De GR-10: dl.1 (juli 2003)
(N.B. De gedateerde foto's zijn van onze goede vriend Christian Lamarche, die de trouwe lezer ergens in de loop van het 2004-deel van dit verhaal nog zal tegenkomen. Hij heeft voor het gebruik van deze foto's met plezier toestemming gegeven.)
Christian Lamarche,
"l'homme au parapluie"

Inleiding
Voor je aan een klus als deze begint, bereid je natuurlijk wel het een en ander voor. Zo ook hier: Jacomine door haar sporttraining, wij beiden door regelmatig grote, lange stukken met bepakking te lopen en verder denk je na over je materiaal.
Jacomine verving haar eigen rugzak door die van Jildau: dat was een verbetering,
Water vervoerden we in plastic flessen (m.n. Bar-le-Duc), waarvan er twee achterop mijn rugzak in de waterzakjes pasten. Het overige water zat in een fles bovenin mijn rugzak en eventueel (op lange dagen) ook nog in de isostarfles in die van Jacomine. Verdere vochtreserves zaten in pakjes sinaasappelsap (in Frankrijk alleen in zestallen aan te schaffen), colaflesjes, yoghurt e.d. Regelmatig hebben we water uit dorptaps e.d. gehaald, de waterpunten langs de weg bleken echter nogal eens slecht te vinden. Slechts éénmaal hebben we water moeten steriliseren (als dat al moest). We zaten op 2200m onder de Hourquette d'Arry en hadden drie waterpunten om verschillende redenen gemist. Er was een sprankelend beekje naast ons en onze hoeveelheid water was onvoldoende voor de rest van de dag. We hebben toen een fles gevuld en vervolgens voorzien van 5 (nee, ik schoot uit: 7) druppels Hadex. Na het verplichte half uur wachten hebben we van het gesteriliseerd water gedronken. Dat is niet lekker. Een suggestie van Jacomine is om er (in het vervolg) ijsthee van te maken.
Verwondingen hebben we niet opgelopen, zelfs geen blaren of kloven. Het EHBO-"kistje" is eigenlijk alleen open geweest voor twee teken, waarbij de teken"lasso" blijkbaar iets is waarmee je moet leren werken, met het pincet ging het een stuk gemakkelijker. Opvallend is de (gelijkmatige) hoeveelheid eelt die elk van ons geproduceerd heeft. Zelfs zoveel dat (bv.) de uiteinden van onze tenen drie weken na de tocht nog (wat) "dood" aanvoelen.
Verder had Jacomine, vooral in de eerste twee weken enige "groei"-pijn in haar linkerbeen pal na de tocht, als ze voor het eten even op bed ging.
Rondom het communiceren met het thuisfront had ik het een en ander bedacht: een mobieltje voor het alarm (regionaal) en SMS-jes (naar Jildau) en verder regelmatig een e-mail-berichtje vanuit een internetcafé. Nou, dat werd niets, vaak "geen bereik"op de mobiel, anders "alleen SOS-bericht". We zijn twee internet-cafés tegengekomen: beide een beetje laat: in Bagnères-de-Luchon.
Het mobieltje had in Nederland wel heel snel een lege batterij, dus voor alle zekerheid hadden we de oplader meegenomen; dat hoeft ook niet meer.
Omdat een van onze bronnen meldde dat niet iedere gîte voldoende dekens ter beschikking had en omdat je natuurlijk nooit weet of je aan het eind van een dag wel een gîte ter beschikking hebt hebben we slaapzakken en een bivakzak meegenomen. De laatste hebben we nooit gebruikt (er was aan het eind van de dag altijd een gîte of hotel), de slaapzakken wel in de gîtes (we hadden immers geen lakenzakken bij ons en zij geen lakens ter beschikking), maar niet in de hotels.
Verder hadden we puur mazzel met het weer. In het begin was het vaak halfbewolkt. Later 's ochtends mist en in de middag, boven de bewolking (als die er nog hing) volle zon met temperaturen van 20-25º C. (later zo'n 30), toch hadden we bij de cols nogal eens onze truien aan. Later op de dag ontstond er meestal weer wat bewolking waaruit het soms, m.n. in de laatste helft van de tocht, kon gaan regenen. In dit opzicht was er een bijna vast stramien. Dat zelfde gold het hoogteprofiel: omhoog naar de col(s), omlaag, soms meteen naar de gîte, soms moest je daar eerst weer voor omhoog.
Onze fleecejacks hebben we nooit nodig gehad. Op de tweede dag hebben we onze regenjassen allebei even aan gehad, maar we werden natter door onze transpiratie dan we door de bui zouden zijn geworden. Het laatste halfuur vòòr Lescun heb ik hem nog een keer aan gehad, maar Jacomine heeft zich toen gewoon laten natregenen.
Wie kom je onderweg tegen, is het echt alsof je op de Kalverstraat loopt? Mijn eerste idee in Bayonne was dat het wel eens zo zou kunnen zijn: we zagen daar heel wat mensen met rugzakken. (De rugzakkers in de Eurolines-bus gingen naar oorden als een surfkamp aan de Atlantische kust of de GR65.)
Maar het viel mee. Aan lopers zijn we maar een beperkt groepje tegengekomen, wel waren er hier en daar, nu en dan (rond 14 juli, op het traject van de Tour de France en in de weekenden) veel dagjesmensen, toeristen. Dat beperkte groepje komt in de dagelijkse overzichten wel aan de orde. En dan de was: Bijna iedere dag even wat gewassen. Soms, m.n. in hotels, was dat dan wel wat lastig met uithangen. Het drogen gebeurde zo nodig de volgende dag tijdens pauzes.
Wat we kwijtraakten: een zonnebril, zeep met zeepdoos, 4 witte plastic lepeltjes, 1 grote, rode plastic lepel, 2 yoghurtjes, de blauwe balpen (tenslotte ook de stift.)
maandag/dinsdag 30 juni -1 juli:
Uitgeest B Amsterdam B Tours B Bayonne - Les Deux Jumeaux - Hendaye
Volbepakt, ik droeg tussen de 17 en 15 kilo (afhankelijk van de hoeveelheid gebruikt water en weggewerkt voedsel) en Jacomine tussen de 11 en 10 kilo, vertrokken we met de trein naar Amsterdam-Amstel, waar je wild blijkt te kunnen plassen (zonder bon).
Daar schaften we ons Eurolines-kaartjes voor Bayonne aan. De bus bleek ons meer beenruimte te verschaffen dan wij vreesden en ook de radio en video werden niet misbruikt. Via Antwerpen en Brussel ging het vervolgens naar Tours. Daar kon weer even de blaas geleegd worden en bleek op het laatste moment dat we voor Bayonne toch moesten overstappen. Bijna waren we op weg naar Limoges. Iemand anders moest maar zien hoe hij in plaats van Bayonne Lyon als eindbestemming kreeg. De mensen met al die rugzakken (die 4 [twee paartjes in de bus] en 2 vrouwelijke [station Bayonne] Duitsers bijvoorbeeld) bleken uiteindelijk niet de bedoeling te hebben de GR10 tot een Kalverstraat te maken, maar gingen (via St.Jean-Pied-du-Port) richting St.Jago-de-Compostella (de GR65).
In Bayonne gegeten (pistoletjes+koffie: € 8.= + € 7.=) en geplast (netjes) en ons verbaasd over het volgende: we lopen naar het zuiden over de Nive en zien het water naar links stromen. Het duurde even voor we ons realiseerden dat ook een niet zichtbare kustlijn invloed kan hebben. We hebben het water om hygiënische redenen niet geproefd. Met de trein naar Hendaye-Plage en zo kregen we de kaartjes (€ 11.=) ook. Gelukkig waarschuwde iemand ons dat de naam op de bordjes Les Deux Jumeaux was, anders had de reis heel wat langer geduurd.
In 2009 vanuit de trein genomen, toen op weg naar de GR11

Nu stapten we uit, vroegen ons af of we rechts- of linksom naar het westen moesten lopen. We kozen voor het laatste en waren na 16 minuten bij het Casino.

