'

De GR5 (9-29 juli, 2007)

 

 

< 7-8 juli >     < 9 juli >     < 10 juli >     < 11 juli >     < 12 juli >     < 13 juli >     < 14 juli >     < 15 juli >     < 16 juli >     < 17 juli >

 

 

< 18 juli >     < 19 juli >     < 20 juli >     < 21 juli >     < 22 juli >     < 23 juli >     < 24 juli >     < 25 juli >     < 26 juli >     < 27 juli >

 

 

< 28 juli >     < 29 juli >     < 30-31 juli >

 

 

 

< Samenvatting >      < Over flora & fauna >      < Loopgegevens >     

 

 

 

 

Inleiding

Vaak geef ik in het vakantieverslag een overzicht over wat er verloren ging. Dat was dit jaar het Yves Roche-horloge van Jacomine; gelet op het speciale ontwerp natuurlijk een geweldig verlies. Puur getalsmatig een uitzonderlijk geringe derving. Belangrijker dit keer is de vraag of we wat we zochten, dachten terug te vinden. Waren we immers de GR5 niet gestart, hadden we het Pieterpad niet verlengd, om het Pyreneeën-gevoel terug te vinden? Terugkijkend op deze vakantie hebben we minder Pyreneeën-gevoel weten te vinden dan vorig jaar in de Jura. Hoe dat komt? Dat zal in de loop van het verhaal duidelijk worden.

Een ander aspect dat tijdens deze vakantie van belang is geweest, is de constatering (die ons van verschillende kanten bereikt had) dat het in de Alpen nogal druk is en dat je daaruit de consequenties moet trekken door bijv. ruim van tevoren te reserveren, m.n. rond 14 juli en in de omgeving van toeristische centra als Samoëns-Sixt en Chamonix-Les Houches. Hoe dit verliep èn welke invloed dit had op de boven genoemde problematiek, zal nog aan de orde komen.

Apart te noemen verschijnselen zijn het groot aantal zoogdiersoorten en de verbluffend soortenrijke alpenweiden die we zijn tegengekomen: de Pyreneeën hebben gèèn Alpenweiden.

Er zijn mensen waarvoor er maar één GR5 is; als je deze GR wilt lopen, dan moet je dìe lopen. Voor ons ligt dat wat anders. Deels komt dat door de historie: het Pieterpad, onze start tot de GR5 “moesten” we, i.v.m. de NWQ-prijs, al wat aanpassen en in de Pyreneeën ontdekten we dat er verschillende varianten van de GR10 zijn. Verder zijn we om heel verschillende redenen soms tegen enorme aanpassingen aangelopen; de voornaamste: La Howald, Sarrebourg en natuurlijk Morez. Die laatste afwijking zou natuurlijk nog kunnen vervallen, wanneer we in 2007 op de een of andere wijze naar Chapelle des Bois (of eventueel Bellefontaine) zouden kunnen komen. We hadden afgesproken daarover pas “in het veld” een definitieve beslissing te nemen. Trouwe lezers weten hoe één gemist merkje (zie zomer-2006) (mèt perenweer!) tot de uitwijking naar Morez had geleid.

 

 Het merkje bij de richel zuidelijk van

 Chapelle des Bois, nu zonder stortvloed

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 (met dank aan Iwan Oprins)

 

De bovengenoemde aanpassingen waren uit noodzaak geboren, maar dit jaar zouden we er op voorhand een paar inplannen:

  1. We gaan vanuit Nyon naar Thonon en dan langs de Dranse naar de Col de la Bise, in plaats van dat via de boot/bus en St.Gingolph te doen;
  2. We kiezen na Les Houches voor de TMB-variant over de Col de Miage;
  3. We kiezen in de Vanoise voor de GR55.

De keuze voor B was duidelijk: zeer mooi, zo niet spectaculair en geen (of minder snel) overnachtingsproblemen (en dat bleek allemaal te kloppen).

Voor C golden dezelfde argumenten, maar bovendien passeer je dan de hoogste col van alle GR’s. Verder kunnen we eventueel volgend jaar een aantal kilometers ten noorden van Modane starten met (alsnog) een deel van de GR5-zelf doen.

Maar waarom keuze A?

Oorspronkelijk was de reden om op die manier wat te kunnen “warmlopen” voor de Alpen. (Op een bepaalde manier is dat nl. nodig.) Dit argument gold niet langer nu we in de Jura nog een stuk moesten doen. Toch was er geen haar op mijn hoofd die eraan dacht om in St.Gingolph te starten. Maar waarom?

Pas 25 juli jl. werd het mij duidelijk. Wie kent niet het Rein Cremer-principe? “De reden van een route-afwijking mag niet verkorting van deze route zijn.” Ik kon geen reden bedenken waarom we St.Gingolph voor Thonon zouden verkiezen. Twee Fransen die we in het verslag nog zullen tegenkomen, en die natuurlijk wèl (zoals zoveel Fransen) in St.Gingolph startten, vielen me daarin bij.

 

< Home >

 

Zaterdag/zondag, 7/8 juli 2007: Uitgeest – Schiphol – Geneve-Aeroport – Nyon – La Cure – Morez (Hotel du Commerce; “D.P”, € 122.90)

Ongelooflijk, dat je goedkoper kunt vliegen dan met de trein reizen. Het bleek dat EasyJet wel erg goedkoop is (als je ruim van te voren reserveerde). En zo hebben we 28 mei jl. voor € 219.46 onder bevestigingsnummer ECJB2P9 voor 2 personen geboekt, voor een heenvlucht op 8 juli en een terugvlucht op dinsdag 31 juli. Vooral de retourvlucht was goedkoop: € 20.= p.p. (exclusief natuurlijk). Dit betekende dat de reis van Geneve naar Schiphol goedkoper dan de reis van Modane naar Geneve.

Zaterdagnacht met de NS naar Schiphol (voor 2x € 3.40) om daar wat rond te hangen en tweemaal cappuchino te drinken. Dit (eerste) leverde ons wel het voorrecht deel uit te maken van boardinggroep A. Hierdoor snel het vliegtuig (EZY1354) in, met vertrek om 8:55h en aankomst op Geneve om 10:20h. Het weer was niet overdreven stralend. Wel, eigenlijk kunnen we wel stellen dat de weergoden tamelijk humoristische personen moeten zijn, maar daarover later.

Op Geneve pakte ik nog bijna een verkeerde rugzak. Er blijken meer mensen met een blauwe Arcteryx-Bora 65 te lopen en ik realiseerde me nog te weinig dat het elastisch touwtje dat ik had aangebracht een uitstekend herkeningsteken is. Het betreffende echtpaar ging duidelijk ook wat lopen en omdat zij via de automaat aan treintickets wisten te komen, hoopte ik te kunnen opvangen wat hun doel was. Mislukt. Dat gold ook voor mijn pogen om via die automaat zelf aan kaartjes voor La Cure te komen en dus: op weg naar het loket. Voor CHF 53,60 (€ 32.72) kochten wij, met de Carte Bancaire om 11.00h precies twee kaartjes voor Geneve-Aeroport – La Cure (via Nyon). Zonder veel problemen wisten we om 11.27h de juiste trein naar Nyon te pakken.

Daar om 11.49h aangekomen stond op een wat afgelegen peronnetje een wel een heel bijzonder treintje voor ons klaar.

Dit zou ons, al slingerend, naar La Cure brengen. Onderweg een tweede verrassing: pal langs het spoor stond een gems op de trein te wachten. Die stopte echter niet, hetgeen mij de kans benam het dier te fotograferen. Jammer dat gemzen niet weten dat je treinen alleen op stationnetjes kunt nemen.

Nadat we iets na 13.00h in La Cure uitgestapt waren, liepen we naar Hotel Arbez (Franco-Suisse), dat inderdaad op de grens blijkt te staan. Hier boekte ik voor de volgende avond een overnachting. Nu een foto gemaakt van wat ons aan de overkant van het Lac Léman wachtte.

Zoals bekend moeten dat de Alpen zijn en zijn die al vanuit de Vogezen door normale mensen waar te nemen. Trouwe lezers weten dat ons dat tot nu toe nog niet gelukt was. Ook deze foto maakte ons nog niets duidelijk, maar beloofde weinig mooi weer. Vervolgens begonnen we, toch opgewekt, aan Dag 0, onze eerste loopdag, die echter geen deel uitmaakte van onze GR5.

Via een licht golvende asfaltweg liepen we naar Les Rousses. Hier namen we in de bar-brasserie “La Bonbonniere” tegen twee uur ieder een cola, voor € 5.20, d.w.z. CHF 8.63. Uit de bon bleek dat in het grensgebied (en er zal blijken dat dit ook aan de Zwitserse kant geldt) met twee monetaire stelsels wordt gewerkt.

Even verder moesten we omlaag, langs een déviation om spoedig daarna op de GR559 uit te komen. Slingerend liep deze naar le Sagy Bas, dat op de kaart een gehucht lijkt te zijn, maar in de praktijk slechts een boerderij met een stel schuren is. De boer maakte een vriendelijk praatje met ons, terwijl Jacomine met de kat stond te dollen. (Weet je dat ook katten de Dazer horen?)

Even verderop zagen we een (water)molen; een pittoresk gebouw, alleen was niet duidelijk hoe het water ooit langs het rad heeft kunnen spoelen. Nog even verder kwamen we een paal tegen die als “boom” gecamoufleerd was. Functie? Die bleef onduidelijk, het bijbehorend bord gaf ook al geen uitsluitsel. Ergens hier moet het zijn gaan regenen, even na drieën. We trokken de capes aan.

Vervolgens ging het via een steil (en glad) afdalinkje naar de N5. Eigenlijk hadden we de stokken moeten pakken, maar je denkt dat je op zo’n moment niets kan gebeuren, èn dat gebeurde dit keer ook niet.

We liepen nu La Doye, een “voorstad” van Morez, in. Hierbij ontweken we de D25 zoveel mogelijk door over het sportterrein te gaan. Na het bord dat ons op Hotel “Europa” wees, passeerden wij Hotel de la Poste. Jacomine leek dat wel wat, maar ik wees haar op de 2 oventjes en meende dat het een goed idee was te starten waar we vorig jaar eindigden. Aldus werd afgesproken, maar blijkbaar zijn er drie nodig om te tangoën: bij aankomst bij Hotel Europa bleek het restaurant dicht en kwam niemand bij de balie opdagen, zelfs niet na drie keer bellen. Dan maar naar Hotel du Commerce, dat even verder (en uiteindelijk nog wat dichter bij de route) lag.

Eenmaal, tweemaal bellen had geen effect en ik ging maar eens bij de buren (Bar-restaurant La Taverne) navraag doen, Jacomine op wacht achterlatend. Zij had echter eerder succes dan ik; de deur ging open en de dame vertelde dat het hotel gesloten was. Enig aandringen van ons leidde er echter toe dat het alsnog (verder) open ging, evenals de keuken. We moesten eerst de kamer aanschouwen, voor ze ons als gast beschouwde, maar na mijn “Il suffit” waren wij onderdak en had het hotel weer enige gelegenheid zijn bestaan wat langer te rekken. Uit de foto die we de volgende dag maakten, blijkt dat het verval ook al in de naam zichtbaar is.

Was kamer 4 ietwat schimmelig, over het eten viel niets te klagen: na een “mavin” als aperatief kregen we kalfsoesters (of toch biefstuk?) met champignon-saus, sla en frites, e.e.a. begeleid door een Jura-wijn. Als achterafje nog wat crèpes. De maaltijd kostte ons € 63.90 (incl. de drankjes), de kamer € 46.=, het PD 2x € 6.=. Verder werd ons nog 2x € 0.50 aan taxe de sejour berekend. Een en ander werd CB betaald. Toen bleek dat de weersberichten voor de volgende dag weinig beters aangaven dan we de laatste uren hadden meegemaakt, beslisten we defintief dat Morez deel uitmaakte van onze GR. Het risico weer bij Chapelle des Bois “van de richel af te spoelen”, was ons te groot.

Zoals bekend had ik vorig jaar bij de OdT gezocht naar eenvoudige kaartjes van de omgeving, om zo gemakkelijker aansluiting op de officiële GR5 te kunnen maken. Het blijkt dat er al sinds 2005 het soort kaartje bestaat, dat ik nodig dacht te hebben om dit doel te bereiken (dàt zullen we overigens nog merken). Ze lagen nu voor ons klaar in Hotel du Commerce.

Die nacht haalden we wat slaap in. Memorabel is dat ik rond 1.30h kramp kreeg en, naar de waarneming van Jacomine, ben flauwgevallen. Ik kan mij er weinig van herinneren.

 

< Home >

 

Maandag, 9 juli 2007: Morez – La Cure (Hotel** Arbez [Franco-Suisse]; DP; € 141.90)

Na een goede nachtrust en het PD waren we klaar voor de GR5. Bij het verlaten van het hotel (8.16h) bleek de eerder genoemde humor van de weergoden. Het regende harder dan gister en ongeveer even hard als onze vorige GR5-dag (vrijdag, 4 augustus 2006). Toch liepen wij welgemoed via het tunneltje bij het station en het daaraan aansluitend trappencomplex naar de “bovenstad” Villedieu. Vandaaruit, via de Avenue Louis Paget, naar “Sur le Puits” waar ons een tweede trapje wachtte. Hier maakte ik de volledig mislukte foto, die onze omstandigheden overigens goed weergeeft en bedoeld is als de tegenhanger van de foto van: “Jacomine doet gevaarlijk” (zie zomer 2006).

In de praktijk was ik (althans in 2007) degene die voorafgaand aan deze foto gevaarlijk deed. Verblind door water op en achter mijn bril verliet ik het pad en klom steil omhoog, tot ik merkte dat verder gaan geen optie was. Teruggaan bleek dat ook nauwelijks meer te zijn. Ik heb mij de rest van de vakantie niet meer zo onzeker gevoeld.

Nadat we het pad naar boven (achter de gendarmerie) hadden gevonden.

Het bleek een lastig paadje waarop echter wel markering van gele strepen aanwezig was. Die besloot ik aan te houden. Zoals uit de kaart blijkt, moet je een tijd naar het zuiden, dan een haarspeld naar het NNO, om vervolgens in OZO-richting aansluiting te vinden op de officiële GR5. Ergens heb ik een afslag gemist en hoewel we nog steeds op markering liepen, werd duidelijk dat we te ver naar het noorden gingen. Omdat alleen dààr de mogelijkheid tot heroriëntatie mogelijk leek, zijn we toch maar doorgelopen tot bij een boerderij die verlaten (b)leek en waar het pad ophield. Nu liepen we verder door weiden en velden tot bij een woning waar licht brandde. Daar heb ik (tegen tienen) aandacht getrokken en de weg gevraagd. De uiterst vriendelijke bewoners nodigden ons binnen (schoenen uit en zo), laafden ons met koffie, koekjes en chocolade, en zetten ons geografisch weer op de rails: “Nee, die eenvoudige kaartjes van de OdT waren niet goed genoeg voor deze contreien” en zij gaven ons aan hoe verder te gaan. Ze hadden de boerderij zelf gebouwd en hadden er nu het hun eerste nacht van dit jaar in doorgebracht. De kachel werd (speciaal voor ons?) ook nog aangestoken.

Welgemoed verlieten we na bijna 5 kwartier het echtpaar. De regen was inmiddels opgehouden.

Via de verharde weg draaiden we nu een bospad in dat ons bovenlangs hun woning voerde. Op hun uitstekend getimede afscheidsroep reageerden we uit volle borst. Daarna klommen we door naar La Grande Rêche en via schitterende, nog nadruppelende bossen, naar ons hoogste punt deze dag, de Gros Crétet (1300m). Om 12.36 zagen we ons eerste GR-merkje.

We namen vervolgens een rustpauze boven Les Rousses, op een droge vlonder. Hierna liepen wij het stadje binnen, langs dezelfde weg als gister, met als uitzondering dat we de déviation negeerden. Deze was er echter niet voor niets, we moesten nu met enige moeite een bouwterrein passeren. Onduidelijk is of de déviation blijvend zal zijn.

Bij hetzelfde tentje als gister hebben we nog wat koffie gebruikt (€ 2.60), waarna we ons om tien over twee opmaakten voor het laatste stuk. Dat was mooi en bracht ons langs de jeugdherberg “Bief de la Chaille”. Even later wilde Jacomine bij een beekje een kwartiertje in rust van de rust genieten.

 Ook de wegzomen waren bergbeken

Inderdaad passeerden we al snel hierna de GdE “la Grenotte” en even later op de D29 H-A “Des Piles”. Dit maakte echter een nogal gesloten indruk.

Wij liepen ondertussen naar “ons” hotel, waar we om kwart voor vier aankwamen. We waren nog geen kwartier binnen of het begon te regenen. We waren inmiddels in een uitstekende kamer (nr 9) ondergebracht, waar we goed konden wassen en spullen drogen.

De maaltijd bestond, wat teleurstellend, uit een soort omelet, mosselen met frites en tarte à poire. Hiernaast gebruikten we water, een Gamaret Garanoir (een Zwitserse wijn, € 15.=) en koffie. Eén en ander werd wel sfeervol begeleid door Beethovens 3e en 7e symfonie in een bijzondere uitvoering. De totale rekening betrof derhalve € 23.50 aan restauratie, € 117.= aan DP en € 1.40 aan de gebruikelijke taxe de sejour (CB betaald). Niet goedkoop, maar gelet op de klus van de komende dag en de onzekerheid over de exacte ligging van (b.v.) La Grenotte, was dit toch een bijna onvermijdelijke keuze.

