nou ja, het stratenplan dan. (Die St.Louis, die we ook al in Floure tegenkwamen, is Lodewijk IX, de Heilige.) We hebben we daarbij het Canal met zijn sluizen gezien;

... de moeite van een flankerende wandeling (langs zijn oevers dus) waard. 

Het grafelijk kasteel, 's avonds, vanuit onze kamer

De tocht naar Carcassonne waren we om 9:22h begonnen en onze aankomst aldaar was om 13:30h. In de praktijk hadden we de 16,6 km afgelegd in 3:22h, hetgeen tot een gem. van 4,9km/h had geleid. In die periode waren we 339m gestegen en 271m gedaald.

 

 

 

 

 

< Terug >

 

 

 

 

 

 

Maandag, 02-09: Carcassonne (zie boven)

We waren al vroeg in de Cité en het duurde even voor we in de gaten hadden dat het moment van openen van het kasteel ’s zomers later is dan in voor- en najaar. Het wachten brachten we door met het bekijken van de stad-zelf, nu, bijna zonder toeristen, in alle rust.

Ook ben ik, natuurlijk, op zoek gegaan naar een kaart van het gebied ten noorden van Carcassonne. Dat bleek hier niet te lukken.

Om tien uur bestormden we het kasteel en drongen daar zonder veel moeite binnen.

Eerst werd ons een film vertoond waarin o.m. de geschiedenis van de 19e eeuwse restauratie werd vermeld. Vijfitg jaar heeft deze geduurd en niet iedereen is met het resultaat helemaal tevreden.

Daarna kwam de rondgang door het kasteel ...

De Aude-poort vanuit het kasteel

De (bektritiseerde) ommegang

Er was ook een tentoonstelling van moderne digitaal-kunst

Het Gallo-Romeinse deel van de muur

... en werden we (vriendelijk) teruggestuurd toen bleek dat we het dreigden te verlaten zonder over de noordmuren te hebben gelopen; inderdaad, daar mis je wat aan.

Toen we uiteindelijk toch weer buiten stonden, zijn we over de rest van de (binnen-)muren verder gegaan met onze bezichtiging. Daarna hebben we een rondje door de tussenzone (lisés basses en hautes) en over de buitenmuur gemaakt.

De zuidzijde met de hoge wering

De binnenkant van de noordoostzijde: met tuintjes!

Nog meer oude torens

Bij de Porte d'Aude

De maandag afgelegde route

Via de Aude-poort verlieten we de Cité weer, op weg naar de Bastide, waar ik mij door het OdT naar een librairie liet verwijzen. Daar hadden ze de gezochte kaart.

Vervolgens hebben we bij een wat shabby restaurant gegeten; maar het was er druk èn had de Le Routard-schilden van 1996 t/m 2010 !

Terugkomend zagen we het complete noordfront van de Cite.

Terug in ons appartement stelde ik Jacomine voor ons ambitieuze plan om in één keer door te lopen naar Le Vigan op te geven en het stuk tussen Le Vigan en Carcassonne volgende voorjaar te gaan doen.

Hiervoor was een groot aantal redenen aan te geven. Niet de onbelangrijkste was dat een verzwikking aan de linkervoet, die ze op 15 augustus in Amsterdam had opgelopen, nog steeds niet hersteld was en zelfs dreigde te verergeren. Daarbij kwam dat we al zoveel beleefd hadden dat een rustperiode geen kwaad kon. Ook was het gemakkelijker om vanuit Le Vigan de rest te organiseren (denk ik) en houden we daar dan nog eens een tweede Carcassonne-aankomst aan over. Al deze redenen vonden een goed gehoor bij Jacomine en we maakten ons op om onze tocht te onderbreken.

 

 

 

< Terug >

 

  

 

Samenvatting:

We hebben deze vakantie zo’n 200 km “op de route” gelopen, deels GR92, deels Sentier Cathare, deels GR36 (incl.varianten). Aan de keuze tussen verdergaan op de GR 36 of de GR77 zijn we niet toegekomen. Hierbij speelt dat het ons wel leuk lijkt om een stuk langs het Canal du Midi te lopen. Als we vanuit Le Vigan starten, kunnen we zonder veel overnachtingsproblemen via de GR7 doorlopen tot Premian (waarbij Navacelles, in de Gorges de la Vis, vooraf gereserveerd moet worden; het is een zeer gevraagde plek).

Daarna zijn er twee mogelijkheden:

  • - Min of meer de GR77 zien aan te houden. I.v.m. de overnachtingsmogelijkheden zijn hier twee sub-varianten mogelijk, waarna e.e.a moeiteloos aansluit op het oostelijk deel van het Canal du Midi en het verkrijgen van een tweetal overnachtingen een niet al te groot probleem lijkt.
  • Doorlopen naar de GR36. Hierbij is het i.v.m. het wegvallen van een aantal GdE’s waarschijnlijk bijna onmogelijk de GR7 aan te houden en zouden we m.o.m. langs de weg onderlangs de zuidflank van het Centraal Massief moeten lopen (nou ja, er zijn parallelwegjes en –paden). Daarna kan je dan met twee overnachtingen in Carcassonne aankomen, of in oostelijke richting afzwenken naar het Canal du Midi. (Een alternatief voor dat laatste zou zijn om na Carcassonne nog een stukje langs het westelijk deel van het kanaal te gaan (deels GR7, deels GR653 [die overigens via Pau naar de Pyreneeën loopt]), in de richting van Toulouse, ook een mooie stad. Het is maar zo’n 90 kilometer.)