Daar pakte ik Topo-guide I (en vergat het fototoestel te gebruiken, maar wie wil weten hoe de kust er bij Hendaye uitziet, raadplege Lucia, blz.29). Vervolgens gingen we op zoek naar een hotel en voor we het wisten hadden we de eerste twee kilometer (na 21 minuten) van de route achter ons. Hotel Subornea beloofde ons "prix sympa" (€ 32.= voor L&O). Binnenkomen was geen echt probleem (luikje, kamernummer, sleutel en regel het zelf maar), maar wel merkwaardig. Eten zochten we in de omgeving (die tocht staat nu bekend als de GR10-Z). Uiteindelijk kwamen we in een restaurant terecht waar de mistroostigheid vanaf droop en idem bij de dame die ons hielp, de betaling van de rekening (€ 29.=) noch mijn Frans konden haar tot een schijntje van een lachje brengen.
Al meteen bleek dat we aan het uitsparen van gewicht bezig waren. De blauwe balpen was gebroken en vanaf dit moment schreef ik mijn aantekeningen met alleen de stift. (Voor onderweg had ik de zwarte nog, die kon je zo goed in je zak klemmen.
woensdag 2 juli: Hendaye - Olhette
Het was bewolkt aan het begin van de dag (6.30h). Na het (Franse) ontbijt waarbij een dame (iets uit de gezondheidszorg) wilde aan tonen dat zij de omgeving kende en zij haar Frans beheerste, verlieten we het hotel .....
Na onze eerste overnachting en vòòr de eerste helling

... en deden we wat inkopen: melk, fruit e.d. (€ 11.=). Ietwat wantrouwig schafte ik mij ook nog een telefoonkaart aan. Na het intypen van een gratis en vervolgens een eigen (geheim) nummer kreeg je te horen voor hoeveel franken je nog kon bellen. Daarna kon je dan het gewenste nummer intoetsen (32x toetsen dus). Pas in Logibar voor het eerst durven gebruiken èn: het werkte. Gòh, wat een systeem!
Hierna (8.38h) gingen we echt op pad. De reis was begonnen.
Om 10.11h bij een P-plaats bij Biriatou een merkje verkeerd geïnterpreteerd en daar begon de eerste buitengewoon lastige, gevaarlijke traverse, onze eerste "détour". Na 6 minuten toch maar op onze schreden teruggekeerd en na een korte pauze de route teruggevonden.
In een klein tentje voor de Col d=Ibardin koffie gedronken ("€ 2.50") en vervolgens ondergedompeld geraakt in het circus van souvenir-handelaren even verderop; We zaten even echt in Spanje. Prompt tot twee keer toe problemen gehad met het vinden van de markering. Even verder ging het echt fout. Waar wij sterk naar links moesten volgens de kaart, konden we echt geen merkje vinden. We zijn langs de grens verder gegaan, om een schaapskooi heen en toen Spanje in, terugkeren was heel inefficiënt. Waarom we dat deden? Twee Nederlands-sprekenden hadden ons even voorbij het keuzemoment gemeld dat er verderop merkjes te zien waren geweest. Ze hebben daarbij waarschijnlijk echt de merkjes bedoeld die wij pas weer tegenkwamen bij de Venta Inzola. Die hadden er volgens mijn kaart niet mogen staan, maar daar was toch blijkbaar een (gedeeltelijke) route-omleiding. Onze route-afwijking was al met al dus niet al te slecht afgelopen. Na een pauze bij de Venta ("€ 2.50") verder naar Olhette. Daar werden we door J.Irazoqui bijna zijn gîte ingesleurd, maar omdat ik mij dacht te herinneren dat je maar beter in het hotel kon eten, meldde ik hem dat we daar hadden gereserveerd en zijn we doorgelopen naar hotel-restaurant Trabenia.

Overigens blijkt bij nazoeken dat ik mij vergist blijk te hebben: Tom en Sarah beschreven de situatie in Bidarrai. Henri en Emanuelle vertelden ons later dat het een uitstekende gîte was, waar ze goed gegeten hadden.
Op het terras van het hotel heb ik de dagervaringen op schrift gesteld terwijl het regende. Overdag was de bewolking weggetrokken en was het redelijk zonnig geweest.
's Avonds, tijdens het eten (DP+drank: € 83,50) de lotgevallen van twee Vlaamse meisjes aangehoord: nu al een blessure. Veel gezelligheid was er in het hotel die avond of de volgende morgen niet te vinden. Alle reden dus om snel te vertrekken: 9.17h (dat vonden we toen nog vroeg, maar hotels zijn natuurlijk ook later met hun petit déjeuner dan gîtes.)
donderdag 3 juli: Olhette - Aïnhoa (Ainhoa)
"Wat een perendag" zei ik 's avonds. Jacomine vond het wel meevallen. Wat was er gebeurd, formule-technisch was het immers een gemakkelijke dag (6.3 op de "Schaal van Bouwman")?
Om te beginnen met die schaal: het is leuk om aan de hand van lengte, stijging en daling een zwaarte-factor op te stellen, maar dat zegt niets over de ondergrond en evenmin over de weersomstandigheden (denk daarbij aan 2002; volgens Arnout, zie later, waren de tijden uit de Topo-guide niet eens te halen) en is dus in feite zinloos. We hebben dit jaar uitstekend weer gehad, vandaar dat we bijna altijd (veel) sneller liepen dan de Topoguide aangaf en ook Paul Lucia doorgaans wisten te verslaan. Die eerste dagen, zeg maar tot de Col de Babargiak, liepen we veelal over goed onderhouden wegen en paden. Ook vandaag was wat dat betreft geen uitzondering.
De klim naar de Col des Trois Fontaines (het leek wel even de Kalverstraat met al die meneren; de col (koude wind), met naast ons het silhouette van Larroun (La Rhûne) en vervolgens de afdaling (regen, we doen voor het eerst en Jacomine meteen voor het laatst onze regenjassen aan) en het stuk langs het treintracé waren beslist geen probleem (zie Lucia, blz.33).

Wèl had ik (sinds Venta Inzola) wat klachten over mijn rechterknie (alsof hij graag op slot wilde), maar dat was het probleem niet en dat zou het ook nooit worden. Dàt zat 'm in onze poging tot penetratie van Sare. We liepen een nieuwe wijk in: geen merkjes meer en geen doorgang. Na uitgebreid onderzoek en een pauze een eigen route gekozen. Aan het eind van dat "eigen" stuk, na zo'n 2½ km, doken er zowaar weer merkjes op. Wat is 22 km dan lang. Onze terugslag kwam op verschillende momenten: voor mij bij de "douanepost" (het vuilnisverzamelpunt voorbij Istilarté), voor Jacomine iets voor grenspaal 65, bij de schaduwgevende platanen en een aanhalige jonge reu. Voor die tijd zijn we nog met de nodige moeite in de Venta Beruet (Berecoventa) aan cola (per vergissing koffie en chocolade) en patat (totaal € 9,25) gekomen. Daarna was het een schitterende wandeling naar Ainhoa met een dito kamer in hotel Oppoca (let op: openstaande ramen geven steeds onze slaapkamer aan; totaal: € 42.= L&O).