De nacht was uiterst verkwikkend te noemen; de eerste GR5-dag van 2007 zat erop: bijna 21 km dichter bij Nice, in 5 uur en 10 minuten, ruim een uur sneller dan de Topo, hoe je het ook bekijkt. Door mijn mislopen overigens heel wat langer dan de bedoeling was. Een gemiddelde van 4,0 km/h.

 

< Home >

 

Dinsdag, 10 juli 2007: La Cure – Armoy (**Hotel «A l’Echo des Montagnes»; DP, € 97.70)

Om 8.41h vertrokken we uit het hotel, met matig weer. De markering ging hier in Zwitserland over in gele ruiten met daarop de tekst “tourisme pédèstre”. Eerst was het wat bossig, maar al snel liepen we door de weilanden, soms zonder duidelijk aangegeven pad. Afscheidingen tussen de weilanden waren nogal eens muurtjes. Pal bij St.Cergue liepen we over een pad waarover J-J.Rousseau op 29 juni 1733 ook al eens was gegaan. Ik hecht eraan op te merken dat wij deze prestatie op 10 juli 2007 hebben herhaald.

Pal daarop bereikten we een soort Kontorei waar we koffie hebben gedronken (10.38-10.58h). De kosten bedroegen CHF 6,=, die moeiteloos door de dame in €4,= werden vertaald. Ja, laat ze rekenen, die Zwitsers.

Hierna sneden we met behulp van een aantal fraaie “raccourci’s” (een oude Romeinse, deels goed intacte, weg) de doorgaande autoweg af. Nog steeds was er van de Alpen nog weinig te zien. maar, zoals bekend, dat waren we al een hele tijd gewend.

Na de laatste afsnijding kwamen we op een landweggetje naat Trelex terecht. Aldaar genoten we van een deel van onze voedselvoorraad; in een overdekte doorgang, want het begon te regenen. Even later zagen we het (“ons”) treintje passeren.

Het volgend stuk van de route was zeldzaam recht en saai. Het meest opvallende was dat ons door een automobiliste de weg gevraagd werd bij Calèves. Even later namen we een korte rust, voor we de drukte van Nyon zouden induiken. Tijdens het laatste stuk hoorden we een aantal dazerbare honden hun best doen, maar omdat ze allemaal veilig achter grote hekken stonden, hebben we ze met rust gelaten.

Om half twee passeerden wij het ons welbekende station van Nyon en even later stonden we op de kade. Volgens een bordje had ons dit 5.50h moeten kosten; we hadden er 4.11h over gedaan. Niet omdat we haast hadden (hoewel we graag vroeg in de middag wilden oversteken, in de hoop nog voorbij Thonon te komen), maar vooral om warm blijven: de temperatuur lag deze dag tussen de 14 en 19ºC.

Voor CHF 37,60 kochten we (via CB) bij het loket van de CGN (Compagnie Générale de Navigation sur le Lac Léman) twee kaartjes voor de oversteek. Deze zou in twee fasen verlopen: eerst met de Navibus naar St.Yvoire en vervolgens met de “standaard”boot naar Thonon. Iets na 14.00h startte de eerste fase, die na een kopje koffie en 20 minuten alweer voorbij was.

Hierna was het even wachten op de zgn. Tweede Fase, te kort echter voor een broodje sandwich of zoiets. De standaardboot had iets meer tijd nodig om ons naar Thonon te brengen, maar om 15.20h stonden we op de kade van die stad.

Daarna ging het als het ware vanzelf: via de parken boven de Port des Rives naar de Chemin du Port en vandaaruit de bordjes van de OdT volgend, via de Rue du Granges naar de Place du Marché. Men wist mij daar een bruikbaar kaartje van de stad te leveren, te melden dat men geen hotel in de Ermitage kende, maar dat men best even naar Armoy wilde bellen of er plaats was en (bij bevestiging) ook nog voor ons reserveren. Er bleek plaats en we konden komen; reden voor ons om wat eetbaars te kopen en dat op een bankje te gaan eten. We hadden hier meer inkopen moeten doen!

Via een rotonde gingen wij vervolgens de smalle Rue Blanchard in, die uitkwam in de Impasse de la Passerelle. De passarelle leidt over het spoor naar een tunneltje; hier zagen we weer eens een echt GR-merkje. Vervolgens kwamen we op de Place de Crête met de bekende hotels (“A l’Ombre des Marronniers” en “Arc en Ciel”). Volgens internet kwam er dan een routeaanpassing, mede i.v.m. de aanleg van een snelweg. We werden inderdaad de Chemin des Marmottes ingestuurd, die, al kronkelend, uitkwam op de Chemin de la Viannaz. Na ongeveer 300m moesten we volgens de route naar rechts, om met een enorme omweg (±1½km) over de nieuw aan te leggen weg heen te komen. Een wegwerker schudde “nee” op het voor de hand liggende verzoek van Jacomine. Twee landmeters sprongen voor ons in de bres. We zijn de eerste GR5-lopers die de nieuwe brug zijn gepasseerd (Er is een foto van!). Twee honduitlatende vrouwen profiteerden mee van ons succes.

Door het fraaie Fôret (de Thonon?), met uitzicht op de stad en de regenachtige Jura en na een korte adempauze zijn we via de D26 naar Armoy en (dus) ons hotel gelopen. Om de spanning erin te houden: het hotel lag helemaal aan het eind van het dorp. We rolden er pas om 17.34h binnen. Een vrouwenploeg werd hier aangevoerd een door duidelijk aanwezige matrone (zoals indertijd in Berdorf). Over het eten en de kamer bepaald geen negatieve berichten; voor DP werd € 90.= gerekend, voor ½l wijn en 2 koffie tezamen € 7.70). Een en ander werd CB betaald. Het repas bestond uit potage du jardin, vis (“fera”), kaas en tarte. Het was lekker.

’s Avonds heb ik via de telefooncel tegenover het hotel nog geprobeerd contact op te nemen met de GdE Chez Pollien in Chevenoz. Tot twee keer toe kreeg ik een antwoordapparaat. Voor ik dat allemaal op een rijtje had was ik door 6 telefoonkaart-eenheden heen. Nadat ik mijn boodschap had ingesproken, heb ik mijn probleem nog even aan de hoteleigenares voorgelegd. Zij herkende dat; het antwoordappraat stond altijd aan, maar als ik dat wilde, wilde ze nog wel een keertje voor mij bellen. Natuurlijk wilde ik dat en zo kwam nog eens de boodschap op het bandje dat J.Bouwman en zijn “epousse” graag voor de volgende nacht een overnachting (DP) wilden reserveren.

  

< Home >

 

Woensdag, 11 juli 2007: Armoy -Vacheresse (Hotel** «Plein Soleil»; € 98.50)

We vertrokken pas iets na negenen, maar dat zal niemand ons kwalijk nemen na de lange dag van gisteren. De ruime 27 km werd in 5¾h afgelegd; weer ruim 1h sneller dan de Topo en met een ongeëvenaard gemiddelde van 4,8 km/h.

Enige uitleg waarom we niet in Thonon zijn blijven hangen (het was immers al over vieren toen wij de hotels op de Place de Crête passeerden) mag hier niet uitblijven. Al plannend bleek dat de voor de hand liggende etappe na Thonon eigenlijk naar Chenenoz zou moeten leiden. Dat kwam dan echter wel neer op een loopdag van ongeveer 7h uur. In verband met de belasting van de volgende dagen was dat te lang en er zou dan moeten worden gestopt in Vailly, ongeveer 40 minuten van de route. Hierdoor viel dit stuk uiteen in 2 loopdagen van 4 uur, beide dan weer wat aan de korte kant. Na de oversteek (en zoveel rust) zou doorlopen naar de Ermitage, waar Google een hotel veronderstelde, geen probleem zijn. In het OdT bleek dit dus niet te bestaan; we meenden Armoy nog wel te kunnen bereiken. Gelukkig hadden we daarbij die landmeters mee!

Nu dus op naar Chevenoz. Eerst moesten we, na de poncho’s te hebben aangetrokken, om de kerk heen, terug naar de route. Vervolgens kregen we iets mee van de gorges van de Dranse. Stel je daar echter niets van voor: alles was bebost, maar wel vochtig en glibberig.

Hierna staken we de D26 over en werd het lopen wat gemakkelijker. Iets na half elf bereikten we Reyvroz en een kwartiertje later het café “Chez Noe” (hoe passend bij het weer) aan de bovengrens van Bioge, aan de D26. Jacomine dacht dat dit lokaal gesloten was, maar dat was natuurlijk niet waar. We betraden een van de merkwaardigste pleisterplaatsen op onze GR5.

In een voorlokaal konden we onze rugzakken kwijt, waarna we door konden lopen naar een ruimte waar je koffie en kranten kunt krijgen, maar die ook diende als keuken en wasruimte. De nogal zwijgzame eigenaar leverde ons goede koffie (voor 2x € 1.=). Ook kon je er nog gratis een plasje doen (of zo). Jacomine maakte van die gelegenheid gebruik om te constateren dat het verblijf zelfzaam schoon was (vergelijkbaar met hotel “Phoenix” in Jistrum).

Toen de vrienden/visclub binnenkwam begrepen wij dat voor ons de tijd om te vertrekken geslagen had en daar gingen we dus, om tien over elf. Eerst langs een pad langs een steengroeve. Het laatste deel hiervan was formeel afgesloten, maar wij meenden dat dit niet voor GR5-lopers bedoeld was en niemand sprak ons tegen. Vervolgens zetten we de steile afdaling naar (de kern van) Bioge in, wetende dat we al heel gauw weer omhoog zouden moeten. Na een klein stukje van de D902 ging het dan ook weer steil, maar nu omhoog, in de richting van La Plantaz. Waarom men voor deze route-omleiding heeft gekozen, is ons door de kaart (en het veld) niet duidelijk geworden. Even hadden we de Dazer nodig voor enkele hardleerse honden en daarna kon er voluit geklommen worden. Het regende nog steeds.

Bij Plantaz hebben we enige rust genomen. Daarna, via Les Granges en Les Clouz (met GdE) liepen we door tot vlak voor Mérou, waar een soort bushalte (zonder bus) uitdrukkelijk voor de randonneur was neergezet. We hebben er een uitgebreide rust genoten. De poncho’s konden uit!

Hier bestond de mogelijkheid naar een hotel in Vinzier te gaan, maar geen van ons beiden zag op tegen het resterend deel van de reis naar Chevenoz. We doken dus het dal van de Ugine in en, zoals gebruikelijk in dit soort gevallen, na het oversteken van de brug, klauterden we er aan de andere kant weer uit. Daar werd ik in het dorpje Le Crêt op het verkeerde been gezet, zo dat we het dorpje Chevenoz inliepen en niet meteen richting Chez Pollien gingen. Nu lijkt dat op de kaart niet zo’n verschil, maar in het veld bleek dat we nogal wat hoogte weggaven (±70m) die we voor Pollien weer nodig hadden. Toch was deze omtrekkende beweging wel zinvol: we ontdekten dat de bar dicht en het hotel gesloten (ik bedoel dus “definitief”) waren en dat er weinig winkels te ontdekken vielen. N.B. Dit is anders dan Collins/Cicerone ons wilde(n) doen geloven.

Via wat “raccourci’s” wisten we om kwart over drie Chez Pollien te bereiken. Daar wachtte ons in de vorm van een briefje een hele verrassing: overnachten in de GdE kostte slechts € 18.= p.p., maar door omstandigheden kon er geen PD of repas worden geleverd. Gelet op onze kennis van het winkelbestand en onze voedselvoorraad (hier hadden we in Thonon immers geen rekening mee gehouden), was dit geen ideale plaats om te overnachten, even los van de prijs; het zag er allemaal wat stoffig uit.

Ik heb mij vervolgens bij de naaste buurvrouw gemeld, die mij, met haar teenager-zoon, te woord stond. “Ja, het klopte, er was geen winkel (meer) in Chevenoz. Nee, er was geen hotel (meer) ook. Lopen naar Vacheresse hoefde niet langs de D32/D22 (daarvoor zouden we moeten omlopen), maar kon via een veldweg over Taverole. In Vacheresse waren diverse hotels te vinden.” Zoonlief vroeg zich af of het ons wel zou lukken dit pad te vinden en steeds de juiste afslagen te nemen. Zijn moeder had meer vertrouwen in ons.

Met deze mededelingen kwam ik bij Jacomine terug, die ondertussen lekker in het zonnetje had gezeten. We voelden er geen van beiden voor terug te lopen naar Vinzier (bij Mérou) waar een hotel te vinden is en dus namen we de handschoen op: eens kijken of we zonder verdwalen Vacheresse konden bereiken. We startten om 15.50h en wisten om 16.38h het eerste en beste hotel van Vacheresse te bereiken: “Plein Soleil”. Ja, Vacheresse heeft ook een soort GdE, maar even vonden we dat we onszelf wel eens mochten verwennen. Voor DP waren we € 88.= kwijt, de 2 glaasjes port kostten ons € 4.60, de ½l rode wijn € 3.50 en de koffie € 2.40. We aten uiensoep, (rund?)vlees met patat en nog iets. Het was lekker. We betaalden CB.

Maar nu, we moesten hoognodig onze voedselvoorraad aanvullen; waar was de dichtstbijzijnde winkel?

We hadden pech; de winkelhoudster van het dorp lag in het ziekenhuis in Thonon, dus de dichtstbijzijnde plaats was Abondance, ongeveer 6 kilometer verder èn van de route af.

We hadden mazzel; de hotelhoudster moest morgenochtend toch boodschappen doen in Abondance en we konden dan wel even meerijden.

Deze dag hebben we, voor zover dat nodig was, nog gevuld met de was doen en uitkijken over ons balkon. In ieder hotel hebben we kunnen wassen. Tot vandaag gingen daarbij de pijpen van onze afritsbroeken in een apart sop. De ondergrond was slikkerig of zompig en dat was aan die pijpen goed te zien. De volgende dagen liepen we, het weer stond dat toe, in onze korte broeken.

Na de was heb ik nog een korte terreinstudie gemaakt om zo goed mogelijk weer op de route te komen, want we waren niet van plan terug te lopen naar Chevenoz. Verder geldt een gewaarschuwd mens voor twee en ik heb dan ook de CAF-refuge de la Bise gemeld dat we eraan kwamen. Hier was geen sprake van een antwoordapparaat; men verheugde zich op onze komst. Na het eten (goed!) was het tijd om te gaan slapen. Het was opnieuw, nu door Chez Pollien, een lange dag geweest: 24 km in iets meer dan 5½h. Opnieuw aanmerkelijk sneller dan de Topo.

 

< Home >

 

Donderdag, 12 juli 2007: Vacheresse – Chalets de la Bise (CAF-Refuge de la Bise; DP, € 57.40)

Eerst gingen we dus met de hotellière naar Abondance. Rijden kon ze! Terwijl wij onze inkopen deden, bleef zij in de auto zitten. Toen we terugkwamen, reed ze meteen terug. Desgevraagd bleek dat haar vader haar inkopen al had gedaan. Een extra reden voor een bedankje. Ondanks alles konden we toch nog voor negenen vertrekken, klaar om weer aansluiting te vinden met de officiële route.

Hiervoor moesten we even terug naar Fontany waar langs de beek een pad omhoog ging dat volgens het bord naar Les Boefs zou lopen; daar wilde ik de aansluiting maken. Al binnen 100m moesten we, nu zonder wegwijzer, kiezen. We gingen naar links, een smal en glibberig paadje dat uiteindelijk toch teveel naar het westen afboog. Er zat niets anders op dan terug te gaan en nu de keuze voor rechts te maken. Dit pad was smaller, glibberiger èn aanmerkelijk steiler. Van tijd tot tijd kruisten we een karrespoor.

Tenslotte, rond half elf, kwamen we op een bijna bolvormig veld waar een kruis stond opgericht en een aantal redelijk bejaarde mensen bijeen was. Er was daar uitzicht op de heuvels van gister (met het Lac Léman) en op Vacheresse met kerk en hotel. Hierna volgden we de groep, die via Le Replain en Les Boeufs naar boven ging. Zij waren via Leschaux en La Quettaz naar boven gekomen, achteraf was dat ook voor ons wel een gemakkelijker route geweest.

Even door half twaalf kwamen we op de kam bij Les Boeufs aan, op 1430m; terug op de GR5.

In eerste instantie was de kam nogal breed, zodat eigenlijk sprake was van een bos/weide-wandeling op hoogte, maar geleidelijkaan versmalde de kam tot een grazige rand, hetgeen prachtige uitzichten gaf.

Rond het vervallen Chalet Vert was sprake van schitterende alpenweiden met een grote verscheidenheid aan plantensoorten. Ik kom daar later nog uitgebreid op terug. Tenslotte kwamen we aan bij het Lac de la Case (1750m) waar we de imponerende Portes d’Oche voor ons op zagen doemen, niet alleen bijna 200m hoger, maar ook slechts te bereiken via een zeer stenig traject. Het pad bleek dit toch voor een deel te ontlopen, maar uiteindelijk ontkwamen we toch niet aan het nodige klauterwerk; we waren terug in de bergen!