De eerste mogelijkheid heeft als voordeel dat onze route zich meer houdt aan de officiële E4, maar dat is niet iets waar we erg van wakker liggen; “onze” E4 moet ons plezier opleveren en geen ergerlijke spanningen. We zien nog wel.

 

Het weer was uitstekend om te lopen: zelden overmatig zonnig en warm en die twee pogingen tot regenbuien (vòòr Le Boulou en Cucgnan) mochten geen naam hebben. Waren we verder gegaan, zouden we nog vòòr Premian, ten zuiden van het Centraal Massief, overvloedige regens gehad hebben. Afbreken zou uiterst lastig geweest zijn, bus-verbindingen zijn daar uiterst schaars en reguliere taxi’s zijn nergens vanzelfsprekend.

 

Wat de overnachtingen betreft: Jacomine had verwacht dat we meer zouden tegenkomen dan Google noemde. Dat is niet uitgekomen, het tegendeel is waar: een aantal overnachtingen was (tijdelijk of niet) gesloten. Het restant van onze “E4” zal zorgvuldig moeten worden voorbereid. Aandacht moeten vooral de zgn. Gîtes-equestre moeten hebben. De doelgroep is blijkbaar voldoende op de hoogte en/of groot genoeg om geen/nauwelijks reclame te hoeven maken. (Er stond een aantal van dergelijke gîtes op de 1:25.000-kaarten die via Google-Maps niet te vinden waren!)

 

Het Globus-reisgidsje « Lanquedoc-Roussillon » geeft, zoals gebruikelijk, een Toptien: 1. Cirque de Navacelles (gaan we doen!); 2: Pont du Gard (met de kinderen overheen gelopen); 4. Château de Peyrepertuse (bestormd); 5. Les Arènes van Nîmes (evenals die van Arles, met de kinderen bezocht); 9. de kustweg van Banyuls naar Cerbère (we hebben i.p.v. de N114 het Sentier gedaan); 10. Boottocht op het Canal du Midi (zou lopen ook mogen?)

 

Iets over Aude: Katharen enzo:

Zoals Pyrenées-Orientales zich manifesteert als hèt Catalaans-Occidentaals gebied van Frankrijk, met veelvuldig gebruik van de geelrode diagonaalstreping (maar vlak de Provence hierbij ook niet uit), fixeert Aude zich op zijn Katharen-verleden.

Katharen waren middeleeuwse gelovigen die zich op het Nieuwe Testament beriepen, maar door de (Rooms-Katholieke) Kerk als ketters (verbastering van “kathaar”) werden beschouwd. Dat was niet zo vreemd: ze wezen de gebruikelijke sacramenten af, geloofden in reïncarnatie en in twee Goden (de slechte, van het materiële en de goede, van het geestelijk). Bij het Laatste Oordeel zou ieder tot de Heerlijkheid bevorderd worden; er was geen Hel. Ten gevolge van de veronderstelde reïncarnatie was er saamhorigheid tussen de maatschappelijke lagen (in een ander leven kon je best in een lagere stand terechtkomen): dat was de bijl in de wortel van de feodaliteit. De Kerk besloot tot een Kruistocht tegen deze ketters (tussen 1209 en 1229): er waren immers redenen genoeg om hen te vuur en te zwaard te bestrijden. Aan de oproep van de Paus gaven om heel verschillende redenen maar weinig vorsten gehoor. Gelukkig voor de planning was er een Simon de Montfort die zich als aanvoerder opwierp. De man wist van wanten, want wanneer je je realiseert dat ongeveer 10-15% van de bevolking “ketters” was, begrijp je dat men hem vroeg hoe de afvalligen van de gelovigen te onderscheiden. Zijn antwoord was: “Dat zal God wel doen, dood hen allen.”

Dat bleek overigens niet zo gemakkelijk; misschien had dat te maken met die kastelen op vaak lastig te bereiken plaatsen. We zijn er drie tegengekomen: het Château de Queribus, dat van Peyrepertuse en het grafelijk kasteel in de Cité van Carcassonne.

Merkwaardig is het volgende: in mijn jeugd werd de ketterse beweging die der Albigenzen genoemd (naar één van de betrokken steden: Albi). Later is de term “Katharen” in zwang geraakt. “Katharos” komt uit het Grieks en betekent “rein”, “zuiver”.

Tegenstanders noemden hen, na 1210, “les parfaits”, maar een vertaling als de “zuiveren” of “reinen” kan gemakkelijk misverstanden opwekken. Bedoeld werd namelijk “les hérétiques parfaits” (heretici perfecti), de pure ketters. Zelf noemden zij zich “les bons hommes/chrétiens”.

(De term “Cathare” is in de Lanquedoc in de beschreven periode overigens niet in gebruik geweest. Nu, om toeristische redenen dus wel.)

 

Literatuur & Kaarten:

J-L. Biget: Les Cathares, ISBN 782755800364 (Gisserot, 64 blz.; 2008)

Globus-reisgids « Lanquedoc-Roussillon » ISBN 789043800181 (Gräfe und Unzer, München, 124 blz, 1996/1999)

 

verder:

Duilhac: GdE de Peyrepertuse (chateau-peyreperuse.com) (19 pl)

            GdE l'Embellie Cathare (embelliecathare.com) (14 pl)

Durban: Maison Mésange (maisonmesange.....) (5 k)

Padern: GdE communal de Padern (19 pl) via mairie

Tuchan: Le Saint Roch (2k; 12 pl in dort); gitesaintroch.fr

Rouffiac des Corbières: Auberge des 3 Cathares (12 pl) …

zie verder kaarten 1:25.000 (Triep)

 

 

 

< Terug >

 

'