Maar een gemakkelijke dag? Nee hoor!
De Baskische maaltijd: "Terrior" met Baskische rosé-wijn (€ 41.50). De eerste gang bleek een hors-oeuvre (een soort pre-entree) te zijn. Gelukkig maar, want we konden heel wat aan. terwijl dat wat er op ons bord lag moeiteloos in de spreekwoordelijke holle kies verstopt kon worden. De hoofdschotel was gevogelte (2 vleugels p.p.) met kapucijners en een gepeperd sausje. Jacomine vond het te scherp en haar maag protesteerde 's nachts dan ook. Wèl hebben we lekker gekluifd en pas dagen later vastgesteld dat dit iets is dat Fransen niet doen. Hierna kwam de afronding: gâteau basque met wat chocoladeijs en een passievrucht. Zo uitgebreid hebben we hierna nooit meer gegeten. De entourage was heel wat beter dan de twee vorige dagen. Voor het PD moesten we apart betalen (± € 12.=).
vrijdag 4 juli: Aïnhoa (Ainhoa) B Bidarray (Bidarrai)
De dag waarop de bokken van de schapen gescheiden werden (of, zoals ik het nogal eens per vergissing noemde: .. de bokken van de geiten geschapen werden). Wie niet het ravijn bij pt.676 in kan stappen kan het verder wel vergeten.
Maar laten we starten bij het begin: in 40 min. de kruisweg afgeraffeld en bij de begraafplaats met de kruisiging van het (bewolkte) uitzicht genoten.

Hier was het dat we onze Toulouser I ("tous-looser" kan je niet zeggen, hoewel dat toch onvermijdelijk is) voor het eerst ontmoetten. Dertig minuten later waren we bij de col met de drie kruizen ("aucun"). Daar hebben we even gerust en hem idem gesproken. Hij droeg wat meer dan mijn 17-15 kg (of Jacomines 11-10 kg), nl 22 naar eigen zeggen en daar zag het ook naar uit. Tijdens dit of een wat later gesprek gebruikte hij de term "lourd" en ik meende dat hij daarmee het traject aangaf, het was later Emanuèlle die mij (in Kas Koleta?) uitlegde dat je "lourd" niet kon gebruiken als term voor een "Schwierigkeit". Vanaf dat moment werden bepaalde trajecten "dur". De rest van de dag kwamen we "onze Toulouser" regelmatig "tegen", bijvoorbeeld in Ferme Esteben (omelet en drank: € 13.=) , waar we door enige Fransen als enige niet-Fransen tot "Randonneurs professionels" werden uitgeroepen.
Vervolgens zijn we een beetje fout gelopen waardoor we deze dag maar op het nippertje P.Lucia voorbleven, nl. 5 minuten.
En toen, na een brede kam (uitzicht op koeien, paarden, de Col de Méhatché en het Menditipikobizkarra-Artzamendi-complex),
Foto "6"

vanaf 14.54h. het ravijn in. Een bordje met "Falaise dangereuse" maakte het tot een extra belevenis.
Foto "7a": Pt.676: bijna vertikaal omlaag Foto "7b": De weergave van Chistian, bijna een jaar later
(Cristian wist dit punt een jaar "dramatischer" vast te leggen, dan ik, vandaar .....)


We hadden twintig minuten nodig voor het stuk omlaag. Steen voor steen de afgrond in, waar begonnen we eigenlijk aan? (6 minuten rust.) Vervolgens draaide het smalle "pad" naar links het puin in en "zagen" we Lucia's foto (zie blz.37) voor ons, alleen was het weer wat somberder. Na dertig minuten puin/"pad" 8 minuten rust, waarbij we de rugzak afdeden; dat is overigens af te raden, maar ja, dat toestel komt niet vanzelf uit de rugzak. Een schitterend overzicht van "het pad dat het ravijn inloopt" zie je hieronder:
Foto "8": Van boven naar links, draaien en naar rechts .....

Nog eens hebben we bij een brugje tussen brug "1" en de pont de Diable 8 minuten gerust. Omdat bij die laatste de steile afslag naar rechts de merkjes pas na een 100m stijgen te vinden waren, zou de brug daar best diabolisch genoemd mogen worden.
Bij binnenkomst in Bidarrai passeerden we eerst een gîte rural en vervolgens de gîte d=etape, vol Spaanse jongelui. Reden om, net als Tom en Sarah, af te meren bij hotel Barberaenea (DP: € 76.=),


... recht tegenover een kerk met een allerliefst klokgelui(d) dat 's nachts overigens gestaakt werd).
zaterdag 5 juli: Bidarray - St.Etiënne de Biagorry (Biagorri)
Vroeg uit de veren en krakende traptreden beëindigden tevens de nachtrust van de overige gasten. PD en weg om 7.47h. Links langs de gîte eerst geleidelijkaan en daarna steil omhoog naar de Crète d'Iparla. Daar dreigden we nog een verkeerde klauterrichting te nemen, maar enkele kenners gaven een seintje. We kregen een schitterend uitzicht op het bokken- en schapenpad van gisteren, waarbij goed aan te geven was waar toen welke bloedstollende foto gemaakt was.
Het bokken- en schapenpad ... ... vanaf de Crète d'Iparla


Op de kam was het relatief druk, maar er was voldoende ruimte om elkaar niet voor de voeten te hoeven lopen. Toch gebeurde dat met een groep van Franse toeristen.
De imponerende Crète d'Iparla

Bij de Col d'Harrieta riep dat groepje Fransen ons een spottend "Au revoir" na (ze hadden ons beiden ons enige uitglijer zien maken), maar dat hebben ze niet waar kunnen maken. Vanaf de Col de Buztanzelhay ...
Steenmannetje op de Col de Buztanzelhay Terugblik op de Col de Buztanzelhay, vanaf Arkasabal

Hier staat een verkeerde foto: zelfde 'naam'

... een lange afdaling in vier delen: eerst een redelijk grassige helling, vervolgens een rotsige passage naar de kam, daarna een zigzaggend spoor en vervolgens een brede kam. Daar hebben we even gerust en vervolgens de afslag naar Leispars genomen (zie het pad links op onderstaande foto).

Dat plaatsje hebben we via een schitterend en smal kammetje bereikt. (Voor dat soort afdalingen, anders dan indertijd in Oostenrijk (Schwarzkugel en de Breitkopf) draaien we ons hand niet meer om. Het was er helaas te smal om je rugzak af te zetten voor het fototoestel.)

Ook deze foto klopt niet (Almeria!)
De gîte (zie boven) verstrekte geen maaltijden, maar in het hotel op 500m. was te eten. Zodra dat weer open zou gaan. Maar daar zag het niet naar uit ; het was wegens verbouwing gesloten. Dus gingen we naar de supermarché ("Mousquitairs") om wat asperges, ham e.d. aan te schaffen bij wijze van avondmaal (± € 13.=). Daar zat onze Toulouser, die op ons aanraden nu koos voor de camping "à la ferme" naast de gîte. Hierdoor werd hij op dezelfde wijze in de boot genomen als wij. De heer Mendi ("le patron") meldde zich voor de afdracht van de overnachtingskosten (€ 20.=). Een jonge, steviggebouwde man. Anderhalf uur later, terwijl we zaten te eten (en na de was), kwam een oudere man ("à la caisse"). Na wat heen en weer praten bleek de vorige eigenaar dat (mogelijk) in de toekomst te worden, die stevige man ("gros") bleek zijn zoon te zijn. Pa vond het geen leuke grap.
In de gîte stommelde een Frans stel rond dat zich later ontpopte als Henri et Emanuèlle. Buiten op de camping stond een Nederlands stel dat zich met een minimum aan Frans en een maximum aan optimisme, samen met hun auto, die ze langs de route zouden blijven verplaatsen, aan de GR10 waagde op de manier van "we zullen wel zien".
En dan staat er in mijn aantekeningen, het logboekje: * En nu: gelet op het aantal slaapzakken moeten er heel wat (mensen) vannacht in de gîte liggen ronken, maar voorlopig (9.00 p.m.) (zijn we) nog maar met z'n vieren. + en voor de volgende dag: * Ja, om negen uur nog wel, en om 10 uur, en om 11 uur, om 12 = 24 = 00 uur en om 1 uur, maar niet meer om 2.00: toen kwamen 12 (?) in meer of minder kennelijke staat binnensluipen en "sluipen". Leuk? Nee ! Om het gîte-dom af te zweren? Waarom zitten we dan nu, weliswaar op chambre d'hôte-basis, bij mevrouw M-J.Etchegoin ? Om het verschijnsel te steunen, bijvoorbeeld.
Maar eerst moeten we nog in St.Jean aankomen, dus:
zondag 6 juli: St.Etiënne de Biagorry - St.Jean Pied du Port
Vroeg eruit, niet al te veel consideratie met de slapenden, bovendien Henri en Emanuèlle stonden al op punt van vertrek. Langs de rivier naar Biagorri en daar tijdens een kleine détour de stad wakker zien worden. Verder zonder veel wederwaardigheden naar de Monhoa (1021m, onze eerste berg), waar, iets verder, ook Henri en Emanuèlle kwamen pauzeren, maar waar hebben we ze dan ingehaald? Hier de volgende foto gemaakt, terugblik op Arkasabal (die brede kam) en de Crête d'Iparla.