Om tien voor drie bereikten we de col. Aan de andere kant was het niet anders dan ervoor: klauteren. Maar al gauw veranderde het beeld toen we bij de vriendelijke en grazige Col de Pavis kwamen. Daar stond een kudde volwassen mannelijke steenbokken op ons te wachten!.

Het ging verder omlaag naar het ontmoetingspunt van de Thonon- en de St.Gingolph-varianten. Ook zagen we daar het Lac de Darbon. Een prachtige afdaling bracht ons om 17.20h bij de CAF-Refuge de Bise.

We waren welkom toen bleek dat we gereserveerd hadden. De Refuge was “complet”, dat wil zeggen, los van een redelijk aantal volwassenen was er een veertigtal kinderen van één van die zomerkampen waar Franse ouders hun kinderen zo graag heen sturen. Deze Refuge is, zoals veel andere in de Alpen, met de auto te bereiken. Als je vroeg in de middag aankomt, moet je maar zien dat je voldoende gelegenheid krijgt om je te installeren. Na half vier begint meestal de rust weer te keren. In deze refuge was het restauratiegedeelte in een ander gebouw ondergebracht dan het dortoir en de eetzaal.

Na een colaatje maakten we kennis met de twee Franse heren die onder onze matrassen hun nachtelijk onderkomen zouden hebben. Zij waren vanuit St.Gingolph gestart voor een tocht naar Chamonix, over de GR5. Hun materiaal maakte duidelijk dat ze dit niet voor het eerst deden. Zij, van hun kant, vroegen zich af waar wij het onze hadden aangeschaft, ze konden zich nauwelijks voorstellen dat er één winkel in het platte Nederland was, die voor (berg)lopers en klimmers bruikbaar materiaal te leveren had. Toen we vertelden dat Nederland zelfs een bergsportvereniging had (waar we notabene lid van waren), onze Montagne de Vaals maar liefst 322m (of 321) hoog was en we onze andere berg (de Mont St.Pierre natuurlijk) aan het afgraven waren, konden ze hun lachen nauwelijks meer houden.

We moesten rustig het eten van de 40 jongeren afwachten, maar daarna waren wij dan toch aan de beurt. Het eten was simpel: eerst soep (soupe/potage) en daarna Pollenta (gestampte maïs) met worstjes (saucijsjes). Die hoofdmaaltijd is m.n. niet Jacomines favoriete voedsel, maar je kunt je er wel aan vol eten. Verder kregen we nog tomaten.

Ook het sanitair was beperkt: er was één toilet, maar omdat onze behoeften slechts uit een kleine boodschap bestond, hebben we een andere plaats weten te vinden. Wassen deden we, onder grote belangstelling van de Franse jeugd, in de beek.

Onze onkosten bedroegen 2x € 7.20 aan overnachting (50% korting), € 40.= voor ons beider repas en pd. Een verdere consumptie (½l wijn?) deed € 5.=. (Ik heb de colaatjes “los” afgerekend, de refuge had een afzonderlijk restaurantgebouw.) Onze factuur ging onder de naam VOWMAN, niet de laatste keer dat het VAUD ging.

Voor de volgende dag belde ik de GdE La Clémantite in Ville du Nant. Deze bleek “complet” te zijn.

De twee Fransen vroegen zich af waarom we niet meer vooruit hadden gereserveerd. Onze uitleg bevredigde hen. Maar, vroegen zij zich af, waarom gingen we niet naar de Refuge Trebentaz? Mijn antwoord was: omdat die nogal buiten de route ligt. Dat nu bleek niet (meer) waar te zijn. Ik vroeg natuurlijk hoe ik dat had kunnen weten. Wel, door begunstiger te zijn van de FFRP, dan krijg je, op aanvraag, alle routecorrecties thuisgezonden. In dit geval lag dus voor de hand Trebentaz te bellen en te reserveren. Ik zou dat de volgende dag in Chapelle d’Abondance doen, bij de Refuge had ik geen bereik.

Deze dag hadden we “maar” ong. 17 km gelopen en daar deden we 6½h over, een kwartier langer dan de Topo. Het gemiddelde is slechts 2,6 km. Hoe dat kan, is mij nog steeds niet duidelijk. Even aan de bergen moeten wennen? De temperatuur liep deze dag op van 14º tot 28ºC. Zo zou het ook de komende dagen gaan; regen zouden we voorlopig niet meer krijgen. Ook naar ons gevoel waren we nù in de Alpen.

 

< Home >

 

Vrijdag, 13 juli 2007: Chalets de la Bise – Refuge de Trebentaz (DP, € 78.20)

De volgende ochtend, na het PD, even na acht uur, op stap gegaan. Tien minuten voor de Pas de la Bosse kreeg Jacmine kuitkramp. Een intensieve behandeling zorgde ervoor dat ze er de hele vakantie niet meer over heeft geklaagd. Tegen negenen bereikten we de Pas (1816m) met een prachtig uitzicht op het Abondance-dal en de Mont Blanc (eindelijk)!

De afdaling verliep verder moeiteloos en tien voor elf kwamen we in Chapelle d’Abondance aan, bij de kapel (of de kerk).

Hier hebben we ongelooflijk veel tijd verspeeld: eerst naar de OdT waar een telefooncel stond en ik naar Trebentaz heb gebeld. Daarna hebben we een colaatje gedronken in hotel l’Ensoleille, tegenover de OdT. Vervolgens geld getrokken bij de Credit Mutuel (€ 300.=), de verkeerde kant op zoek gegaan naar een alimentation, d.w.z. dat we tot aan de kerk en de markt naar het westen zijn gelopen. Hierna weer terug, waarna de alimentation bijna aan de andere kant van het dorp bleek te staan. Ertegenover op een “proprieté privé”-trapje onze lunch gegeten, om vervolgens via de weg naar La Pantiaz te lopen. Dat was natuurlijk dom, want ook ik wist (via internet) dat de route inmiddels langs de Dranse d’Abondance loopt. Dus liepen we terug om dit buitengewoon slikkerige pad te lopen. We kwamen pas om half twee bij de brug bij Le Moulin aan. Jammer, want het zou benauwd warm worden.

Een buitengewoon steile klim bracht ons naar Sur Bayard waar je een schitterend uitzicht hebt op de waterval van de Ruisseau des Mattes.

Hierna, met enige moeite het GR5-pad weten te houden en uiteindelijk aan de lange, zeer lange spiraalvormige route naar Trebentaz begonnen (14.45h!). Helaas heb ik daar geen foto van gemaakt, maar eigenlijk is dat ook niet nodig: hij staat in ons geheugen gegrift.

Om tien voor vijf kwamen we aan; de twee heren waren er al (en dat was ook niet zo gek, we hadden ze op weg zien gaan toen wij nog koffie/cola zaten te drinken in Chapelle d’Abondance).

We bleken er slechts met z’n vieren te zitten; wat een weelde!

De herder/eigenaar, Norbert Thoule, stelde mij voor de schoenen te reinigen met een klaarliggende waterspuit. Die konden een schoonmaakbeurt wel gebruiken. Het bleek dat hij, met vrouw, zoon en dochter zomers in de Refuge woonde. Voor de kinderen was dat wel wat eenzaam, maar gezegd moet worden dat ze de kinderen veel aandacht en veel om handen gaven.

In het dortoir, dat binnendoor te bereiken was, was ruimte zat. Wel moest de zoon achterlangs naar zijn eigen kamer(tje).

We aten salade en (heerlijke) aardappelen met (voor elk) een grote saucijs. In de praktijk nam Jacomine maar een halve. Op onze vraag hoe ze aan verse sla kwamen, wezen zij op de kabelbaan; iedere ochtend ging hij aan voor het voedselvervoer. Als afsluiting werd ons nog een tarte à myrtille voorgezet.

Tijdens de maaltijd werd uitgebreid verteld over het toenemend aantal wolven dat (m.n. vanuit Italië) de veestapel bedreigde. Het was duidelijk dat dit echtpaar weinig met die dieren op had. Wij hebben ons wijzelijk niet in de discussie gemengd. Verder werden we erop gewezen dat we vanaf de Refuge de Jungfrau, Matterhorn (Mt.Cervin) en nog een aantal andere beroemde bergen konden zien.

Ons DP kostte 2x € 31.50, daarbij hadden we voor ons vieren een fles wijn laten komen (€ 10.=) en hebben we, bij aankomst ongetwijfeld een Orangina en een Kronenbourg gedronken. Op onze rekening werd handgeschreven toegevoegd: “Merci, souhaitant satisfact(s?)”. Ik heb erop gereageerd alsof er staat: “hopelijk naar wens (geweest)”, maar zeker weet ik dat niet.

Deze dag hadden in 4.50h 13½km gelopen, een gemiddelde van 3,8km. Het totaal hoogteverschil bedroeg meer dan 3100m. Het gemiddelde is dan ook nog al hoog en we zijn dan ook bijna 1h sneller dan de Topo.

  

< Home >

 

Zaterdag, 14 juli 2007: Trebentaz – Refuge de Chesery (du Lac Vert) (€ 60.=)

De volgende ochtend, na het afrekenen, zagen we de kabelbaan aan het werk en zijn we om half negen opgestapt. Na enige tijd realiseerde ik mij dat ik gister vergeten was een foto van de Refuge te maken en dus.....

De nieuwe route bracht ons over een col die geen naam heeft. Hij is 2000m hoog en de route is op de kaart gestippeld. Dit betekent “lastig” of “moeilijk”. Men (Thoule?) had er een “main-courante” gemaakt, buitengewoon nuttig. (Stefanie, zie zomer-2006, zou hem inderdaad heel moeilijk vinden.)

Inmiddels hadden we de twee heren, waarvan we inmiddels wisten dat ze Michel en Claude heetten, ingehaald en liepen we even als groepje naar het zuiden. Tegen kwart voor tien waren we La Pron gepasseerd en maakte Jacomine een schitterende foto.

Zo ongeveer van twaalf tot half een hebben we een colaatje gedronken op het terras van het Chalet-Auberge La Haute Bise (ook Refuge) op de Col de Bassachaux (€ 5.60). Daar viel ons het grote aantal VTT-fietsers op. Wisten wij veel. Die laten zich met de kabelbaan omhoog tillen en sjezen dan met een rotvaart omlaag. Gelukkig hebben verstandige lui de routes van lopers en fietsers zoveel mogelijk gescheiden. En zo kwamen we in de aanloop naar de Col de Chésery heel wat fietsers (en wat lopers) tegen. Om twee uur bereikten we deze grazige Col (2251m). Tien minuten later waren we bij de Refuge en het Lac Vert (waar we ons eerste sneeuwveldje zagen). Ik dronk daar een biertje (€ 2.=). De overige drankjes had Michel betaald, ze meenden dat wij bij hen te gast waren. Toen ik meedeelde dat zij Fransen waren en we in Zwitserland zaten, bleek dat Michel al jarenlang in Geneve woonde (en in Zuid Amerika had gewoond). Dit verklaarde meteen ook waarom hij tegenover ons eigenlijk altijd Engels sprak, dit in tegenstelling tot Claude. Wij antwoordden doorgaans in het Frans. Vanaf deze refuge hadden we een zeer ongedwongen contact met ze.

Michel & Claude

 

We hadden die middag alle tijd om wat persoonlijke gegevens uit te wisselen. Toen ik voor de komende dagen wilde gaan reserveren (Refuge de Golèse en Samoëns), zeiden zij dat Samoëns gemakkelijk in één dag te bereiken was. Ik wees erop dat mijn schema aangaf dat dit 7½-8h lopen zou betekenen. Huns inziens viel dat nogal mee, na de Col de Coux was het alleen nog maar dalen.

Na een blik op Jacomine besloot ik erin mee te gaan. Maar, zeiden ze, de gîtes in Samoëns zaten (i.v.m. dit weekend) vol. Ik koos er daarna voor om via de mobiel in Samoëns een hotel te reserveren en voor de dag daarna de Refuge du Lac d’Anterne. Achteraf vraag ik mij af of ik niet toch die gîtes had moeten proberen. De heren boden aan voor ons te bellen, maar dat was mij mijn eer te na. Geïnteresseerd volgden zij mijn gesprekjes en spraken er achteraf niet dan lof over uit.

Eén zaak hield ons nogal bezig: in de refuge werd de suggestie gewekt dat je met WC-papier op de Griekse manier om moest gaan. Ook die kwestie hebben we de heren voorgelegd. Naar hun mening was het idee dat we ons hierover gevormd hadden juist. Toch zijn we uiterst voorzichtig mee omgegaan en hebben in de latere Refuges, om verschillende redenen, weer gedaan alsof er van een normale afvoer sprake was.

Het DP was 2x € 29.=. Ik weet niet meer zeker of ik deze refuge van te voren heb gereserveerd.

De maaltijd bestond uit groente-soep, macaroni met rundvlees en sperziebonen.

De eigenaar werd naar de herkomst van zijn naam gevraagd (Es-Borrat). Nee, het was geen Spaans, maar echt Zwitsers. Er kwamen er wel steeds minder van en hij had daar ook al geen positieve bijdrage aan geleverd: hij had namelijk alleen maar (twee) dochters.

Verder zat er aan tafel nog iemand die ik tot ornitholoog had gebombardeerd. Hij had de hele middag met een kijker rondgelopen. Toen ik hem ernaar vroeg, ontkende hij dat beroep, die functie uit te oefenen. Op mijn vraag wat hij dan ’s middags aan het doen was geweest, kwam een onbegrijpelijk antwoord. Volgens Jacomine was dat logisch, hij had de hele middag gepimpeld. Hoe dan ook, hij meende dat de door Michel aangeschafte karaf voor algemeen gebruik op tafel stond en na verwerking van dat glas kwam er in ieder geval niets zinnigs meer uit de man. Pal voor we klaar waren met eten kwam een viertal fietsers binnen. Ze werden verwacht, want hadden gereserveerd en werden dan ook meteen aan het eten gezet.

We ontdekten hier, duidelijker dan bij de Refuge de la Bise (hoewel je die refuge via de weg, dus met de auto kon bereiken), dat refuges in dit deel van het land overdag door dagjesmensen worden gebruikt en dat deze pas tussen 16.00-17.00h verdwijnen.

Los van het toilet en het fonteintje had deze Refuge een niet-functioneerde douche. Voor de dortoir was een lange, brede hal waar je je rugzak goed kwijt kon. Verder stond op de deur van de slaapzaal vermeld, misschien met enige ironie, dat je met je hoofd naar de muur moèst slapen. Dwarse jongens (en meiden), die Nederlanders!

Als we naar de statistieken kijken, was dit een bijna perfecte dag: we hadden 16km in ±4¼ gelopen; dat betekende een gemiddelde snelheid van 3,8 km. Opnieuw 1h sneller dan de Topo.

  

< Home >

 

Zondag, 15 juli 2007: Refuge de Chesery – Samoëns (Hotel “l’Edelweiss”; DP, € 161.72)

De volgende dag vertrokken we al om 8.00h uit dit idylisch oord. Twintig minuten later passeerden we de Portes d’Hiver.

Ruim een uur later zijn we in de buurt van de gite d’alpage Lapisa en op de achtergrond de Col de Coux (1923m), ons eerste doel. Dat bereiken we even door half elf, waar we een half uurtje rust nemen.

Op de Col ontmoetten we een stel Nederlanders dat een paar dagen in de bergen wilden lopen en nu van St.Gingolph onderweg waren naar Samoëns om na een paar dagen oponthoud eventueel nog door te lopen naar Chamonix. Onze eventueel gebruik van donzen slaapzak, nooddekentjes en bivakzak in verlegenheidssituaties werd door de vrouwelijke helft van het tweetal ten strengste afgewezen. Ik mompelde tegen haar wederhelft dat we met een dergelijk onverantwoorde aanpak redelijk door de Pyreneeën waren gehobbeld. Jacomine bakte ‘m helemaal bruin door haar te wijzen op verbrandingsverschijnselen in haar gezicht. “Welke factor gebruik je?” vroeg ze fijntjes. Tsja, factor twaalf was in de bergen wel wat aan de krappe kant; ze mocht wel wat van onze “twintig” gebruiken. Dat was (een) lik op stuk. De Franse heren hielden hierbij wat afstand; hoe leuk is het immers om in den vreemde landgenoten te ontmoeten.

Van de middag heb ik helemaal geen foto’s. Dat zal wel zijn geweest omdat het een beetje van eerdere lakens een pak was.

Jacomine had begrepen dat we nu verder alleen nog omlaag zouden gaan. Toen zij na een afdaling en een alpenweide (waarbij we in feite om de lager gelegen GdE Chardonnière heen liepen) de Col de la Golèse voor zich zag opdoemen, voelde zij zich wat bekocht: er moest weer 180m omhoog gegaan worden. Die bereikten we om kwart over twaalf en binnen enkele minuten zaten we op het terras van de Refuge om daar een afkoelend colaatje naar binnen te werken. Ja, deze Refuge was eerder als slaapplek ingeboekt, maar kwam hiervoor toch wel wat te vroeg. Tegen half twee gingen we (dan ook) weer aan de slag: omlaag nu! Wat vooral te melden viel was dat het deze dag relatief warm werd (±25-30ºC) en dat de afdaling toch wel wat lang duurde, ondanks een paar schitterende “raccourci’s” rond de 900m. Gelukkig liepen we een groot deel van de route in de schaduw.