Ook hier zijn mijn aantekeningen in mijn ogen het citeren waard: " Omhoog (naar de Col d'Aharza, nog voor de Monhoa) ging niet vanzelf, bovendien wilde Jacomines ontbijt niet mee. Toch zagen we iedereen die ons tempo wilde bijhouden geleidelijkaan afhaken. Op de Monhoa had je een mooi uitzicht over St.Etiënne (zie Lucia, blz.44). Vlak na ons vertrek van die berg kwam daar onze Toulouser aan, laat in de middag ontmoetten we hem in de Rue de la Citadelle (in St.Jean). "
De afdaling was zeer slecht gemarkeerd, en omdat de boekjes zeiden: "zie maar", deden we dat. De afsnijdingen (“raccourcis”) die we maakten waren op één na "uit het boekje". Die laatste, die ene, leidde ertoe dat we een gier van zijn maal (een dood kalf) opjoegen. + Wat een enorme spanwijdte hebben die dieren! Natuurlijk geen tijd gehad voor het pakken van het fototoestel. Het was als met die lammergier in Le Grand Bornand: als je moet kiezen tussen kijken en fotograferen, wint de eerste activiteit. Over de dazen die ons deze dagen, kwelden hebben we het later nog wel eens.
In Lasse (Lasa) bleek de bar dicht (ja, wat wil je, het was zondagmiddag). En toèn stapten we St.Jean Pied du Port (Donibane Garazi) binnen. Eerst, want die staat aan het begin van de stad, onze spullen in de gîte ondergebracht.

Daarna in een roes van herkenning door de voornaamste straten van de stad gedwaald ...


... met een half oog kijkend naar een plaats waar we zouden kunnen eten, wel pas om 19.30h. natuurlijk. We hadden al bijna onze keuze bepaald toen we het tentje tegenkwamen waar we indertijd met Flip het afscheidsmaal hadden genoten: "Chez Dédé". In afwachting van het moment waarop we terecht konden, geprobeerd met, wat later bleek, hun zoon te praten over de teken in het Bois de Irati, de ETA en de Fransen, de ETA en zijn opvoeding en wat maar verder aan de orde wilde komen.
De kosten deze dag: gîte, chambre d'hôte (L&O, "Want aan DP begon ze niet", zei mevrouw M-J.Etchegoin, "Er waren in de stad eetgelegenheden zat"): € 34.=, Chez Dédé: € 30.=, ijs: € 10.=)
Verder vastgesteld dat je (N.B. in St.Jean) geen bereik hebt, dat het mailtje van zaterdagavond dus (nog) niet te versturen was.
maandag 7 juli: St.Jean Pied du Port - Esterençuby
Eerst een gesprek met mevrouw Etchegoin gehad, waarvan de belangrijkste resultaten van waren: een folder met GR10-gîtes (overigens overeenkomstig met mijn internet-uitdraai) en de opmerking dat er een nieuwe gîte even voorbij Ezterenztubi was geopend. Dàt was gunstig. Zoals bekend zou dit anders een superkorte dag (32 uur) zijn geworden, gevolgd door een monsteretappe van zo'n 9 uur (Franse weergave, 7.15h. volgens Lucia, maar toch "very tiring"; zie blz.47), nu zou een langere korte dag gevolgd worden door een kortere lange dag.
Later in St.Jean een nieuw horloge voor Jacomine gekocht (€ 15.=). Zij had het oude (Yves Rocher) gewassen, soms is dat immers nodig. Dit had het als reactie hierop opgegeven. Mij leek het daarnaast nodig om de gekraakte balpen door een Baskische te vervangen (€ 3.=). Duur en volkomen nutteloos (ik had er immers nog anderhalf en wat potloden.) Nutteloos bleek echter ook de aanschaf van het horloge, want wat gebeurt er als een gewassen horloge droog is? Precies, maar we hielden er wel een leuk (en nuttig) zaklampje aan over. Vervolgens liepen we een stukje GR65; wel, er zijn verschillende redenen om die route nìet te lopen.
Bij het uitgaan van de stad kwamen wij voor het eerst iemand tegen die zich 's avonds ontpopte als een Toulouser. Om een voor de hand liggende reden zullen we hem Toulouser II (nr.2 ) noemen. Het was een kalme dag. Na een drankje bij gîte-hotel Larramendy in Esterençuby (€ 6.=; zie Lucia, blz.49), waar we in 1998 ook hebben gezeten, maar toe met warmer weer, ging het op weg naar Kas Koleta (€ 64.= DP), dat onderweg overvloedig aangegeven was.

Daar was Toulouser II al en kwamen Henri en Emanuèlle. Na de douche een pilsje en wat later (natuurlijk ruim na 19.30h) werd het repas, de maaltijd door mevrouw Iriarte gebracht. We deelden deze met Henri en Emanuèlle en Toulouser II. Goed voor ons Frans, maar/want veel konden we van de onderlinge gesprekken nog niet volgen. En leg dan eens uit dat niet alleen Willem de Veroveraar (le Conquérant) maar ook Guillaume le Roi-Stathouder Engeland op de knieën heeft weten te krijgen. En het duurde even voor ik besefte dat een Stathouder maar het best vertaald kon worden met Gouverneur. Het was duidelijk dat Henri en Emanuèlle op school niets over die bedwinger van grote Franse maarschalken (Condé en Luxembourg, in 1672!) hadden geleerd. Schaamte zeker. Een lesje geschiedenis van Nederlandse staatsinrichting ging er ook al niet in als koek, door mijn gebrekkig Frans? We waren het er wel over eens dat de Fransen in de koloniale tijd, op Colbert na, hun vloot ernstig hadden verwaarloosd (Dat is m.i. uit de mond van een Breton niet zo'n merkwaardige opmerking). Hij, Henri, had in het kader van een verjaardag (of jubileum) een bezoekje gebracht aan Nederland (Sail 19xx) en dat was hem niet slecht bevallen). Zijn werk bestond uit het begeleiden van mensen met psychische problemen (al dan niet in een sociale werkplaats-achtige situatie; het verschil tussen Jacomines en mijn vertaling). En dan te bedenken dat we hem in eerste instantie enigszins autistisch vonden overkomen. Zij, Emanuèlle, was rusthuisverpleegster in ruste.
Voor de rest kan het logboekje worden geciteerd: " Het slapen gebeurde in een dortoir waarin de bedden door schotten en schuifdeurtjes waren gescheiden (toevoeging: waardoor er dus toch m.o.m. afzonderlijke kamertjes waren). Ook Jacomine en ik waren spoedig gescheiden: in het bed rolden we te vaak te gezellig tegen elkaar aan en de daarbij optredende herrie was niet te harden. Jacomine naar een nieuw (bedoeld wordt: ander) bed en ik heel stil de nacht in. Veel stil achterover en dus wakker gelegen, waarbij ik mijzelf geen geluid hoorde maken. Maar dat mocht niet baten, Jacomine meldde de volgende dag dat ik gruwelijk veel lawaai had gemaakt. "
dinsdag 8 juli: Esterençuby - Col Bagargiak (Irati)
Als laatsten weg. Zeker 's ochtends een behoorlijk tempo gemaakt. Het was het eerste half uur wat mistig. We kwamen bij pt.653 (rond 9 uur) de beroemde "hêtre" (beuk) tegen die de steile klim naar de pas voor de Col de Irau markeert. Verder omhoog heb je een terugblik op anderhalf uur eerder.

We kwamen nog wat andere punten van herkenning tegen. Na de Col Iraukotuturru ...

... en zie Pyr-98-AI-19) volgden de Col de Irau en de klim naar de Sommet d'Occabé (1456m), grasheuvel, na grasheuvel, na grasheuvel. De mist van vijf jaar terug misten we, maar niet tot in onze vezels. Halverwege de helling hadden we Henri en Emanuèlle ingehaald en werd het tijd een uitgebreide stop te houden, waardoor dat inhalen nog eens moest gebeuren. Vervolgens doken we het Bois de Irati in, waar we mensen met een vernuftig systeem bosbessen zagen oogsten, ze waren lekker, die bessen. Na een afdaling kwamen we in zicht van het Chalet Pedro waar we wat dronken (€ 4.=) en, op onze manier een vorm van siësta hielden: 38 minuten liepen we even niet, maar dat mocht ook wel bij deze temperaturen.
Het feest van herkenning van de daarachter liggende vallei bleef toch een beetje uit. In mijn herinnering was het er mooier, imposanter. Pal voordat we het bos weer indraaiden schrijft het logboekje: " Later kwam hij (Henri werd bedoeld) ons alleen achterop. Waar ze nu zijn, is onduidelijk. Ik zit nu voor de gîte-annex te schrijven. De gîte kost € 25.=. "

Vanmiddag domineerde de Orri onze tocht. Het is een berg waar we in 1998 met veel plezier tegenop geklauterd zijn, met helderder weer en minder waterdamp.
Verder was het rond Henri en Emanuèlle natuurlijk simpel: Zij hadden er geen moeite mee om alleen te lopen (hun eigen tempo aan te houden) en moesten ze dat in hun geval misschien ook wel. Omdat hij eerder bij de gîte (zie Lucia, blz.51; bij een ander weertype) was kon hij eerder boeken en zat dus niet in de annex. Na inrichten en douchen hebben we in het zeer eenvoudige winkeltje wat inkopen gedaan (bijna € 9.=). Bij het restaurant (feest der herkenning) kwamen we Henri en Emanuèlle opnieuw tegen. Hier dronken we eerst wat (€ 4.=), om er vervolgens te eten (± € 30.=). Met dat eten was niets mis (ik hoop dat de fooi de rekenfout van de bedienende dame in voldoende mate compenseerde) en met de annex evenmin: we hadden er een eigen kamer met wastafel, toilet en douche "om de hoek". De totaal van de châlets d'Irati vond ik nog wel aardig, maar op Jacomine kwam het allemaal wat troosteloos over.
woensdag 9 juli: Col Bagargiak (Irati) - Logibar(ia)
« Vanochtend vroeg op om de warmte op de kam voor te zijn en nu eindelijk de Pic d’Escaliers te bestijgen (we hadden nl. in 1998 de afslag gemist). Jacomines kuit (hebben organen ook al geheugens ?) speelt even op bij de eerste beklimming, maar een stevige massage hielp ons vandaag van dit probleem af. Eerst de Toulouser (nr.I), toen de Orri in de mist,

toen wijzelf, vervolgens de Pic d’Escaliers (maar wat een traverse !!) en daarna de daaropvolgende passen ... (ook al) in de mist. Uiteindelijk (bleef dit zo) tot bij de afdaling naar Logibaria, ja, ja ... voor wie het nog onduidelijk was, het was een echte mistdag en dat was voor het uitzicht wel jammer ». Verder schrijf ik: « Onze tactiek blijkt te werken. Geen problemen met afslagen. » (dat naar aanleiding van het feit dat het oriënteren in 1998 niet zo gemakkelijk was geweest, mede dankzij het hoogtemetertje van Nellie). Die tactiek betreft de manier om in de mist vooruit te komen zonder de merkjes te missen: In feite trekken we dan in tirailleurs-linie op, dat kan net met z’n tweeën.
We hoorden ‘s avonds dat Emanuèlle, gelet op de zwaarte van het parcours, voor de route via Larrau had gekozen. Henri had in zijn eentje geprobeerd de klim naar de Pic d’Escaliers te vinden, maar dat was hem, in die mist dus niet gelukt en ook hij had moeten kiezen voor de weg door het dal.
Onze Toulouser I loopt op de kam struikelend weg uit het verhaal. Ons ging de (gevreesde) afdaling naar Logibar goed af.

Nadat ons door een van de kinderen van Dominique Quihilliry de dortoir van de gîte was getoond, meldde ik dat we liever toch een chambre-d’hôte boekten. Die kamers waren echter vol en achteraf was dat geen probleem, hoewel de ruimte nogal duister was, waren de bedden goed (DP € 54.80, terras € 9.=, naar ik meen incl. wat pinda’s) en was de enige medebewoner onze Toulouser II, die ‘s ochtends al verdwenen was, toen wij wakker werden. De andere ruimte, waarin Henri en Emanuèlle sliepen had een veel groter aantal bewoners en zij moesten hun toilet en douches dan ook met veel meer mensen delen. De schoenen bleven overigens, zoals dat hoort, beneden achter.
Het leek er wat op dat de patron wat had tegen ons in het bijzonder of buitenlanders in het algemeen. Hij reageerde steeds tergend traag als je hem iets vroeg, zelfs als het om betalen ging. Later meldden Henri en Emanuèlle (en Toulouser II) dat zij dezelfde behandeling mochten ondergaan. Het probleem zat hem erin dat de Tour gaande was en hij daar niets van wilde missen. Toen ik, bijna per ongeluk, iemand, terecht, van de naam “Charlie Gaul, un cycliste luxembourgeois” wist te voorzien, kwam ik (even) in zijn belangstelling en kregen we uitgebreid te horen dat over enige dagen de Tour voorlangs zou passeren.