Later, rond 800m werden we geconfronteerd met een route-wijziging i.v.m. instortingsgevaar langs de oevers van de Clévieux. We bleven dichtbij de weg. Voor Les Fontaines stond een prachtig houten picknick-tafel waarop we bijna een halfuur hebben rust genomen. Pas om 16.15h waren we in (het midden van) het dorp, waar we Claude tegen het lijf liepen. “Nee, hij wist ook niet waar hotel l’Edelweiss was, en (bleek) dat wisten maar weinig mensen in Samoëns. Juist toen Jacomine mij trachtte over te halen dan maar in het uitgewoonde hotel Le Tuet te duiken, vond ik een aanwijzing, waarna naar ons besproken hotel op weg gingen. Helaas was dat bijna 1½ km buiten het dorp. Pas vijf minuten na half vijf kwamen we in het hotel aan. Maar gezegd moet worden: het lag prachtig en de kamer was weer uitstekend. Een groot balkon gaf niet alleen uitzicht op het dorp maar ook alle mogelijkheid tot wassen en –ophangen. Ik heb nog wat foto’s gemaakt; de hond raakte iedere keer van slag als ik passeerde. De Dazer heb ik maar niet gebruikt.

Onze Soirée Etape bestond uit een garnalensalade, pasta met boeuf en tiramazou. Het kostte ons 2x € 65.= (incl. overnachting en PD). Natuurlijk diende er nog Taxe de Sejour te worden afgerekend (2x € 0.46). De fles wijn was van een bijzondere kwaliteit, maar dat mocht ook wel voor € 19.= (Mondeuse arbin [?], een Savoie-wijn). We betaalden CB.

Het was een (te) zware dag: ruim 29 km, met enorme hoogteverschillen (totaal 3650m). We hadden er iets meer dan 6½h voor nodig. Het gemiddelde van 4,6 km/h hebben we hierna nog maar één keer gehaald. Het terrein was ook niet bijzonder lastig, het ging omlaag en bovendien hebben we allebei de neiging op bij vermoeidheid het tempo omhoog te gooien. Het is dan ook niet gek dat we 2h sneller bleken dan de Topo voorstelt.

 

< Home >

 

Maandag, 16 juli 2007: Samoëns – Refuge du Lac d’Anterne («Alfred Wills»;DP, € 66.=)

Na het afrekenen weer die 1½ km afgelegd naar het dorp. Daar hebben we inkopen gedaan, om vervolgens langs de Clévieux lopend, uit te komen bij de Giffre en het fietspaadje waarover we ooit met Tialda hebben gereden. Het weer was nu heel wat beter dan toen en we kozen voor het parallel-lopende (soms wel wat modderig) wandelpad, want dat is de officiële route. Bij Perret staken we de brug over en werden even van de rivier weggeleid. Daarna komen we bij de passerelle, waar een foto van het begin van de gorge en de Giffre met zijn leigrijze water te maken is.

Hier zagen we (te snel voor de foto) een aantal mensen rafting passeren. Het deel van de Gorge (des Tines) waar wij doorheen gingen, staat droog. Er moest wel geklommen worden, soms met laddertjes, soms langs “main-courantes”. Eenmaal boven draaiden we even naar links: wat een schitterend uitzicht.

Zou die ketting betekenen dat we hier naar beneden moesten? Gelukkig zag Jacomine dat het merkje een andere kant op wees. Wat later (11.00h) kwamen wij bij de Pont de Sales onze twee heren tegen. Zij maakten van en voor ons een statieportret. Kort hierna lasten we een rustpauze in aan de oever van de Giffre. We aten wat koolhydraten en fruit.

Zagen we hem eerst nog op afstand, tussen kwart over twaalf en kwart voor één zaten we op een terrasje, met uitkijk op de Cascade du Rouget, een waterval van meer dan 100m! De plek is, evenals trouwens de gorge, een site classé.

Cascade du RougetCascade de la Sauffaz

We klommen verder, via wat “raccourci’s” naar Lignon en vervolgens naar de Cascade de la Sauffaz (alweer geklasseerd). Een aantal (zomer)schoolkinderen stond ons wat in de weg, maar uiteindelijk lukte het ons verder te gaan. We klommen met enige moeite in de richting van de Collet d’Anterne en hadden ondertussen een schitterend uitzicht op de Combe des Foges en, terugkijkend, op het dal van Sixt en Salvagny.

Na twee “adempauzes” stonden we boven op de Col(let) (1796m) en zagen voor ons de Buet. Meer naar het zuidoosten zagen we de Aiguilles Rouges met daarachter, nu voor het eerst in al zijn glorie zichtbaar, het Mont Blanc-complex.

Tien minuten later, om vier uur, stak Jacomine het brugje over de Ruisseau d’Anterne over en bijna een half uur later kwamen we in de buurt van ons einddoel: de Refuge d’Anterne (“Alfred Wills”).

In eerste instantie werden we in een van de bijgebouwen ondergebracht, maar daar was ik niet zo dol op en liet dat ook blijken. Het rook niet alleen sterk naar dieren, maar ook bleek al gauw dat hier weer een groep scholieren zou worden ondergebracht. Nadat we alsnog een plaats kregen in het hoofdgebouw, knapten we ons op onder de kraan en gingen bijpraten met de twee heren. Inmiddels vond de gardien blijkbaar dat je twee zo oude mensen niet ergens in een klein hoekje kon wegwerken (waar je alleen via de brandtrap kunt komen), dus of we maar opnieuw wilden verhuizen. Nee dus.

Inmiddels had zich aan het bijpraatgroepje ook Stuart Frasier toegevoegd.

Hij vertelde de GR5 van Menton naar St.Gingolph te lopen, dus in omgekeerde richting. Maar hij was niet tevreden met het Collins/Cicerone-boekje dat hij daarbij gebruikte. Dat was wel te begrijpen; de tekst is niet van achter naar voren te lezen en de kaartjes zijn prut. Eigenlijk heb je er alleen wat aan voor de overnachtings-, bevoorradings- en (evt.) waterpunten.

Ook heb ik met Claude naar mijn eigen plannen gekeken. Hij raadde mij aan nu de Refuge Bel Lachat te bellen en na de Chalets de Miage (of du Truc) niet te proberen in één keer de Refuge de la Croix du Bonhomme te bereiken.

Ik probeerde mobiel bij Bel Lachat te reserveren, maar men gaf “complet”. Claude meende dat hij extra gewicht in de schaal kon leggen. Als dat al zo was, was het niet voldoende: “Complet” was “complet” (maat let op!). Claude reikte mij als afscheidscadeau twee IGN-kaarten aan (3528ET en 3530 ET), ik van mijn kant zou aan aantal foto’s naar hen mailen. De kaarten worden intensief gebruikt bij dit verslag en de dagafstand-bepalingen. We kregen er kaas uit de streek (“tomme”). Mijn woordspeling: “C’est la tomme qui fait la musique” werd alleen door Jacomine begrepen en dat begrijp ik nog steeds niet.

We betaalden 2x € 10.= voor de overnachting en 2x € 23.= voor repas en PD. De rekening stond op naam van Boowman. De nachtrust was goed. Het sanitair is (schreef ook Collins/Cicerone) er heel elementair, het wijkt hierin nauwelijks af van Refuge de la Bise. Er stonden alleen geen groepen kinderen naar ons geploeter bij de waterkraan te kijken. Er zaten overigens veel (fluitende) alpenmarmotten in de omgeving.

Gister was ons blijkbaar toch niet in de benen gezakt: de ruim 20 km legden we af in 5½h, met een gemiddelde snelheid van 3,6 km/h. Gelet op de aard van het pad was dit een mooi resultaat. Overigens zijn we dit keer maar iets sneller dan de Topo. Het was een schitterende Alpen-tocht, maar zou nog veel komen!

(NB. Er zijn verschillende schrijfwijzen voor Bellachat; m.i. was het oorspronkelijk Bell'Achat, maar dat zie je nergens (meer?) 

 

< Home >

 

Dinsdag, 17 juli 2007: Refuge du Lac d’Anterne – Refuge de Bel Lachat (DP, € 84.50)

Het dal van het Lac d’Anterne is schitterend, dat blijkt zelfs al uit de kaart. Denk echter niet dat het er allemaal vlak is. Toen we de volgende ochtend (om half acht) vertrokken (de gebouwen van de refuge stonden nog in de schaduw), stonden we op ruim 1800m. Binnen korte tijd overschreden we de 2100m en zagen we het Lac d’Anterne, waarna we iets afdaalden naar dat meer, op 2060m. Voortdurend het beeld aan de westelijke “horizon” gevuld door de Roches des Fiz. Uiteindelijk werd duidelijk waar de Col d’Anterne lag.

We gingen weer via sneeuwvelden omhoog tot 2257m. Mont Blanc was prachtig zichtbaar, met op de voorgrond de Refuge de Moëde Anterne. Om tien uur bereikten we deze (op 2000m).

Hier dronken we ieder een cola, aten een tarte à myrtilles en belde ik mobiel met Bel Lachat. Ik kreeg niet alleen verbinding, maar ook bleek dat we konden komen. Dat was mooi meegenomen; noodplan A hoefde nu niet in werking te worden gesteld. Dat was: bij de Sommet de Brevent met de kabelbaan omlaag naar Chamonix om de volgende dag weer terug te keren om naar Les Houches te lopen.

Maar we waren er nog niet: eerst daal je in een lange maar schitterende wandeling af naar de Pont d’Arlevé (op 1597m, waar we van kwart voor tot kwart over twaalf rustten), om daarna weer te stijgen.

Eerst was de omgeving nog groen (maar wel heet); rond één uur waren we bij de (geruïneerde) Chalets d’Arlevé. Volgens Collins/Cicerone zouden deze goed te gebruiken zijn als abri. Mij lijkt dat, zeker op warme dagen, geen goed idee. Pal ervoor kruiste een adder mijn pad, vast op weg naar de zondoorstoofde stenen van de Chalets.

Later, rond drieën, kwamen we bij enkele kleine ijsvelden. We zaten toen rond de 2100m, terugkijkend kon je zien welke hoogteverschillen we inmiddels hadden overwonnen: we waren in het gebergte!

Met de Col de Brevent in het zicht versperren enkele steenbokvrouwtjes (met jong) ons de weg. Van tijd tot tijd lieten zij hun fluitende alarmsignaal horen. Ze bleven verder uit de buurt dan de in kuddes voorkomende mannetjes.

De sneeuwvelden werden na de Col groter en de omgeving grimmiger; het is dan even na drieën. De rode stippen op de route waren buitengewoon nuttig voor een juiste, energetisch zuinige koers op het “pad”.

Om kwart voor vier moesten we via een drietal laddertjes omhoog; een echtpaar wilde daar omlaag. Natuurlijk hadden wij voorrang, maar dat was niet de enige reden waarom de dame inhield; ze stond stijf van angst. Jacomine gooide nog wat olie op het vuur met de opmerking: “Well, this is really dangerous”; in het Engels dus, want het bleken Britten. Wat deden die om deze tijd hier?

Wel, de top van de Brevent was in de buurt. We bereikten die ongeveer tien over vier (2525m). Zoals bekend kan je daar met kabelbaantjes naar omhoog en dan stoer wat gaan rondlopen op de GR5.

Toen we het restaurant op de top bereikten (“Le Panaramic”, 2 grand café), konden we al spreken van een welbestede dag, lang en zwaar, mààr ... we waren er nog niet!! Tot nu toe was de temperatuur opgelopen van 13-26ºC; Hierna zou hij (tamelijk snel) dalen.

Vanaf de Sommet nog een paar foto’s gemaakt van de Mont Blanc, Chamonix en de weg omlaag. Vervolgens gingen we verder over het Balcon de Mont Blanc, een route die langzaam en onregelmatig afdaalt van 2525m naar 2140m.

Ik kreeg de gelegenheid om een alpenmarmot van redelijk dichtbij te fotograferen. Het uitzicht was nog steeds schitterend, maar het werd geleidelijkaan wel laat: ±17.30h. Uiteindelijk kwamen we om tien voor zes bij Refuge Bel Lachat aan. Een bijzondere refuge op een bijzondere plaats.

Jacomine heeft er alleen maar slechte herinneringen aan: slecht sanitair, overvol èn slecht geslapen. Voor mij was het allemaal wat positiever: natuurlijk er waren hier veel toeristen, klimmers en ander niet-GR-volk die ons maar raar vonden. Natuurlijk waren de “voetjes” (en de [ene] wasplek) niet ideaal. Maar de bediening was goed evenals de entourage (wat overigens in het Frans volgens Claude niet in deze zin gebruikt mag worden). Wel was hinderlijk dat een jonge knul diarree had maar niet wist hoe je dat moest opruimen. De refuge had een schitterend Livre d’Or, maar ik ben er niet aan toe gekomen er iets in te schrijven. Je hebt er een schitterend uitzicht op het Mont Blanc-massief (een ieder nu wel bekend).

Het eten was er goed, toch kunnen we ons alleen het toetje nog herinneren: een soort vla met een soort (donkerrode) roosvicee. Voor 2x DP betaalden we € 72.=, daarnaast hebben we bij binnenkomst nog een bier en orangina gedronken en bij het repas nog een ½l vin rouge. De refuge was wat overvol en “kleinschalig” opgezet. In een bijgebouwtje kon je je wassen. In het dortoir lagen alle matrassen “lager-gewijs”. Er was zo weinig ruimte dat we onze rugzakken en schoenen beneden bij de stokken achter lieten, tot verbazing van een aantal toeristen.

Ik had mij bij het raam gepositioneerd, opdat Jacomine, naast mij, meer van het licht kon genieten (zie Pyreneeën-verslag 2004). Dat was een ongelukkige hoffelijkheid. ’s Nachts kreeg zij weer last van haar linkerbeen (zie eerdere verslagen), waardoor zij haar buurman schopte. Hierdoor geschrokken heeft zij, naar zeggen, geen oog meer dichtgedaan.

Het was een lange en zware dag geweest, waarbij we over twee collen van meer dan 2200m waren getrokken. Zelden hadden we tot nu toe dergelijke hoogteverschillen hoeven te overwinnen, ook in de Pyreneeën niet. We hadden meer dan 7h gelopen en 22km afgelegd. Het gemiddelde was 3 km/h. We warren dit keer ¼h sneller dan de Topo. Een prachtige prestatie.

 

< Home >

 

Woensdag, 18 juli 2007: Refuge de Bel Lachat – Les Houches (Hotel «La Chavanne»; PdJ+DP, € 151.90)

Voor Jacomine, slecht geslapen na (of door) de voorgaande dag, was het duidelijk: snel weg uit Bel Lachat, maar zo kort mogelijk actief. Het werd dus de afdaling naar Les Houches èn een hotel (en geen stap verder òf naar huis)!! Toch nog even die schitterende foto gemaakt die op onze "home"-pagina staat: Mont Blanc in de vroege ochtendzon, vanaf het balkonnetje van Bellachat (zie dus boven).

De meeste mensen hebben het over een lange, saaie afdaling naar Les Houches. Daarom slaan ze hem dan over en gaan met de kabelbaan naar Chamonix. Maar dat saai is een grapje. We vertrokken om 7.40h uit Bellachat en het ging de eerste 1½ uur pittig omlaag.

Daarna kwamen we in rustiger “vaarwater”, waarbij we om het dierenpark Marlet heen draaiden. Hierdoor liepen we ook het bijbehorende restaurant mis. Even verderop, tegen kwart voor tien kwamen ons mensen met een hond tegemoet. Ondanks dat (of daardoor?) kon ik een paartje reeën waarnemen. De hond zorgde in ieder geval voor hun verdwijnen; geen foto! “Tussen” tien en half elf hebben we bijna drie kwartier gepauseerd bij het uitzichtspunt Bellevue en weer later, tegen elven, bij “Le Christ Roi”, in mijn ogen een gruwelijk beeld. Het uitzicht op beide plaatsen was niet te vergelijken met dat van (b.v.) Bel Lachat. Het ging nu verder tamelijk snel omlaag, langs een bospad. Waarschijnlijk hebben we hier ooit met Tialda gelopen. Die herinnering kwam echter niet terug.

Verder valt er over de tocht weinig meer te melden dan dat we om half twaalf beneden bij de brug waren (±1000m, laagste punt) en ongeveer een kwartiertje later bij de OdT om mij daar te laten voorlichten over de beschikbare hotels. Na enig “heen-en-weren” werd het “La Chavanne”, het hotel aan de andere kant van de straat. Via de “toren” werden we naar onze kamer (nr.6) geleid, waar we weer eens de was deden (en buiten op het balkon hingen).

Hierna hebben we eerst een heus Frans dejeuner gegeten en vervolgens wat geld getrokken en door het dorpje gezworven: diverse sport- en souvenirzaken en de Shopi (supermarché) bezocht. Bij de laatste veel noten, chocolade en fruit maar ook een “Amsterdam-Navigator” pils van ±8% aangeschaft. Tevens hebben we vast het begin van de route van de volgende dag verkend. Het was rond 12h ruim 25ºC.