Over de vraag of de GR10 ook op andere plaatsen dit sportieve evenement zou kruisen, kon of wilde hij zich het hoofd niet breken. We aten op het terras van het restaurant.
En dan het logboekje: « Morgen rond de Gorges op weg naar Santa Grazi (St.Engrâce), onze laatste Baskische halte. Inmiddels via de telefoonkaart laten reserveren door “Henriëtte” (de naam Emanuèlle was ons nog niet bekend, ik draaide die 32 cijfers en zij sprak).
« (Tot nu toe) meer dan 150 km gedaan en daarbij 6.46h op de Engelsman (d.i. P.Lucia) uitgelopen. Morgen moeilijk te berekenen als we een détour maken rond Gorge II. »
donderdag 10 juli: Logibar - St.Engrâce
Dat van die 6.46h. was pure onzin, weer een die voorbeelden van mijn slordig stoeien met getallen. De juiste voorsprong was 3h18 min. Waarom die détour? Twee redenen: wanneer we de meest oostelijke variant zouden kiezen, zouden we dit keer (anders dan in 1998) misschien wel zonder mist over bekend terrein lopen en zo een schitterend uitzicht hebben op de Gorge de Kakouéta, maar vooral zouden we daardoor het stuk dat we over asfalt moesten lopen tot minder dan 50%, misschien zelfs wel tot 0 kunnen reduceren. Die kronkelige, smalle D.113 meer dan drie km moeten aflopen stond mij in het geheel niet aan, of het nu in felle zon of mist zou zijn. En daar zat voor die détour wèl een probleem, we wisten hoe lastig het bij mist zou zijn het pad te blijven volgen.
Toen dan ook het weer wat dreigde, Jacomines kuit opspeelde en op het keuzepunt bleek dat het met de markering van de oostelijke variant maar matig gesteld was, was het duidelijk: vandaag op “safe” te lopen en dus de reguliere route te doen. We hadden onderweg ook zonder dat al oriëntatieproblemen zat gehad. Zonder een meneer X zouden we bij Iguélona (12.36h) een nieuwe variant hebben gecreëerd; wel een enorme détour, zoals hij liet blijken. Op dit punt liet mijn verouderde gids mij volkomen in de steek, evenals mijn geheugen, terwijl daarbij dan ook de merkjes niet overduidelijk waren.
We gingen daar dus fel omhoog en dat was die dag niet voor het eerst. Het logboekje schrijft verder: « Zoals we in de ochtend steil omhoog gingen, van steen/trede naar steen/trede, ging dit vandaag (bedoeld werd: vanmiddag) (ook) zo bij de afdaling naar de parkeerplaats van Kakouéta. Dat viel niet mee, ondanks onze oefening daaromtrent bij de afdaling naar Logibar gisteren. Maar meer nog viel tegen het eindeloze asfalt tussen Kakouéta en Senta (Sta.Grazi). Dààrom had ik de détour willen maken. » In de praktijk herkende ik het pad dat aan het asfalt parallel liep, maar op dit moment waren we ook niet meer in de stemming voor experimenten.
Gelukkig was er weinig verkeer, maar oh, wat was het warm en .... bestonden St.Engrâce en derzelver kerk nog wel? Toch liepen we weer sneller dan Lucia ; maar nee, dit was geen topdag, we hebben hier in 1998 fraaiere paden gelopen.
En dan: « Dazen! Maar hun hemel is inmiddels wel een stuk voller! » Ja, dazen hadden we met dit weer zat. M.n. de afdaling naar Kakouéta, door van die singeltjes heen, wilde het best wel. Merkwaardig was dat je in de omgeving van vee geen last had, hoewel de dieren onder de insekten zaten (ik heb er niet voldoende op gelet, maar dat waren, dacht ik, voornamelijk vliegen) hadden die bij het passeren niet de neiging eens van soort te verwisselen.
Maar toen doemde de gîte en de kerk op, weer dat feest van herkenning.


Na de douche en de pils/cola een bezoekje. We sliepen met alleen Henri en Emanuèlle op de slaapzaal. De Toulouser was doorgelopen naar Arette. Over zijn belevenissen daar morgen meer. ‘s Avonds, bij het voortreffelijke repas, leerden we van Henri en Emanuèlle dat dazen "taons" zijn en ze ook Fransen stevig weten te steken. De discussie ging vanavond over de monarchie, ze vonden het maar een bizarre instelling. Het lukte mij niet goed om duidelijk te maken dat de republikeinen in Nederland niet aan verkiezingen mee doen, om dramatische resultaten te voorkomen. “Als we presidentsverkiezingen zouden houden, werd Béatrix de eerste, met overmacht.”
Het was op deze avond dat Henri en Emanuèlle ons voorstelde elkaar te tutoyeren. Lastig bij “jullie” overigens. Vanzelf wissel je daarbij meer persoonlijke informatie uit (kindertal, werkzaamheden en zo).
vrijdag 11 juli: St.Engrâce - Arette la Pierre St.Martin
In mijn aantekeningen (logboekje) voor deze dag geen woord over het ravijntje waarmee we de dag zo ongeveer begonnen! En dat is wel merkwaardig want het paste in de rij van gorges die we in 1998 bezocht hadden. Het was er groen (tongvarens), vochtig en rond-stenig; kortom schitterend mooi.

Een felle klim à la Logibar werd gevolgd door eentje in de volle zon, zoals gister. Belangrijk verschil is dat we hierna nu nog slechts een 40min hadden te gaan. Op dat punt, bij de gouffre de la Pierre Martin, een foto van de Anie gemaakt.

Even verder hebben we bij pas, de Col de la Pierre Martin (1760m), in de schaduw (en rond 12.30h), enige tijd gerust. Er stonden veel auto’s, het is de startplaats van een aantal tochten en beklimmingen; natuurlijk ook van de Pic d’Anie.
Verderop, in het laatste stuk wat onzekerheid gehad omdat de route in mijn Topoguide volgens de nieuwe versies af zou wijken van de markering; dat bleek niet waar te zijn.
In dat logboekje is dan het volgende te vinden: « Daar zit ik rond 13.30h bij de refuge (Jeandel) aan een Baskisch bier te genieten van de (Pic d’)Anie en de rest van zijn massief » en heb daar een schitterend uitzicht op de Anie.

« Schitterend het uitzicht op de Anie, horrible al die koebellen, als de laatste maten van “1812”, “waarbij de naald in de groef is blijven hangen” (aldus Jacomine). De gardienne is inmiddels te herkennen (zie Lucia, blz.62), Jeandel (bedoeld is Jean Hourticq) is even aardig als Lucia beschrijft ». De herinnering aan Lucia werd overigens afgedaan met een: “Hij is zijn consumpties vergeten te betalen.” Dat deden wij wel: Terras, repas, drankjes daarbij en PD: ± € 64.=.
Er was het een en ander in de refuge te kopen, maar we willen even naar het skidorp

om te kijken of we daar konden bellen (dat lukte, Pa gebeld) en hebben daar dan ook onze inkopen gedaan. Wat we in de winkel (in het skicentrum) hebben uitgegeven, zijn we vergeten.
Er was eindelijk weer eens “bereik” en er bleek een ongerust SMS-je van Jildau te zijn binnengekomen: “Waar blijven jullie berichten?” Maar even gebeld om haar gerust te stellen en om even bij te praten. In het vervolg naar Frank geSMSt. (Thuisgekomen bleek ik het verkeerde nummer te hebben ingevoerd.)
In de refuge, waar onze schoenen strikt bij de deur uitmoesten, was een hele twee persoonskamer voor ons beschikbaar. Met toilet en doucheruimte was het een beetje behelpen, je kom merken dat we rond de 1650m zaten.
‘s Avonds maakte Hourticq een hele show van het eten (en drinken) opdienen. Het was hoe dan ook gezellig, zoals hij de volgende ochtend ook vroeg: “Bien, cette ambiance, hein?” We konden het alleen maar bevestigen. We hadden getafeld met drie Britse jongens die ook min of meer de GR10 liepen, maar ook delen van het HRP en waarvan er twee uitstekend Frans spraken, met Henri en Emanuèlle, een berggids die ons duidelijk maakte dat Lucia inderdaad wel erg optimistisch was, hijzelf rekende altijd voor 1000m stijgen en dalen 10 uur, als ik hem tenminste goed begrepen heb, en met nog een drietal anderen. Buiten stond een bungalow-tent, we hoorden dat die gister nodig was geweest: in de refuge konden normaal maximaal 19 trekkers, er waren er 29 geweest, waaronder dus ook onze Toulouser II.
zaterdag 12 juli: Arette la Pierre St.Martin - Lescun
Bij het vertrek ziet Jacomine de berggids water tappen bij het kraantje “eau non-potable”. “Kan dat wel?”, vroeg vervolgens Emanuèlle aan “Jeandel”. “Ja, de EU-normen verplichten me dit erbij te zetten, maar hetzelfde water wordt gebruikt voor het eten.”
Bij vertrek, op het laatste moment nog even een foto van de refuge gemaakt (het gebouw op de foto middenin)
Verkeerde foto!!

Na een oninterresant begin, overigens wel met een hoog herkenningsgehalte, kwamen we in de Arres de Camplong, het meest schitterende karstgebied dat we kennen, met een relatief rijke vegetatie.