Over het eten, incl. bediening staat in mijn aantekeningen: “top!”; dat gold in de eerste plaats voor het PdJ in de middag, van het avondeten kan ik mij veel minder herinneren; wel dat we een uitstekende nachtrust hadden. We hebben de hulpdiensten overigens diverse malen horen uitrukken. Het deed ons denken aan de situatie in Orange, maar het zal hier wel niet om verkeerslachtoffers zijn gegaan. Achteraf bedenk ik mij dat het natuurlijk ook om bevoorrading van refuges kan zijn gegaan.

Het was een korte, rust(ige)-dag, waarin we 2.50h gelopen hebben en daarbij ruim 9 km aflegden. Dit leidde tot een gemiddelde snelheid van 3,2 km/h. Toch waren we 1h trager dan de Topo en dat is (te) onwaarschijnlijk. Collins/Cicerone geeft voor het stuk tot aan de brug 2.05h, maar ook dat is heel kort/snel. Daar waar iedereen erover klaagt dat dit zo’n lang stuk is, ga ik ervan uit dat de Topo-tijd niet klopt. We hebben het gevoel hier in een redelijk tempo (3,2 km toch) te hebben gelopen.

 

< Home >

 

Donderdag, 19 juli 2007: Les Houches – Chalets du Miage (Refuge du Miage;DP, € 87.=)

Het PD was pet en de machine weigerde de CB-betaling tot twee keer toe. We betaalden ons dejeuner en DP (escalope, 2x € 54.=) en vertrokken om kwart over acht. Koffie en wijn hebben we op de bon niet kunnen ontdekken, maar dat ontdekten we te laat. Eerst trokken we nog wat extra geld, we bleken immers niet CB te kunnen betalen; tsja, als je iets doet, moet je het goed doen (dachten we dus).

De overheersende vraag was natuurlijk: kan Jacomine er weer tegen? Daarom reserveerden we niets; boven was een hotel “Bellevue” (en evt. konden we daar weer met de kabelbaan terug en ook kon ik daar altijd nog bellen naar Refuge de Miage. Mocht deze vol zijn, dan bleek Refuge du Truc nog over).

We liepen door het dorp en passeerden rond half negen, pal na het benedenstation van de kabelbaan een CdH (“Bellevue”, op ±995m); daar startte de klim naar de Col de Voza. In eerste instantie was het een soort kruising tussen een karrenspoor en een asfaltweggetje en uit het feit dat men verderop (na onze stop tussen kwart voor tien en tien) met de weg bezig was, was af te leiden dat de hele weg een stevige facelift zou krijgen. Vanwege dat wegwerk werd ons middels een bord vriendelijk verzocht een omweg te maken, maar "helaas" snapten we dat niet. Verbouwereerd lieten de wegwerkers ons ongehinderd passeren (of was die omweg toch alleen maar voor fietsers bedoeld?) Rond 10.20h stonden we op de Col (1653m). Daar splitst de weg zich in de GR5 (weer omlaag) en de variant (langzaam omhoog naar 2120m, enz.). Zoals eerder gemeld zouden wij voor de variant kiezen en we liepen dan ook via een treinstationnetje in de richting van hotel Bellevue. Daar kwamen we tegen kwart voor elf aan. Dit was geen plaats om te overnachten (namelijk: voorgoed gesloten), maar er was nog geen reden voor paniek.

In de eerste plaats was er het treintje dat je altijd nog naar St.Gervais zou kunnen brengen, maar ook leidde ons pad naar “La Chalette” (het nieuwe Bellevue en het bovenstation van de kabelbaan; daar was tevens een refuge; en de mogelijkheid om terug te keren naar Les Houches).

We dronken er cola (duur!!) en ik maakte foto’s van de klus van gister (en eergister, nl. de Brevent) Daarna belde ik, nadat Jacomine had gemeld dat ze het aandurfde, mobiel met de Refuge de Miage. Er was plaats voor ons, we waren welkom; en denk erom: het repas was (pas of al?) om 18.30h.

Vervolgens ging er een blik Chinezen open; Jacomine constateerde dat ze dus niet allemaal naar de Zaanse Schans gingen, ik meende dat het één op het ander zou kunnen volgen. Van de kabelbaan renden ze allemaal naar het toilet om vervolgens, voorzien van hun fonkelnieuw klimmateriaal, omhoog te gaan. Was het toeval dat we deze middag de helikopter wel erg vaak hoorden? Misschien is er een dip in het Zaanse Schans-bezoek te constateren.

Na een rust van ongeveer drie kwartier startten we om kwart voor twaalf met de volgende fase van onze beklimming. En dat was wel grappig, voorlopig ging het oplaag, via wat bospaden en weilanden naar de afslag naar de Chalet de l’Are (Ergens onderweg zagen we een vijftal Lys de Martagon-planten bijeen, de Turkse Lelie!). Daarna daalde het pad sneller en steniger naar ±1600m om uit te komen bij de gletsjer-river van de Glacier de Bionnassay.

Na het oversteken van de passerelle hebben we een ruim een half uur gepauseerd (van ±12.30-±13.00). Hierna was het spelen voorbij; er moest geklommen worden. Even voor we de Col bereikten, begon het te regenen. Het was onvermijdelijk: voor het eerst in dagen moest de cape weer om. Veel van de toeristen die daar rondliepen hadden die voorziening niet en moesten nog terug naar Bionnassay zien te komen.

Kwart over twee bereikten we de Col de Tricot (2120m) en gingen daarna zo snel mogelijk omlaag naar 1560m. Mede omdat het water sneller wilde (we liepen soms gewoon in een beek) lukte dat niet zo. Tegen half vier bereikten we de Refuge. Daar klaarde het al snel op, zodat nog een paar fraaie foto’s te maken was, van de refuge en van het werk dat wij de laatste vijf kwartier verricht hadden.

We mochten ons pas defintief inboeken natdat we het dortoir waarin we werden ondergebracht, gezien hadden. De lieverd, er was niets mis mee. Tot mijn verbijstering bleek er in de verblijfsruimte een vaas met een groot aantal Lys de Montagnon te staan. Ik denk (en weet eigenlijk zeker) dat ze (in Frankrijk) beschermd zijn.

In loop van de volgende uren (en de volgende ochtend) heb ik een aantal foto’s van het Mont Blanc-massief gemaakt. De juiste naam bij de juiste top vinden, is overigens niet gemakkelijk.

Dit was de eerste en enige keer dat we buiten konden eten en dat werd dan ook vol enthousiasme gedaan. Hierbij dreigde het soms wel weer wat te gaan regenen. Ondanks de buien was de temperatuur om 16.15h nog 30ºC.

Geleidelijkaan dropen de toeristen af. Je moet namelijk weten dat deze refuge gemakkelijk vanuit het dal van Contramine te bereiken is; je kunt hem op zeker twee manieren in een rondje betrekken en dat doen heel wat Fransen, tot financieel genoegen van de Refuge. Over bleven Fransen en Spanjaarden, een stel Denen en twee tevreden Nederlanders; het was een “presque” paradijselijk oord. We deelden het dortoir met een (groot) Frans gezin. We hebben niets van hen gemerkt, zo stil waren ze.

Het eten was niet om 18.30h beschikbaar, maar het was uitstekend en de bediening ook. 2x DP kostte € 72.=, de ½l wijn € 6.=, de 2 koffie € 3.=. De rekening stond op naam van Beiwman.

Het was (afgezien van de regen) een perfecte loopdag geweest: 17 km in 4½h; een gemiddelde dus van 3,2 km. En we kunnen het nog: weer bijna 1h sneller dan de Topo.

 

< Home >

 

Vrijdag, 20 juli 2007: Chalets du Miage – Refuge de la Balme (DP, € 67.=)

We bleken er weer tegen te kunnen en na het betalen van de rekening vertrokken wij om 8.00h. Binnen een half uur passeerden we de Col de Truc en vijf minuten later de Chalets met die naam.

Het kon natuurlijk niet uitblijven dat ik ondertussen het MB-massief nog eens vastlegde; per slot van rekening zouden we vandaag deze contreien verlaten.

Hierna gebeurde er lange tijd weinig spannends; we daalden af door de bossen tot bij La Frasse, dat we om half tien bereikten. Tien minuten later waren we in Contramines-Montjoie, waarbij we van de Topo de lussen in de weg via haarspelden mochten afsnijden. (We misten overigens de eerste.)

Nu eerst wat drinken (2x €2,60) en vervolgens de volgende twee refuges bellen, het liep immers weer tegen het weekend. “Boven” was er geen verbinding mogelijk gebleken en hier stond naast de OdT een telefooncel. De eerste reservering verliep uitstekend, in Chalet-Hotel La Balme konden we terecht; het repas was om 18.30h. (Deze refuge zou je altijd moeten reserveren om er binnen te kunnen komen.) De tweede refuge zou Plan de la Lai moeten zijn, maar ik kreeg te horen dat ze niet beschikbaar waren (nee, ze waren niet “complet”, er volgde een ingewikkeld verhaal). Dus nu Plan Mya bellen (vlakbij de CAF-refuge). Het nummer bleek niet bruikbaar. Dan is een OdT in de buurt wel handig; nee, ze belden niet voor mij, maar toen ik het probleem had uitgelegd, zochten ze wel een ander nummer. Dit bleek te werken; voor het weekend waren we weer onderdak.

En toen deden we wat boodschappen en namen we geld op. Althans, dat dachten we. Niet dus, er was, helaas beste buitenlanders, geen contact mogelijk met onze bank. Nu hadden we, zoals vermeld, wat extra opgenomen in Les Houches, dus wat kon ons gebeuren? Nou, je kunt bijvoorbeeld je stokken (alle vier!) bij de telefooncel laten staan. Tempo, tempo, en kijk, we hadden mazzel, ze stonden rustig op ons te wachten. Tijd dus (kwart over elf) om verder te gaan.

In eerste instantie loopt de route min of meer langs de rivier Bon Nant (tenminste, als er niet verschillende varianten zijn) en er is weinig stijging. Je komt door een camping (Le Praz) en vervolgens bij N.D.de la Gorge. Daar hebben we weer (ongeveer) een half uur gepauseerd en één voor één een bezoekje aan de kapel gebracht.

Na een half uurtje pittig stijgen, waarbij het pad weer wat meer een “echt” GR5-uiterlijk kreeg, passeerden we de romeinse brug en even later de Refuge de Nant Borant, het einddoel van heel wat toeristen. Voor het volgende stuk werd gemeld dat je op moest passen bij slecht weer. Het pad ging (gemiddeld) slechts geleidelijk omhoog. Wel verdween de zon en werd het frisser. Na nog een kwartiertje pauze liepen we de laatste tien minuten en kwamen even door tweeën aan bij La Balme.

(Zoals bekend had ik hier gepland [vanuit Refuge du Truc] door te lopen naar de Refuge de la Croix du Bonhomme. Afgezien van het feit dat deze niet beschikbaar was (de reden zullen we later nog zien); onze loopdag zou dan ongeveer 3½h langer zijn geworden en onder wat voor omstandigheden...) We waren al enige tijd binnen (ingeruimd e.d.) toen het begon te regenen, te spoelen, te gutsen en te onweren (vanaf ongeveer vier uur overigens pas voluit). Je kon de bui al zien aankomen.

We zaten droog en redelijk warm. Dat gold ook voor de Denen, die ons gister nog hadden verteld dat zij door zouden lopen naar de volgende refuge. Ook zonder reserveren waren zij liefderijk opgenomen.

We betaalden € 56.= voor ons DP, de ½l (Gamay) kostte € 6.=. Tijdens de maaltijd hebben we gezellig met de Denen zitten praten.

Het was weer een superdag: 15 km in bijna 3½h; een gemiddelde van 4,4 km/h. Opnieuw: bijna 1h sneller dan de Topo. Om twee redenen hadden we toch niet nog verder kunnen lopen: het weer en de afstand naar de volgende refuge.

 

< Home >

 

Zaterdag, 21 juli 2007: Refuge de la Balme – Plan Mya (DP, € 68.40)

Jacomine had slecht geslapen. Voor mij gold dat ik iedere nacht wel een paar uur wakker lag, maar dat was niet zo gek, we gingen immers vroeg naar bed (ook in de hotels vaak voor 21.30h, alleen daar wilde ik vervolgens nog wel eens wat “huiswerk” doen). Nu was dat niet zo gek, dat slechte slapen bedoel ik.

Het slaapgedeelte was één grote ruimte waarin een aantal bedden min of meer in paren haaks op de lange wand stonden. Daartegenover stond een vier- of vijftal met hun lengte tegen de andere lange wand. Wanneer je weet dat één van de langs de muur-bedden het dichtst bij de deur (de enige plaats met glas) stond, zal het je niet verbazen dat Jacomine daarvoor koos. (Ik nam het bed ernaast).

In de loop van de vroege nacht besloot iemand de deur open te zetten, de volgende (WC-ganger?) deed hem, bewust of niet, weer dicht, daarna ging hij weer open enz. Niet iets waardoor een ongestoorde nachtrust gegarandeerd werd.

Het PD was uiterst simpel en we konden dan ook vroeg weg: 7.33h. De ochtendzon speelde schitterend door de mist, die inderdaad als een “mer de nuages” boven het dal hing.

Na een min af meer grazige stuk, werd het steniger. Hierna passeerden we het Plan des Dames waar we het steenmannetje (om een traditie hoog te houden) iets hebben opgehoogd. De Denen gingen ons iets vooruit; tien minuten na hen deden we een sneeuwveld, op ruim 1900m.

Ruim twee en een half uur na vertrek zaten we, bijna 30 minuten, met de Denen, op de Col de Bonhomme (2329m). Hier scheidden onze wegen al heel gauw, wij vervolgden onze GR, zij deden een stukje van de Tour de Mont Blanc(?).

Even later, in de mist, passeerde ons een muildier en een groep mensen die hun bagage door het dier lieten vervoeren. Op dergelijke reizen kun je intekenen. De aldus ontstane groepen maken gebruiken van refuges en zijn dus een geregelde reden voor “complet” (voor anderen).

En even later, het pad was inmiddels stenig en aan de rechterzijde van een afgrond voorzien, gebeurde het. Jacomine riep me. Ik ging terug èn daar lag ze, dwars over het pad, op haar buik en met haar benen naar rechts. Voorzichtig, al pratend, verwijderde ik de rugzak en daarna haar stokken, waar ze op lag. Vervolgens heb ik haar voorzichtig opzij geschoven en in zittende toestand gebracht. Ze vertelde plotseling te zijn gestruikeld en gevallen en op haar stokken terecht te zijn gekomen. Door het gewicht van het rugzak kon ze geen kant meer op en ze had de indruk dat ze steeds verder weggleed van het pad af, de vrije ruimte in. Ook dacht ze dat ze langzaam weggleed in een flauwte. Omdat ze zich van beide nog wel de risico’s realiseerde, had ze, enigszins dringend, geroepen.

We hebben eerst maar eens een kwartiertje rust genomen. Daardoor was het mogelijk de schitterende buil aan de rechterkant van haar voorhoofd te zien zwellen en kleuren. Verder had ze een paar open schrammen aan haar rechterbeen en klaagde ze (later) over een band rond haar middel. Nader onderzoek stelde vast dat er toch sprake was van een heel locale pijn onder haar borst. De meest voor de hand liggende verklaring is een gekneusde rib door de knop van één van haar stokken. (In de Volkskrant van 22 augustus 2007 wordt overigens door een a.i.o. gemeld dat ribkwetsuren pas na een dag goed merkbaar zijn.) In de loop van de dag heb ik nog een paar keer getest op een hersenschudding, maar die niet vastgesteld. Wel had ze last van hoofdpijn die bij de volgende zgn. “pijnstop” werd bestreden met paracetamol. We hebben geen directe oorzaak/reden voor de val kunnen vinden. De blauwe plek is in de loop van vier (!) weken geleidelijkaan naar ondergezakt en zorgt nu voor een blauw-bruin gekleurd ooglid. Het bot is nog steeds gevoelig.

Tegen elven kwamen we bij de Col de la Croix du Bonhomme en drie minuten later bij de Refuge van die naam. Daar hebben we ruim een half uur gepauseerd en een bak koffie (grand café) gedronken. De lengte van de pauze werd overigens niet zozeer door Jacomine als door het bedienend personeel bepaald. Er was weer zo’n soort bergloop gaande als we al eerder bij de Canigou (Pyreneeën) hadden meegemaakt. De Refuge diende als een stempelpost ofzo en waarschijnlijk deden één of meer van de goede bekenden mee. Kortom, alles draaide om het rennen en inderdaad, op het stukje tussen de beidde cols was een aantal renners ons achterop gekomen. Het pad staat gestippeld op de kaart: “moeilijk”. We hadden (afgezien van Jacomines val) dat gevoel niet, maar wel was de markering hier wat onduidelijk. Op een moment dat we (achteraf duidelijk) meters van het pad af waren, gebruikten twee renners ons als baken en rennen dus de verkeerde kant op. Zodra ze hun vergissing bemerkten, corrigeerden ze dat abrupt. Eén viel hierbij zodanig dat (althans) zijn huidverwondingen ernstiger waren dan die van Jacomine. Hierover napratend in de refuge en aldus gesterkt zijnde, gingen wij weer op pad, maar niet zonder nog een kort berichtje in het Livre d’Or achter te laten. Nu op weg naar één van de grootste uitdagingen tot nu toe: de Crête des Gittes, met als hoogste punt: 2538m. Dat was het hoogste punt tot nu toe in de GR5, maar door foto’s van Oprins had ik een imponerend beeld van de Crête gekregen en ik vroeg mij af of de geschokte zenuwen van Jacomine tegen deze uitdaging bestaat waren. Wel, op foto's zie je dat ze steeds meer de uitstraling “Wie doet me wat” begon (terug) te krijgen. Jammer was dat het nogal mistig was; we hebben af en toe wel wat over de wijde omgeving uit kunnen zien, maar de panorama’s bleven toch beperkt.