En dan de pas: mijn rugzak zat, bleek later, niet goed, een van de stelbandjes moet zijn losgeraakt, de balans was goed verstoord en dat was slecht. Ik krukte maar wat bij het over“schrijden” van de Pas de l’Osque. (Hieronder zie je het van beide kanten.)


Arnout vertelde later dat hij hier op een andere manier in de val was gelopen; hij had te laat vastgesteld dat zijn stokken hem in de weg zaten. Gelukkig kwamen hem mensen tegemoet.
Voor kenners is duidelijk dat hierna meteen de Pas d’Azuns (1873m) komt. Op onderstaande foto's de pas, met de onvermijdelijke Pic d'Anie.


Na de afdaling kwamen we bij de Cabane du Cap de la Baith, waar we, evenals in 1998 water tapten. Vanaf nu zouden we ons weer op, voor ons, ongebaand terrein bevinden. De afdaling was eigenlijk alleen in de bosachtige delen de moeite waard. Dat zal ook met het weer te maken hebben gehad. We kwamen, opnieuw, Henri en Emanuèlle achterop. Die gaven aan blij te zijn ons weer te zien, het had zo lang geduurd; ze hadden zich wat zorgen gemaakt.
Dat was (dus) niet (meer) nodig, maar wel is merkwaardig dat we vandaag uitzonderlijk traag gelopen hebben: slechts 2,7 km per uur. Nu hebben we wel vaker een lager gemiddelde dan 3,0 km gescoord, maar in alle andere gevallen waren we altijd sneller dan het Franse schema en bijna altijd sneller van Lucia. Nu waren we een half uur trager dan Lucia en bleven ongeveer 45 min op het Franse schema achter. We hadden eigenlijk de hele dag op de schema’s verloren. Een half uur na het passeren van de Refuge de Labérouat, Henri was ons inmiddels voorbijgegaan, begon het te regenen en te onweren. Mede vanwege de daardoor ontstane gladheid, lieten wij ons inhalen door Emanuèlle. Gedrieën kwamen we Lescun binnen, waar Henri ons aangaf waar zich de gîte bevond.

Ook hier gingen de schoenen op een rek. Ook nog een foto gemaakt van een deel van de beroemde cirque van Lescun ...

... en enige inkopen gedaan in een zaakje waarvan de eigenaar ook, gelet op zijn gelaatsuitdrukking, het liefst eigenaar bleef van alle comestibelen die hij had (overigens niet zòveel en misschien verklaarde dàt zijn uitdrukking).
In de gîte (kosten: DP+drankjes: ± € 63.=) hadden we een kamer gezamenlijk met Henri en Emanuèlle, en dat was, zoals we zullen zien, maar goed ook. ‘s Avonds getafeld met hen, met een Canadees-Iers stel en twee meiden uit Calgary (Canada, aussi). Slecht voor ons Frans: de Canadees gaf een hele verhandeling over de vraag waarom het opperhoofd van zijn zuiderburen zo’n slechtaard is. Op de vraag of Canada geen mogelijkheden voor hiking had, waarom dus speciaal op de GR10 afgekomen, was het antwoord dat de GR10 het voordeel heeft dat je na een dag van serieus trekken toch een redelijke kans hebt op een douche.
Voor Henri en Emanuèlle en ons was het een soort galgenmaal, we hadden immers sinds 5/7 regelmatig gezamenlijk met hen gegeten en geslapen. Zij stopten er mee, ze moesten terug naar Bretagne, terug naar het werk. Onderstaande foto toont hen.

zondag 13 juli: Lescun - Etsaut
‘s Ochtends, even na achten, uitgezwaaid door Henri en Emanuèlle, het Canadees-Ierse stel en de “guardien”. Daardoor een gebruikelijke contrôle niet uitgevoerd.
Er was sprake van een aanmerkelijke weersverbetering. Het was dan ook warm, erg warm. Gelukkig hadden we het eerste half uur wat oriëntatieproblemen, waardoor Henri ons, hardlopend, nog juist kon bereiken, voordat we een onoverzichtelijk pad omhoog inschoten. Ik had mijn kompas aan de radiator laten hangen. Dit kwam hij me nu nabrengen. Het was goed dat we dezelfde slaapkamer hadden gedeeld.
Daarna bij Lhers een détour gemaakt waar we zonder kompas niet uit zouden zijn gekomen. Nogmaals: "Merci, Henri". Die omweg werd overigens mede veroorzaakt door een aanpassing van de route die nog niet in mijn boekje, maar evenmin in het veld te vinden was. Hogerop zagen we dat anderen met het zelfde probleem stoeiden. Hoger betekende klimmen en warmte, maar dat laatste gelukkig niet zo lang meer omdat deze helling van een heel bos voorzien was, zo zelfs dat er op de Col de Barancq (1601m) geen enkel uitzicht was, daarvoor moest je, zei ook de Topo-guide, even doorlopen: « Col boisé sans vue. Il est recommandé de suivre la crête à droite (sud) sur 200m; à sirtue du bois panorama splendide de la vallée d’Aspe, du massif du Sesques, du pic du Midi d’Ossau. » (zie Lucia, blz.12 en Topo-guide I, blz.8). Hier hebben we ongeveer 20 min. gepauzeerd.

Door een prachtig veld gingen we een beetje omlaag over een weide met gele gentiaan en heide naar de twee cabanes (1515m/1401m) en daarna door de bossen, alwaar wij iets voor 13.30h een groep Vlamingen aantroffen die uit Etsaut op weg waren naar Lescun om van daaruit ooit Hendaye te bereiken. « Rare jongens (en meiden) die Flamens. (Ze kunnen nauwelijks 2½ (3?) uur onderweg zijn geweest. » staat er in het logboekje. We raasden verder omlaag naar Borce (650m). Bij de gîte werden we middels een briefje doorverwezen naar het plaatselijk café. Daar troffen we de Britse boys en vertelde de café-eigenares Elaine Othaqui dat haar gite “complet” was, evenals die van Etsaut overigens en dat er in Borce geen hotels waren. Vervolgens belde ze voor ons hotel “Des Pyrenées” in Etsaut, waar nog een kamer voor ons beschikbaar bleek. Na cola, ijs en wat inkopen in het winkeltje van Elaine, want vandaag (zondag) en morgen (14 juli) zullen er verder weinig winkels open zijn (hoe kom je overigens aan wasmiddel in tubes?), gingen we snel naar Eth-Sauth (Nee, dit is geen poging tot Baskische, Baskenland waren we immers al enige tijd uit, maar inmiddels waren we het Occitaans taalgebied binnengedrongen.)
Het was stom, dat ik niet met 14 juli rekening had gehouden. Dus na het douchen en wassen, een Perrier en een “pression” in het hotel ...