 Is het geen schitterende foto?

Het pad is ooit door militairen op een zodanige wijze uitgehakt dat er langs het pad materiaal te verplaatsen was zonder dat dit waarneembaar was op een uitkijkpost in de naaste omgeving. Daar profiteerden we nu van, evenals een aantal toeristen die ons tegemoet kwamen en die wij, man/vrouwmoedig langs het randje staand, dan lieten passeren.

Uiteindelijk moesten we via een steil en “airy” pad de Crête weer af en zochten voor een half uurtje een rustplek op de Col de la Sauce. Hier kwam een stel Belgen langs dat op weg was naar de Rocher du Vent, althans dat dachten ze. Ze waren het verkeerde pad ingeslagen. Zodra ze ontdekten dat we Nederlanders waren, viel om een of ander reden de communicatie stil.

Voor ons restte nu nog een tamelijk lange en niet zo interessante afdaling naar de D217. Daaraan lag ook de CAF-Refuge du Plan de la Lai. Er werd een of andere bijeenkomst gehouden; reden waarom hij niet voor ons beschikbaar was. (Dat hadden ze ons blijkbaar door de telefoon willen vertellen.) Verder verklaart de D217 al die lopers: je kunt gemakkelijk op één dag vanaf het terras van Plan de la Lai via de Crête en Croix du Bonhomme naar Refuge de la Nova lopen (en dan met de [2e] auto terug b.v.).

Wij moesten nog even, tien minuten, door naar de Gîte d’alpage Plan Mya. We kwamen daar om 14.22h aan. De temperatuur was rond 14.30h nog 26ºC, maar er was al regendreiging.

Refuge (Gîte d’Alpage) Plan Mya is een heel bijzondere: hij bestaat uit één grote ruimte, voorin de grote eettafel en de keuken, daarachter een sector met 5 stapelbedden en daarachter een “kamertje” met twee stapelbedden, een tafeltje en twee stoelen. Er waren ook nog een toilet en doucheruimte. We waren de eerstaankomenden en wisten ons dan ook in het “kamertje” te installeren. Een na ons binnendringend tiental koos om voor de hand liggende redenen de middenruimte. Er lag het nodige aan informatie- en leesmateriaal, dat we (evenals de andere gasten) ijverig bestudeerden: goed voor onze kennis van het Frans en de omgeving.

Op gegeven moment ben ik nog even, op mijn teva’s, naar buiten gegaan om het begin van de volgende dag te inspecteren. Ik ben daarbij tien minuten “vooruitgelopen”. Het pad was is eerste instantie gemakkelijk, maar werd, zo zag ik, allengs smaller, kronkeliger en steiler. Ach, eigenlijk als zo vaak, maar naast het pad lagen lieflijke weilanden die uitnodigden om “bushwalkend” stukjes van de kronkelingen af te snijden. Eén van de redenen om dat niet te doen kon ik nu (beter van de volgende, mistige, ochtend) vaststellen: er zaten grote, plantovergroeide gaten in die weiden, waarin je meters omlaag kon (en alleen maar) vallen.

We namen hier een (warme) douche; buiten had je die andere kunnen krijgen want het weer werd alsmaar minder. Toen het tenslotte buiten spoelde van de regen en rommelde, kwam een druipnatte man binnen die om onderdak vroeg; we kregen een gast in ons “kamertje”. Groot was de verrassing toen hij zijn blijdschap erover uitsprak Nederlands te horen. Deze fietser was door zijn vrouw op de Col d’Isère afgezet om naar Nice te fietsen, zij ging wel verder met de auto. Al fietsend was hij een onweer tegengekomen dat hem al te intiem sissend had toegesproken. De la Lai had (natuurlijk) geen ruimte voor hem en hem doorgestuurd naar Plan Mya.

Het was dhr. Miedema, een Fries uit Nijmegen, woonachtig langs het Havezatenpad in Markelo. ’s Avonds, aan het repas, schoof nog een tweetal Franstalige Belgen aan (ze overnachtten in hun tent). Gevijven hebben we er, voornamelijk in het Frans – hun Nederlands was praktisch nonexistent- een gezellige zaak van gemaakt. Het mengsel van pasta, ham en ei was verrukkelijk.

Kosten: DP € 60.50; ½l rode wijn € 4.=.

Het was weer een puike dag: ruim 15 km in 4½h; gemiddeld 3,4 km/h. Dit keer zijn we ruim 1h sneller dan de Topo. Overigens hadden we niet met extreme hoogteverschillen te maken.

 

< Home >

 

Zondag, 22 juli 2007: Plan Mya – Refuge de la Balme (DP, € 82.20)

De volgende dag stond nog niet alles “op tijd” klaar. Het was een simpel PD, maar de honing was lekker. We gingen uiteindelijk om kwart over acht op weg; het was behoorlijk mistig. Na tien minuten bedacht ik mij dat we zonder stokken liepen en dat die nog in de refuge moesten staan. Zes minuten later bleek dat zo te zijn en nog eens zes minuten later konden we verder op weg. De mist trok bij het colletje geleidelijk op, maar de hemel bleef voorlopig nog steeds bedekt. De ondergrond werd zompig en gelukkig had men een aantal plankiers neergelegd.

We hadden een schitterend uitzicht op het Lac de Rosselend met zijn bijzondere strekdam en voor ons uit lag een dal waar we eerst diep in moesten duiken, voor we via de Col de Bresson er weer uit mochten. Die afdaling ging grootdeels over een karrenspoor en bood ons tussen kwart over tien en kwart voor elf de gelegenheid een stop te maken op het laagste punt vandaag. Hierna gingen we (uiteraard) weer omhoog waarbij we de Treicol-waterval kruisten.

Geleidelijkaan werd de omgeving van het pad weer eens wat steniger en dreigend boven ons zogen we de omtrek van de mensaap (Collins/Cicerone: “There above, perched on top of a cliff, is a highly realistic, but quite natural, profile of a lion’s head.”).

Zon, mist, pad en stenen wisselden elkaar af. De Col was met zijn 2469m lager dan de Brévent en de Crête van gister. Maar hij mocht er zijn; mede vanwege de almaar aanwezige mist. (Collins/Cicerone: “The trail continues to zig-zag op the L side of a valley choked with rocks and boulders towards the jagged en apparently impregnable ridge ahead, keeping you guessing (as it has throughout the ascent) about the line it will take. The conspicuous col to the R is ignored and instead an intriguing little route up to the L finally unravels the mystery as Col de Bresson hoves into sight.”) En zo is het maar net. Dit schitterende landschap leverde daarvoor èn daarna nog enkele plaatjes op.

Na een brugje werd het pad graziger en geleidelijkaan nam het aantal “medelopers” nu toe, d.w.z. we haalden een aantal toeristen in die met ons op weg waren naar de Refuge de la Balme. Rugzakjes en schoeisel deden veronderstellen dat we met hen niet in concurrentie waren wat de dortoir van deze refuge betreft. Want inderdaad, het was bijna kwart voor drie en Jacomine vond het welletjes vandaag.

Eerst moesten we echter ons geld tellen: konden we erop rekenen deze refuge nog te betalen? Want geleidelijkaan begonnen we te merken dat we sinds Les Houches geen geld meer hadden kunnen opnemen. Gelukkig was er bij ons voldoende geld en in de Refuge de la Balme Pierre Menta ruimte en we gingen er wat drinken, inrichten en de was doen. Hierbij werden we aanmoedigend gade geslagen door een gezin met twee kinderen: het bleken Nederlanders.

We dronken hier na de was een biertje en een warme chocolade. Verder namen we allebei een warme douche (2x € 3.20); die hadden we wel verdiend, vonden we. Geleidelijkaan vertrokken de dagjesmensen naar hun auto, die ergens lager langs de weg moest staan. Een ouder Frans stel nam vast een voorschot op de nacht. Bij het eten (pasta met kaas en twee typen saucijsjes [met en zonder spek, arme Jacomine] namen we nog een ½l rode wijn (€ 4.=); het DP kostte € 66.=.

Tijdens het eten ging het er enigszins geanimeerd aan toe. De oudere Fransman meldde ons dat we mazzel hadden met het feit dat we zonder reservering een plaats konden krijgen. Normaal was de refuge afgeladen. Nu, na het vertrek van de dagjesmensen (rond 16.00h) was er nu maar een zestal mensen. De oorzaak van de gering interesse op dit moment was het slechte weer van de laatste tijd. Met hem en zijn vrouw hadden we enig contact, hoewel we hun Frans niet eenvoudig vonden. Een jong bergbeklimmersstel deed alsof zij hun tong(en) verloren hadden.

Het was een mooie dag geweest: 5 uur gelopen en daarbij ongeveer 13½ km afgelegd. Dat is gemiddeld 2,7 km/h. We zijn een ½h trager dan de Topo. Dat is wat merkwaardig, omdat ik de indruk had dat we gemiddeld best opschoten. En dan zou je nog zeggen dat de beklimming van de Col de Bresson ons veel tijd gekost zal hebben, maar uit het schema blijkt dat dàt niet waar is: het verlies zit in het stuk rond de Chalets de Treicol. Daar ging het pad over een karrespoor omlaag. Verder meen ik mij te herinneren dat er op de routebordjes tussen de Col de la Sauce en de Col de Bresson veel langere tijdsduren werden gemeld dan in de Topo (maar misschien is dat wel vaker zo, zonder dat ik dat merk). Hoe dan ook, merkwaardig traag.

 

< Home >

 

Maandag, 23 juli 2007: Refuge de la Balme – Landry (**Hotel «(le) Bon Accueil»; DP, € 99.70)

’s Ochtends was het niet anders (met de tongen van het jonge paar). We kwamen wèl te weten dat het oudere paar de GR5 liep; vanuit Wissembourg (vertaling van Jan; de man gaf aan dat daar eigenlijk geen sprake was van GR5) of Luxembourg (vertaling Jacomine). Na het betalen schreef ik nog wat in het Livre d’Or en vertrokken we; vroeg, al om 7.10h. Vòòr die tijd had ik nog twee fotokopieën van een 1:25.000 kaart van dit gebied weten los te troggelen. Voor ons uit zagen we de Vanoise reeds gloren.

Dit zou een gedenkwaardige dag worden. We gingen geld halen in een van de wintersportdorpjes in het dal van de Isère. Ongeveer gelijk met ons vertrok het oudere stel, maar ze konden ons tempo toch niet bijhouden en geleidelijk raakten zij uit zicht. Volgden we eerst nog het karrenspoor naar de refuge (met enkele raccourci’s), uiteindelijk werden we via de weilanden naar een bospad aan de linkerzijde van het dal gevoerd. Met groot dramaturgisch vermogen werd het moment voorbereid waarop we in het dal van de Isère konden kijken; dat zag er inderdaad schitterend uit. Nu snel naar Valezan, daar was een GdE en dus vast wel een geldautomaat. Een oude dame hielp ons uit de droom: Aime of Bourg-St-Maurice.

Valezan is mooi en de wijze waarop je er als wandelaar doorheen wordt geloodst al even fraai, maar we wilden nu toch eerst Bellentre en Landry proberen voordat we ons waagden aan één van de door de dame genoemde plaatsen, want dat betekende wèl een enorme afwijking van de route.

Na een pauze van half tot kwart voor tien “onderaan” het dorp ging het dan ook door naar Bellentre (10.15h) en de brug over de Isère (tegen half elf).

Al gauw werd duidelijk dat er sprake was van een routeomleiding/aanpassing; we bleven maar in zuidelijke richting gaan en klimmen. We sneden hierbij steeds een tertiare weg af. Na een rustpauze van half elf tot elf zijn we nog even verder gegaan, maar omdat duidelijk werd dat deze route niet over Landry zou gaan, kozen we om kwart over elf voor de D225/220 om dit plaatsje zo snel mogelijk te bereiken.We kwamen daar om kwart voor twaalf aan. In een hotel dronken we koffie en vroegen naar onze mogelijkheden. Het werd Bourg-St-Maurice, zo’n zeven kilometer; maar of dat vandaag nog met de trein nog kon, dat wist ze niet: ze had alleen de oude treinenloop in huis. Dus gingen wij naar het station, ik nam een foldertje van het hotel mee. Bij het station meldde ons een wegwerker dat er helemaal geen treinen meer gingen, sinds december al. De afbraak van het openbaar vervoer, ook in Frankrijk, maakte dat niet helemaal onmogelijk, maar de informatie van de hotellière en die op het mededelingenbord in het station deed ons toch anders vermoeden. De trein ging echter pas na drieën en we besloten te gaan lopen.

Dit kon via een wandel- en fietspad langs de Isère. We zijn om 12.20h gestart en kwamen, na een pauze van één tot half twee om 14.10h bij het station van Bourg-St-Maurice aan. Onderweg hadden we een schitterend uitzicht op raftende passanten en, de hotellière had ons dit al in het vooruitzicht gesteld, de Franse wildwaterkano-kampioenschappen, pal onder Bourg.

We wisten niet hoe snel we bij de Banque Populaire des Alpes geld moesten trekken: eerst Jacomine voor € 400.=, daarna ik nog € 200.=. Zo, wij konden er weer even tegen, keken hoe laat de trein terugging (even door drieën) en kochten twee kaartjes. Hierna belde ik via een telefooncel (en met behulp van de folder) het hotel in Landry om te reserveren, liep even (zonder succes) de OdT binnen en daarna dronken we een colaatje op een terrasje met uitzicht op het stationnetje. Eenmaal terug in Landry liepen we via de spoorwegovergang naar het hotel “(Le) Bon Acceuil” . We waren daar om half vier en worden ondergebracht in de “annex”, kamer 124.

We spraken af de volgende dag tot de Refuge de Rosuel te lopen; ik belde deze en probeer te reserveren. Er werd mij verteld dat ik maar gewoon moest komen; de refuge was gesloten tussen 12.00-14.30h, maar het restaurant “at the other side” was dan open. Na een een maaltijd met o.a. varkensvlees en patat en ijs sloten we de dag af met een verkwikkende slaap. Het DP was € 84.=, verder hadden we ’s middags twee port genomen (er was wat te vieren) en dronken we bij de maaltijd ½l wijn (€ 5.=) en, afsluitend, een kopje koffie. De Taxe de Sejour bedroeg € 1.10. We betaalden CB, zuinig op ons bankpapier.

Voor de statistieken: Tijdens deze welgevulde dag liepen we 17 GR-km’s in 3¾h.; gemiddeld 4½km (een ¼h sneller dan de Topo) èn nog eens 8 km naar Bourg-St.Maurice (in 1.29h. met dus een gem. van 5,3 km/h): inderdaad, het was bijna voortdurend vlak asfalt.

 

< Home >

 

Dinsdag, 24 juli 2007: Landry – Porte de Rosuel (€ 106.50)

We startten de dag met een PD met o.a. (verrukkelijk) druivensap. (Jacomine zegt: “Ongezoet appelsap”.)  Tien voor negen op pad gingen we naar de Proxi om in tien minuten wat noodzakelijke aankopen te doen. (Hierachter is een –kleine- camping.) Vijf over negen begon het echte werk: over de goed gemarkeerde GR5-“diverticule”. In ons boekje is dat (nog) de officiële route, op de (bij de Proxi aangeschafte) kaart staat hij (via Montorlin) als “diverticule” en de bewegwijzering (door Landry) geeft de oorspronkelijke situatie natuurlijk niet uit handen. Kortom, we liepen weer eens een variant.

De camping “Les Guilles” was om een of ander reden (instortingsgevaar?) tot verboden gebied verklaard. Ik meld dat omdat even verder een leuk jasje over een paal was gehangen, die was vast door iemand verloren. (Wie weet is dat de lezer.) Het was Jacomines maat niet en dus gingen we verder, precies zoals de kaart aangaf: een paar haarspelden van de D87 afsnijdend. Hierbij ging het er soms stevig steil aan toe. En daarbij werd ons het voortgaan ook al niet gemakkelijker gemaakt door een aantal VTT-ers die zich van bovenaf op ons stortte; er was weer eens een of ander competitie aan de gang. Veel rekening konden ze overigens niet met ons houden; ze hadden het al druk genoeg met overeind blijven. In het geboomte liet zich een vogel horen met een doordringend maar melodieus: “vrièe-stju-stju”. (Heinzel beschrijft: uwie-tuk-tuk, Peterson: uwie-tik-tik, Flegg & Hosking: wie-tuk-tuk, L.Jonsson: hwiet-tuk-tuk en Het Beste Vogelboek: kwie-tik-tik.) Het was een Gekraagde Roodstaart.

Even verderop, waar we langs de D87 moesten, weg er intensief aan de weg gewerkt. Met stoplichten werd het verkeer geregeld. Bij nader inzien bleek dat niet voor ons te gelden, er was een klein kruipdoor-sluipdoor-paadje voor ons vrijgehouden.

Tussen 10.40 en 11.00h hielden we onze eerste stop in Le Moulin; eerst in het kapeltje (dat in de verbouwing bleek en er dan ook lang zo mooi niet uitzag als op de foto van Iwan Oprins), want het regende, later nog even op het dorpsplein waar we het oudere stel van de refuge de la Balme weer tegenkwamen. Zij vertelden ons gezien te hebben in Bourg en wij gaven nadere uitleg. Zij (met de auto) waren natuurlijk mobieler dan wij.

Toen het weer droog werd, gingen we snel verder, maar na twintig minuten moesten we weer “onder de poncho”. Inmiddels zaten we wel weer op de “officiële” GR (die kwam nl. in Le Moulin bij).

De volgende pauze was dan, van kwart voor tot kwart over twaalf, in de buurt van de camping Les Lanchettes, langs een soort waterval. Er passeerde ons een Belgische familie met hond die hier koos voor het steile pad naar de oude loodmijn boven ons.

We liepen verder, langs het Palais de la Mine, de mijnbouwschool die nog door Napoleon gesticht is. Daarna staken we de Ponturin over en liepen door het piepkleine, maar leuke dorpje Beaupraz. Hier zag Jacomine een afslag naar de Refuge du Mont Pourri en vroeg of dat niet iets voor ons zou zijn geweest. Ik wist haar te vertellen dat die op ±2400m is (we stonden op ±1525m). Verder woorden waren niet meer nodig; we liepen dòòr, langs de rivier.

De markering, even verder, was weg en iets eerder dan de routeaanduiding op de kaart toestond staken we de rivier over bij de voorde. Vervolgens gingen we op de Refuge de Rosuel aan waar we nog voor enen binnen stapten. Het was rond 13.00h, en de temperatuur 27ºC.

Men meende dat we niet gereserveerd hadden, maar ik herkende de stem van de zuster van de gardiene. Overigens maakte dat niets uit: er waren op dit moment wel veel mensen binnen, maar dat waren bijna allemaal dagjesmensen. Tegen de avond waren er nog maar zeven refuge-gasten.

Refuge de Rosuel is een schitterende refuge, die je eigenlijk niet kunt missen en na het gedoe van gisteren kon een rustige dag geen kwaad. Dat het een geweldige refuge was, was ons overigens zowel door Claude als door het ouder echtpaar al duidelijk gemaakt. En ze hadden gelijk: hij was groot, goed opgezet en gezellig. Op grond van de beschrijvingen verwachtte ik een soort kruising van De Hoep en Johanna’s hof. Wel, op beide punten klopte dat niet: de informatie over het park “La Vanoise” was maar heel beperkt (wat boekjes [wel weer goed voor ons Frans] en wat foto’s), verder was het een goeddraaiend restaurant (“at the other side”??) en natuurlijk het refugedeel. We hadden een kamer waar in het totaal 8 mensen konden worden ondergebracht; er kwam nog maar één man bij. Vooraan de kamer was ruimte uitgespaard voor de rugzakken; beter dan we het waar ook hebben aangetroffen.

’s Middags gingen we voor een Plat du Jour (2x € 11.=), ons DP kostte € 66.= en verder waren we aan 2 cola, aan 2 chocolat, 2 cafés en de ½l wijn ook nog wel wat kwijt. Het eten was uitstekend: pompoensoep, rundvlees, lof-aardappel-ovenschotel, pasta+ham en kaas. Naast ons zat onze kamergenoot, die een stukje GR5 “tegendraads” deed (van Modane naar Chamonix), maar voor wie het tot nu toe niet nodig was geweest om maar iets te reserveren. Verder was er een tweetal parkwachters en een stel waarmee we geen enkele vorm van contact hebben gehad. De gardiene besteedde een haast moederlijke aandacht aan haar gasten. Tegen de avond werd het weer aanmerkelijk minder.

In minder dan 3h liepen we ±12,5 km; een gemiddelde van 4,4 km/h. Toch liepen we maar iets sneller dan de Topo. Je zou dit een “rust’-dag kunnen noemen. In ieder geval had ik dat gevoel toen we eenmaal in de Refuge waren.

 

< Home >

 

Woensdag, 25 juli 2007: Porte de Rosuel – Val Claret (**Hotel de la Vanoise; € 81.60)

‘s Ochtends bij het (uitstekende) PD (o.a. jus d’orange en yoghurt) gaf onze kamergenoot nog aan dat hìj geen varianten zoals de GR55 liep. Toen ik hem eraan herinnerde dat een van zijn stopplaatsen Termignon was geweest en dat dit plaatsje op de GR5E lag, moest hij dat bevestigen en viel het gesprek stil.

Kwart voor acht vertrokken we. Het was 7ºC. Na wat slijk kwamen we op een schitterend pad (met over 1 km steenlawinegevaar), met een prachtig uitzicht op de zonovergoten overkant van het dal, waar de Aiguille du St.Esprit en de tweelingberg Mont Turia-Mont Pourri indrukwekkend aanwezig waren.

Het pad werd nauwer en steiler. Hoewel we de zon op de bergen zagen, was het koud [3-4ºC] en Jacomine had haar handschoenen aan.

Even verderop kwam er een lastig blokkenveld. Toen werd duidelijk waarom er parkwachters rond lopen. Jacomine had het verlies van één van haar handschoenen nog maar nauwelijks vastgesteld of er kwam een dergelijke official ons achterop om hem haar aan te reiken. En daarna “ging de zon aan”, binnen tien minuten was het 10ºC. Tussen kwart voor tien en tien namen we een pauze bij de Chalets de la Plagne. Ook de parkwachter stopte daar, maar voornamelijk om vast te stellen wat die twee heren (we hadden ze de vorige avond Rosuel zien passeren) beneden bij die beek aan het uitspoken waren. Dat was overigens duidelijk: wassen. Maar wat was daaraan vooraf gegaan? Kamperen in het park is strikt verboden; er staat een stevige boete op.

Even later waren we op hoogte van de Refuge Entre le Lac. De parkwachter ging die richting in; om bij de twee heren die deze refuge inmiddels bereikt hadden, verder navraag te doen over de afgelopen nacht?

We gingen verder omhoog, de zon deed zoveel moeite dat ook ik (tenslotte) mijn zonnebril opzette. We gingen de alpenweiden van Plan de la Grassaz op; van alle kanten hoorden we de alpenmarmotten en soms zagen we ze ook. Even door elven waren we op de Montée de la Tourne. Even later zag Jacomine als eerste een lammergier. Hij was goed te zien, maar bleef (links van ons) in de schaduw van de bergketen; er was geen kans om hem te fotograferen (alweer niet; denk aan Le Grand-Bornand)

We klommen nu langzaam naar de Refuge du Col de Palet: hier dronken wij een “coca” en aten een crèpe, maar een aantal Fransen begon daar aan de Plat de Jour, terwijl een enorme groep Italianen in eerste instantie de indruk maakte het terras te willen gebruiken voor het opeten van de inhoud van hun boterhamzakje. Daarop werd ingegrepen.

We hebben hier bijna drie kwartier gezeten. Onderweg waren we blauw-wit-rode markering tegen gekomen; we wisten toen nog niet dat die hoorde bij de Via Alpina. Ook later hebben we nog diverse malen op deze markering gelopen.

Nog geen tien minuten na vertrek van de Refuge kwamen we aan op de Col du Palet (2652m; ons hoogste punt tot nu toe in deze vakantie). Het was er druk en hoe dat kwam, realiseerde ik mijn toen nog niet helemaal. Jacomine liet zich vereeuwigen met de Aiguille Noire de Pramecou.

En toen gebeurde er een van die merkwaardige zaken, die zo’n vakantie zo afwisselend maken. We liepen, met her en der toeristen, langs een smal pad naar het oosten en passeerden een skilift. Hier zagen we onze eerste sneeuwvinken. Ik liep mij maar af te vragen waar nu de afslag (van de GR55) bleef die in Topo en Collins/Cicerone zo duidelijk aangegeven werd. Ook was uit de tekst duidelijk dat je je pad hier min of meer moest zoeken. Vijfhonderd meter na de skilift kregen we uitzicht op Val Claret en verbijsterd besloot ik dan ook maar naar het zuiden uit te wijken om zo alsnog op de variant terecht te komen. Samengevat: we zijn tussen half twee en twee bezig geweest die aansluiting te vinden, lopend en oriënterend, we waren hierbij puur aan het “bushwalken” (op zich was het een mooi stukje), maar Jacomine had een Gourette-gevoel (zie Pyreneeën-2003) en wilde naar huis. Ik wist ons tenslotte op minder dan 30m van de plaats waar we het pad verlaten hadden, weer terug te brengen. Hierna bleek dat er een nieuwe afslag was gemaakt in de buurt van de Chalets de Lognan. Het ging daar zigzaggend omlaag, naar een parkeerplaats. Vandaar liepen we door Val Claret bijna zonder omwegen naar hotel de la Vanoise, waar we om tien over half drie aankwamen.

Dit hotel was ons via internet en de refuge Rosuel aangeraden: het was mooi, met automatische glazen deuren e.d. en onze kamer (nr.20) had een eigen balkonnetje. We werden buitengewoon vriendelijk ontvangen, maar kozen hier toch niet voor DP; Jacomine wilde wel weer eens “een beetje aanrommelen”. We waren dan ook maar € 80.= kwijt (excl.€ 1.60 TdS). De rekening stond op naam van M Pouwman en dat terwijl we het dit keer toch niet nodig hadden gevonden te bellen.

Hierna zijn we Val Claret ingegaan; voor inkopen en de OdT. Die inkopen bestonden ondermeer uit weer zo’n 8%-superpilsje, maar nu van Bavaria (geloof ik), een vruchtendrank voor Jacomine en 2 heupflaconnetjes Port (die van zeer goede kwaliteit bleek).

Val Claret is (althans ’s zomers) een bordkartonnen stadje; er lopen toeristen (ja, dat zijn de inwoners, maar het zijn er weinig), er wordt hard gewerkt (niet door inwoners, maar werknemers; om de zaak voor ’s winters weer goed/nog beter in orde te hebben) en er hangen luidsprekers waaruit Amerikaanse muziek (o.a. Elvis) schalt. Verder kun je er op alle manieren eten: van Argentijns tot Vietnamees, alleen McDonald’s ontbrak er. Een en ander was wel een belevenis, maar van een totaal andere orde dan het zien van onze lammergier of het bereiken van de Col du Palet.

Collins/Cicerone schrijft: “Unless you are a dedicated skier, to whom nothing matters but the privision of pistes and the associated technology to hoist you up the mountains, Lac de Tignes and Val Claret will almost certainly offend. From GR5’s elevated viewpoint, towerblock hotels and apartments, skitows and chairlifts, bulldozed pistes and access roads look like inner city development of the worst kind transplanted into a wild and beautiful mountain setting. The desecraton is on a vast scale and all the more jolting for the GR5 walker fresh from the unsullied landscape of the Vanoise National Park..." En, zo is het!

De OdT kon ik in eerste instantie niet vinden en ik vroeg mij dan ook af of ik soms met de (gratis) bus naar (Lac de) Tignes moest. Toen ontdekte ik een Maison d’Information en gokte erop dat men mij hier misschien kon helpen. De deur was dicht maar niet op slot en daarachter werd een zaal van een ruimte zichtbaar met achterin een balie. Daarachter was een hoeveelheid lang haar zichtbaar, die, opgeschrikt door mijn binnenkomst (?), aan een jongedame bleek toe te behoren. Ik legde haar mijn probleem voor: ik wilde morgen naar de Refuge d’Entre Deux-Eaux, maar wist niet zeker of mijn telefoonnummer klopte. Ook kon ik geen telefooncel in het dorp vinden. Zij zocht het nummer en gaf mij een folder (voor volgende refuges). Vervolgens kreeg ik haar telefoon in de handen gedrukt; ik kon mijn gang gaan. Enigszins perplex belde ik de Refuge. Reservering was mogelijk en zij vroegen mijn naam en nationaliteit. Toen ik die noemde keek de jongedame verrast op en sprak na het afbreken van mijn telefoongesprek: “Wat spreekt u goed Frans”. Hierop reageerde ik vliegensvlug met “En u goed Nederlands”. Vanaf dit moment ging het gesprek verder in die laatste taal.

Zij was een Antwerpse die al een jaar of veertien in Frankrijk woonde, maar van tijd tot tijd sprak zij haar moedertaal nog wel. Ik bekende dat mijn telefoongesprek voornamelijk uit frasen had bestaan die ik al zo vaak had uitgesproken en dat daarin ook iets verradelijks zat. Op basis daarvan wilde men wel eens denken dat ik echt Frans sprak met alle mogelijke kansen op misverstanden.

Hierna zijn we (via uitzicht op Lac de Tignes) teruggegaan naar het hotel, terwijl Jacomine daar bleef, heb ik nog wat rondgezworven in het dorp, op zoek naar vulling voor de hoogtemeter, want die klaagde over de staat van zijn batterijen. Bij Intersport en Sport2000 echter helemaal niets, alleen bergsportmode en ski’s.

Later die dag hebben we een deel van onze port als aperatiefje gebruikt en zijn we onze sandwiches, fruit en rabarberyoghurtjes gaan eten. Het bleek dat het TV-beeld op alle zenders sneeuwde, en terwijl we bij ieder eerder hotel de metéo hadden bekeken, was dat hier dus niet mogelijk. We gingen overigens niet van slecht weer uit. Tijdens deze dag was het temperatuurverloop 3º-20ºC geweest, goed wandelweer.

De rest van de port verorberden we geruime tijd na het repas. Hierna volgde al gauw een verkwikkende nacht.

Deze dag hadden we ruim 4h gelopen en daarbij 18km afgelegd; een gemiddelde van 3,9km/h; we liepen weer ruim 1h sneller dan de Topo. Blijkbaar is 3,9km/h hier een uitstekend gemiddelde.

 

< Home >

 

Donderdag, 26 juli 2007: Val Claret – Refuge d’Entre Deux Eaux (DP, € 80.50)

De volgende ochtend startte met het PD. Je moest hier zelf je eieren nog koken; dat leek ons niet zo handig. In ieder geval werden er nauwelijks eieren gegeten. Overigens was het PD redelijk tot goed van kwaliteit.

We verlieten zo snel mogelijk het hotel (toch nog altijd 8.38h) en de stad en hadden daarbij meteen enige oriëntatieproblemen. Volgens de kaart deden we de officiële route en lieten we de variant links (boven) liggen. De Topo gaf die laatste als enige mogelijkheid.

Veel markering was er niet. We liepen min of meer gelijkop met twee solo-lopers zonder “sac à dos” en een echtpaar met een kleintje. Dan weer stopte de één voor een pauze en dan weer de andere. Wij stopten tussen half en kwart voor tien in de buurt van de Chalet de Prariond. Tegen tienen passeerden we aansluiting met het pad naar de Col de Fresse en een pluviometer. Even later dienden we weer een paar tamelijk grote sneeuwvelden te nemen; het tweede vlak onder de top, want even later stonden we op de Col de la Leisse, het hoogste punt tot nu toe, en met een schitterend uitzicht op de gletsjer van de Grande Motte, waar door een aantal ongetwijfeld zeer bekwame lieden gezomerskied (of heet dat zomersporten) werd.

Geen van de “medelopers” zijn we na de Col nog tegengekomen. Om tien over elf hebben we een stop van twintig minuten bij een beekje boven een “droog” meer gemaakt. Pal na ons verdergaan heb ik iets van het onherbergzame proberen vast te leggen.

Nog verder (11.50h) liepen we langs de rechteroever van het Lac des Nettes dat grote delen van het jaar grotendeels droog kan staan. Aan de kop van het meer ontmoetten we een groepje Nederlandse klimmers (volgens de trui van één ervan van de klimhal van Venlo). Ze hadden in het meer gezwommen en lagen nu op te warmen. We namen een coca-pauze op het terras van de Refuge de la Leisse (3 nieuw uitziende gebouwen) en gingen na een half uur om 12.45h weer op stap. Het werd kouder en Jacomine trok haar truitje aan.

Ongeveer een half uur later moesten we weer eens door een steenveld en vijf kwartier later (14.36h) bereikten we de Pont de Croé-Vie, een mooie brug en een mooie rivier (de Leisse en de Vanoise stromen hier gezamenlijk verder). Het was er druk, sommigen gingen de weg die wij de volgende morgen zouden gaan.

Na een korte pauze liepen we door naar de Refuge, daar kwamen we na nog twintig minuten aan (14.43h). Er waren veel dagmensen. Maar er blijken twee gîtes d’alpage in de buurt te zijn, dus misschien kan je het je hier veroorloven niet van te voren te reserveren.