... vragen of ik kon bellen naar de volgende gîte. Meestal was dat voldoende (onfrans) om de mensen (in de praktijk vrouwen) meewarig naar me te laten kijken, waarna ze dan vroegen of zij het maar niet voor mij zouden doen. Deze dame gaf echter aan dat ze daar, na een heel gedoe met een Brit niet aan begon; buiten stond een telefooncel.
En daar belde ik dus de refuge d’Ayous. Deze meldde vol te zijn, maar overmorgen was er, desgevraagd, ruimte. Ik zou (zo nodig) terugbellen. Toen het nummer van de refuge de Bious-Artigues aangeslagen. Er reageerde een antwoordapparaat. Bij terugkomst in het hotel vroeg de eigenares hoe het was afgelopen. Na het vertellen van mijn wedervaren, belde zij, ongevraagd, die laatste refuge. Pas twee uur later werd er op de ingesproken boodschap gereageerd. Deze refuge was opgeheven (het was, zagen we de volgende dag, een soort paardenhotel geworden). Er bleef niets anders over dan te doen wat Lucia had voorgesteld en ik had willen voorkomen: in één keer van Etsaut naar Gabas. Volgens Lucia kostte dat 7h 20min en volgens de Topo-guide zelfs 8h 40min. “Ach”, zei de dame, “Gabas is maar 4 km verder, het repas is daar ongetwijfeld om 19.30h en om 7.00h konden we hier morgenochtend aan het petit déjeuner zitten. Ruim voldoende tijd. “En de Chemin de la Mâture?”, vroeg ik. “Ach, Parisiens hebben hem gedaan, heen en weer; Parijzenaars nota bene.”, was het antwoord. En dan is natuurlijk inderdaad alle discussie gesloten. Het logboekje: « Morgen dus de eerste monstertocht en desnoods blijven we er een dagje hangen, anders (immers de dag) daarna, de supermonstertocht van Gabas naar Gourette (8.25h volgens de Britse en 9.40h volgens de Franse gegevens). »
Tijdens een (onbetaald) kopje koffie begon het (echt hard) te regenen. Het logboekje weer: « Nog een zorgpunt : gister regende het van ±14.30 tot 19.00 (wisselend), vandaag vanaf ±16.00 tot (... na 19.30 in ieder geval). Regen zou morgen ons grootste probleem kunnen worden. »
Kosten: € 84.= voor hotel “Les Pyrenées”; kosten in winkel te Borce: ??
maandag 14 juli: Etsaut - Gabas
Na een uitstekend PD, er was letterlijk van alles, startten we de tocht naar de Chemin de la Mâture om 7.55h. Het was droog. Om 8.35h begonnen we aan de Chemin, met aan de overkant van het ravijn het fort Portalet.

Die chemin viel inderdaad enorm mee, breed en niet al te steil, maar wel fotogeniek! [met 2 foto's uit 2004, van Christian Lamarche]





Daarna een langdurige klim langs het ravijn, door een bos, over een weide en langs een bergbeekje naar een uitstekend ingerichte cabane, waar we werden achterhaald door de Britse boys. Inmiddels zaten we op 1560m.
En toen de eindeloze klim naar de Hourquette de Larry (2055m) ...

... en de Col d’Ayous (2185m); we passeerden de eerste zonder er erg in te hebben. Omdat het weer wat instabieler werd en zelfs dreigende vormen aannam (« ménage de l’orage ») en ik meende dat er ons nog heel wat kilometers te wachten zouden staan, zei ik Jacomine dat ik mij zorgen maakte om het weer. Dat ik niet moeten doen. Ze kon niet harder en overwoog haar rugzak neer te zetten en op het onweer te gaan zitten wachten. De enige keer dat we enige onderlinge frictie hadden, is hiermee niet onvermeld gebleven.
We zijn dus maar kort op die col gebleven (het was er ook nog eens koud); maar er was wel een schitterend uitzicht op de Pic du Midi d’Ossau.

Bij het dalen hebben we de refuge d’Ayous rechts laten liggen, naar ik hoop om begrijpelijke redenen. Na een eet- en drinkstop bij het fraaie (eerste) van de Lacs d’Ayous (het Lac Gentau, zie Lucia, blz.73), hebben we toch een beetje tempo gedraaid. (Bijna) iedereen, en er waren hier nogal wat toeristen, begon de behoefte te voelen "voor de bui binnen te zijn". Het was druk, we zaten namelijk midden in een reservaat (en een samengaan met de route rond de Pic du Midi d’Oussau). Dat van dat reservaat zouden we weten, iedere 200m was er wel een soort merkje dat dat aangaf.
Uiteindelijk passeerden wij de refuge de Bious-Artigues, een paardenstal, terwijl hij in de folder van “Les Pyrenées” toch nog steeds als gîte werd genoemd. Even verderop nog even een colaatje verwerkt en daarna snel omlaag. Hierbij moeten we een merkje hebben gemist dat ons over een pad langs de beek zou hebben gevoerd. Nu denderden we (overeenkomstig de Topo-guide) nog een 4 km langs de D231, die gelukkig op dit moment niet zo druk was.
Twee uur sneller dan de Franse gids kwamen we bij de châlet-refuge in Gabas.

Het weer maakte inmiddels wassen tot een onmogelijkheid. Douchen deden we, hoewel dat formeel nog niet was toegestaan. Er was een dortoir voor ons beiden beschikbaar en misschien zelfs wel voor elk van ons één. Verder was er namelijk alleen een gezin, met een mediterrane oudste zoon (of toch neef?) en een jongste met een ernstige misvorming van het gezicht. Kortweg was de zaak als volgt: Ze kwamen uit Lille en gebruikten deze refuge om een (goedkope) vakantie in de Pyreneeën te kunnen hebben. Toen ik de man naar « le sentier de la corniche » vroeg, kreeg ik een hele verhandeling over wat hij met zijn zoon/zonen in de omgeving allemaal bezocht had(den), dan wel zou(den) bezoeken. Hij was de enige Fransman tijdens deze vakantie die geen rekening hield met mijn gebrekkig Frans, maar gelet op zijn gedrag zou het kunnen dat hij dit ook helemaal niet kon.
Het “sentier”. Uit het logboekje: « De bokken en geiten, schreef ik, werden dag 3 (en 4) gescheiden, maar natuurlijk zweefden boven die opmerking de statistieken van dag 13 en 14; beide meer dan 25 km lopen. Op dag 13 de Chemin de la Mâture, waar hoogtevrees een probleem zou kunnen zijn (« site étonnant que certains pourront trouver vertigineux ... .. revient à ciel ouvert parfois vertigineux mais toujours large et bien tracé » (aldus gevet in de Topoguide) en meteen gevolgd door dag 14 met het gevaarlijke Sentier de la Corniche des Alhas (« Étroit parfois détérioré par les avalanches, ce sentier peut être considéré comme vertigineux, voire dangereux quoique éguipé d’une main courante. … hors GR permettant d’eviter la corniche des Alhas... . ») en de beklimming van een van de hoogste cols uit de GR10 (±2450m). Alles op alles gezet om in ieder geval dag 13 op te splitsen, maar, zoals bekend, was dat hopeloos mislukt. Gelukkig was de Chemin een fluitje van een cent (fl-cent) ».
Het eten in de gîte werd voorbereid door een aparte kok, ik bedoel: apart van de gardienne en een apart heerschap. Het was van een zeldzame eenvoud: wortel-aardappelsoep, sla, aardappelpuree met rosbief, vervolgens fromage de brébis gevolgd door crêpes. Daar was hij de hele middag mee bezig geweest.
‘s Avonds met de gardienne, met wie het ‘s middag niet had willen klikken, het loopplan van de volgende dag doorgenomen: Er was geen sneeuw op de Hourquette d’Arre, het Sentier de la Corniche was “facile”, wat dat voor ons in de praktijk dan ook zou betekenen, de météo gaf voor later in de middag onweer. Vervolgens belde ze wel even naar Gourette voor een hotel (“Face Nord”), want de refuge was, voor een week (nota bene deze week) gesloten. (Achteraf bleek dat ze vergeten was dat er twee gîtes in Gourette zijn, maar dat had ik natuurlijk ook zelf moeten kunnen vaststellen.) ‘s Ochtends zou er (stok)brood (met broodrooster) (en twee crèpes) en koffie klaar staan en was er water voor de thee in de “micro-ondes” te verhitten, want vroeg starten was essentieel. De volgende dag werd samengevat met: “C’est dur.”
En die rustdag dan? Nou, dat was simpel, al voor het boven samengevatte gesprek had Jacomine vastgesteld dat ze in deze gîte niet nog een dag wilde blijven. We zouden in Gourette wel verder zien. Kosten: € 48.70 (NKBV-korting) + € 4.60 (terras).
En dan gaan we nu naar 2003 (B)
####################
Maak jouw eigen website met JouwWeb