We vroegen ons af wanneer al die toeristen zouden verdwijnen en hoe zij op tijd in het dal terecht zouden kunnen komen, want voor de weg die er in de buurt loopt, geldt volgens de kaart “circulation interdite”. Er blijkt een bus (navette) te gaan die tot dicht bij de refuge kan komen. Na lang wachten meldde ik dat we ons graag wilden inrichten. Hierdoor kregen we de kans om in het 10 persoonsdortoir als eersten een plaats te kiezen: we namen het vrijstaande stapelbed. Onze stokken, schoenen en rugzakken hebben we in de verblijfsruimte laten staan. Vervolgens werd het tijd voor een drankje. Hierna hebben we de was gewassen en daarna onszelf (muntjes) en heb ik een foto van de Refuge gemaakt.

’s Avonds zaten wij aan tafel bij een Frans gezin. De dochter, de jaar of vijf, vertelde dat ze de volgende dag steenbokken gingen kijken. Ik vroeg haar of ze na het eten ook foto’s van steenbokken wilde zien. Ik kon niet meer stuk.

De vraag was nu: hoe nu verder? In de praktijk was het nu mogelijk naar het zuiden, naar het dal van de Arc te gaan en daar (delen van) de GR5 en/of GR5E te doen of verder gaan naar Pralognan (of verder) om via de Col de Chavière Modane te bereiken. Jacomine had zich vandaag goed gevoeld: we konden de GR55 naar haar idee wel afmaken.

Ik belde niet vooruit naar Pralognan, daar zou, naar mijn idee, wel voldoende beschikbare slaapgelegenheid zijn. Wel probeerde ik Peclet Polset te bereiken, het liep immers weer tegen het weekend, maar dat lukte niet. Ik vroeg dus of de refuge een telefoonlijn had, per slot van rekening had ik bij hen ook telefonisch gereserveerd. Dat mocht best, maar bleek niet te kunnen; het moet een marifoonachtige verbinding zijn geweest, maar het werd “il ne marche pas”. Men zou het later nog wel eens voor mij proberen.

Voor het DP betaalden we de volgende dag 2x € 33.=.; verder hadden we natuurlijk een bier en een orangina gedronken en een ½l wijn. De muntjes voor de douche kostten 2x € 2.50. De Taxe de Sejour omvatte € 0.80.

Opnieuw hadden we 4h gelopen; nu bijna 17 km; hetgeen tot een gemiddelde van 3,7 km/h leidde en weer ruim 1h sneller was dan de Topo.

  

< Home >

 

Vrijdag, 27 juli 2007: Refuge d’Entre Deux Eaux – Pralognan (**Hotel «l’Edelweiss» DP, € 134.=)

’s Ochtends hebben we onze spullen (toilettas, slaapzak e.d.) doodstil het dortoir uitgetild en in de rugzakken in de verblijfsruimte gestopt. We wilden graag vroeg weg, maar dan, zal je altijd zien, komt de bediening traag op gang; we hebben tijden op het PD zitten wachten. Bij het betalen werd mij het Livre d’Or voor de neus gelegd. Ik heb maar weer een paar frasen genoteerd. Tijd om erin rond te bladeren was er niet en hadden we ook niet: het was inmiddels bijna tien voor acht.

Na een “cordiaal” afscheid van (o.a.) mijn jonge vriendin gingen we op stap, op weg naar de Pont de Croé-Vie. We deden er even lang over om er te komen, als gisteren om vandaar uit de Refuge te bereiken. Om tien over acht konden we aan de steile beklimming van het gebergte beginnen. Na dertig minuten (8.40h) was de Refuge goed in het zonlicht te zien (en een van de gîtes daaronder en de weg naar de brug en de (romeinse?) weg naar de Col).

Even door negenen kwamen we bij het “Blockhaus”, een plek die je uitstekend als abri zou kunnen gebruiken. Ik had geen zin om achter mijn Petzll aan te gaan, maar er viel heel wat te ontdekken in die bunker. Ik heb daar nog een foto van een deel van het traject van gisteren gemaakt; er lagen de sneeuw”bruggen” over de Leisse heen.

Na een tien minuten stop gingen we verder, maar nauwelijks vijf minuten later stelde ik Jacomine voor zich op kou te kleden. De temperatuur was 12ºC, maar de wind maakte het onaangenamer dan die ochtend na Rosuel. Tussen kwart voor tien en tien namen we een korte rustpauze en even later nam ik een foto van deze hoogvlakte met o.a. de Pointe de la Réchasse.

We kwamen dichterbij de Refuge du Col de la Vanoise en de ondergrond werd graziger. Graag zou ik een foto van de refuge en van de (soms zeer jonge) alpenmarmotten die hier bijna over de schoenen kwamen rollen, maar mijn camera vertikte het. Ik kon mij niet voorstellen dat de oplaadbare batterijen nu al leeg waren; ik had ze pas enkele dagen in gebruik.

Bij de refuge hebben we warme chocolade gedronken en geprobeerd Peclet Polset te bellen. Jacomine vond dat geen probleem, want wanneer zouden we Pralognan bereiken? Misschien hadden we PP helemaal niet nodig. Ach, ze had eigenlijk wel gelijk; het antwoord op haar vraag was 2h en het was nog geen elf uur.

En dus gingen we om kwart voor elf in de slag voor de volgende etappe. En afgeleid door de problemen met het fototoestel en die marmotten die dat wisten, liepen we vol goede moed in WZW-richting. Per slot van rekening ligt Pralognan in die richting.

Maar....., zo benadert de GR5 het plaatsje niet en toen ik na een kwartiertje merkte dat we voortdurend aan het dollen waren op een pad met lastig karstgesteente en er in geen velden of wegen een meer, laat staan het beroemde Lac des Vaches, waar je via stepping stones over/door moet, te zien was, had ik een ernstig vermoeden: het dal deugde niet. En dat bleek ook te kloppen bij het verder lopen: we kwamen een wegwijzer naar de Refuge les Barmettes tegen (±30 minuten) en die hadden we gewoon moeten passeren. We hebben daar om 12.10h een overdenkingsrust genomen van een kwartier. Naar de Refiuge lopen, bracht ons niet langs/door het Lac des Vaches en naar wat de Topo beschreef was dat laatste stuk door het “goede” dal niet het meest spectaculaire en korter was het zeker niet. Enfin, enkele mensen die ons tegemoet kwamen, bevestigden dat het dal naar Pralognan liep en voor ons uit liep een stel die ons precies aangaven hoe je niet over de beekbedding naar de overkant moest, dus na een korte pauze (van half elf tot twaalf) waarin ik het fototoestel weer min of meer aan de praat kreeg, besloten we onze route verder door dit “verboden” dal te laten gaan. Eenmaal beneden bleek dat het pad op een wandelingenkaart in het hotel als een rode (moeilijke/gevaarlijke) route werd aangeduid; de route naar de Col de la Vanoise “par les Ar(i)ollets”. Nou, het ging inderdaad niet altijd vanzelf en het kostte ons behoorlijk wat tijd om uiteindelijk in rustiger “vaar”water te komen.

Wat de markering betreft: eigenlijk was die sinds de Pont du Croé-Vie beperkt tot steenmannetjes en in de omgeving van de Refuge du Col de la Vanoise ook blauwe stippen (en “blauw-wit-rood”). Bovenin “ons” dal waren er nog sporadisch steenmannen, maar, achteraf, geen blauwe stippen meer. Even na kwart voor één moesten we een voorde passeren. Het was voor het eerst dat onze schoenen (bijna) water pakten. Een Frans echtpaar, dat omhoog ging, bleef maar zoeken naar de meest gunstige plaats. Mischien staan ze er nog wel.

In een stukje bos bleek een Nederlands gezin met drie kinderen te vertoeven. Toen wij om kwart over één “beneden” waren en een rustpauze van 20 minuten namen, kwamen zij omlaag. En toen ontdekten ze dat stijgen meestal gemakkelijker is dan dalen.

Na enige twijfel bij een brug gingen wij vervolgens verder omlaag, nu door de bossen, over een gemakkelijk pad tot we bij Les Fornettes aankwamen, waarmee we weer op de GR55 waren. We daalden verder langs het Sentier de Bieux en kwamen tenslotte in Pralognan aan. Het is mogelijk dat we de Refuge passeerden, maar als dat zo was, maakte hij toch wel een zeer gesloten indruk. Na al die tijd die we verspeeld hadden in de laatste twee uur was er niemand meer in onze groep die vandaag nog verder door wilde lopen. Wij liepen door het dorp in waar ik een hotel l‘Edelweiss bij naam kende. Daar zouden we naar op zoek gaan, maar eerst een terrasje. We vonden dat bij de “Pré du Coin” waar we een jus en een pression wisten te bemachtigen. Het was even door half drie. Pralognan bleek een heel fraai dorp, mooier nog dan Les Houches en minder uit zijn krachten gegroeid dan Samoëns en Chapelle d’Abondance. Het vinden van l’Edelweiss kostte minder tijd dan in Samoëns. Wel moesten we natuurlijk weer een stukje omhoog.

Hier werden we uitgebreid ingeboekt; we staan met postcode en al in hun computersysteem en kregen kamer 44, pal boven het terras. Na het uitpakken en wassen, hebben we een rondje dorp gemaakt.

Later ben ik nog op zoek gegaan naar nieuwe batterijen. Natuurlijk lukte dat niet in de Intersport en Sport2000. Vanuit een souvenirwinkeltje werd ik verwezen naar de fotograaf die mij accuraat wist te helpen, daarna kon ik er weer tegenaan.

Natuurlijk heb ik nog (mobiel) met Peclet Polset gebeld, het was immers weekend. We waren welkom.

Beneden in het hotel hing de eerder gememoreerde kaart waaruit bleek dat die lastige route van de Col de la Vanoise naar de Dou de l’Écu 2.30h had mogen duren en van de Dou naar Fornettes nog eens 0.45h. Wij hadden er 2.25h over gedaan, maar dat is aanzienlijk langer dan via de route van de GR5. Volgens de Topo mocht je daar 1.40h. over doen.

Het DP kostte 2x € 66.=, de ½l was hier € 8.= en de TdS-Adulte (!) 2x € 1.=. Het was zijn prijs wel waard; een uitstekende kamer, met groot balkon en goed eten: een grote crudité, spinazie met worstschijfjes (speciaal voor Jacomine). Vervolgens de kaas laten lopen, stom van me, en tenslotte (toch) nog een stuk chocoladetaart met een “sausje” gekregen.

Het kon niet uitblijven: deze 17½ km had ons bijna 5h gekost: een gemiddelde van 3,5 km/h. Het was een schitterende dag geweest. Dat we hier ruim ½h trager waren dan de Topo lag voor de hand en kon de pret niet drukken.

 

< Home >

 

Zaterdag, 28 juli 2007: Pralognan – CAF-Refuge Peclet Polset (DP, € 75.10)

Na een uiterst redelijk PD betaalden we onze rekening natuurlijk weer CB en vertrokken even voor half negen. Eerst bij de Sherpa langs voor een aantal noodzakelijke inkopen en daarna het dorp weer door. Pas vlak voor negenen verlieten we het dorp aan de westzijde. Hier lagen alle campings en in feite werden we er door één heen geleid. Vandaag zou het één lange stijging worden en dat werd het: van 1418m naar 2478m, slechts hier en daar ging het nog even omlaag. Hoe, dat weet ik niet. Ik had het niet nodig gevonden om voor onze laatste twee loopdagen nog nieuwe batterijen voor de hoogtemeter aan te schaffen.

Was de route in eerste instantie nog een stijgend bospad, vanaf de Pont de Gerlon werd het een karrenspoor en daarna gingen we zelfs een tijdje een asfaltweg: tot aan de parkeerplaats. We liepen (volgens de bordjes) meer de wandelroutes 37 en 58 dan de GR. In het eerste deel van de route liepen we min of meer gelijkop met een ouder Frans stel dat kaas ging halen, bij Les Prouix of daar voorbij (Ritort) en dan daarna met de auto terug naar Pralognan. Hoe ze dat geregeld hadden, heb ik niet begrepen. Rechts van ons bevond zich het massief van de Petit Mont Blanc.

Na een eerdere korte pauze kwamen we om kwart over tien bij Les Prioux aan. Daar is de Refuge Repoju/La Bergerie met terras, waarop we dan ook “coca” hebben gedronken. Dit zou ons doel geweest zijn, als we gister niet voor het verkeerde dal gekozen hadden.

Ongeveer een half uur later liet zich een grote roofvogel zien; geen lammergier, wouw of kiekendief. Het leek mij, gelet op het onbestemde bijna groenige verenkleed en de roep “krèè”of “kwè” een steenarend. Tegen half twaalf kwamen we bij de Refuge “Roc de la Pèche” langs. Ja, die ligt gewoon langs de route (bij la Motte) en is dan ook te gebruiken. Je hebt daar een schitterend uitzicht op de gletsjers van de Dôme du Genépy. Het pad is dan al weer enige tijd een karrenspoor en dat zal lang zo blijven. Ook in deze contreien was er de blauw-wit-rode markering van de Via Alpina.

Denk echter niet dat we zo’n karrenspoor gemakkelijk vonden; Jacomine heeft zelfs “veel liever” een korte stevige klim” dan zo’n eindeloos “vals plat”; dat overigens ook weer niet zò plat was: Tussen Pralognan en Ritort stegen we toch meer dan 300m (in minder dan 3h). Twintig minuten later stopten wij bij de Chalet “le Mollaret d’en Bas”. Stel je van dat schuurtje niets voor, maar wel waren de marmotten weer zeer actief en dat leverde een aardige foto op.

Na een een “adempauze”, het werd geleidelijkaan steil en koud, kwamen we om 14.20h bij de afslag naar de Refuge Peclet-Polset (waarom kunnen andere mensen die naam moeiteloos uitspreken?) en maakte ik nog een “terugblik”foto.

Het eerste deel van de dag van morgen; in een notendop

We meldden ons aan en ons werd verzocht buitenom naar onze kamer, “Tilleul”, te gaan. Het duurde even voor we in de gaten hadden hoe je daar moest komen; maar toen kenden we de struktuur van de Refuge dan ook. Vervolgens hebben we ingeruimd, pal bij het raam en om het hoekje van de ruimte, want met zo’n 10 plaatsen is het onwaarschijnlijk dat je de enige zult blijven.

Na het omkleden en drinken (warme chocolade voor Jacomine en –toch- een pilsje voor mij) ben ik er nog even op uitgeweest, op zoek naar het Lac Blanc. Het Lac fotografeerde ik uiteindelijk vanaf de Col die daarheen leidde. (Het zal morgen nog een rol in ons verhaal spelen.)

En dan valt er een heleboel van de Refuge zelf te vertellen. Anders dan andere refuges liep deze in de loop van de middag steeds voller. Een aantal mensen speurde vervolgens met hun kijkers de tegenoverliggende wanden af. Naar gemzen, steenbokken of (roof)vogels? Ik heb het niet kunnen ontdekken.

Van tijd tot tijd controleerden we om beurten het vullingsgehalte van onze kamer en inderdaad pal voor het eten kwam er een groep van een man of vijf bij, dan nog een tweetal mannen en een “losse”. We zouden er straks dus met z’n tienen te bed gaan. De groep van vijf was vandaag al druk bezig geweest. Ze waren althans in het dortoir druk bezig hun spieren bij te rekken. In de verblijfsruimte vond ik wat aardige boekjes, waarin ik begon te snuffelen. Toen dan ook op gegeven moment werd verordineerd dat ieder de ruimte moest verlaten (of naar buiten de kou in of naar het overvolle dortoir en dus op je matras), bleek ons Frans onder de maat, bleef Jacomine naar buiten kijken en was ik volledig in “Randonnée van A tot Z” verdiept; een grappig boekje trouwens. Nu werden de tafels van borden voorzien en mochten de zelfkokers van de daartoe bestemde keuken gebruik maken. Na het dekken werden “leien” met de namen van de gasten over de tafels verdeeld. De naam die het meest bij ons paste, was “Doownan”. Op die plaats zijn we dan ook tenslotte terechtgekomen. Rechts van ons zou een stel komen zitten dat niet kwam opdagen (dat gaf wat extra ruimte en dat was prettig, want het was echt druk) en daarnaast een tweetal Fransen, waarvan met de ene heel goed te communiceren was. Aan de andere kant zat een vader met zijn zoon. Op mijn vraag meldde hij dat ze een dagje omhoog en morgen weer een dagje omlaag gingen (naar Pralognan). Naast hem (en zijn zoon) zat een familie waarvan we op voorhand al blij waren, dat ze niet naast ons zaten. Tijdens de algemene ontruiming waren ze ook binnen gebleven en bleken hun kinderen (meisje van 6-7; jongen van 5) nogal ongezeggelijk; tijdens het eten veranderde dat niet merkbaar. De vrouw was goed zichtbaar: ze had een roze trainingspak. Dat was doorzichtig en dat was handig, want zo kon ze iedereen zichtbaar maken dat ze haar lijfgoed iedere dag verschoonde. Vandaag bleek zij een zwart slipje te dragen en, om even vooruit te lopen op de volgende dag, dat was na het slapen (een) wit. Praktische buitenkleding. Die van de overige gezinsleden was trouwens net zo zomers.

In deze refuge betaalden we € 19.= voor ons beider overnachten (lid, hè), verder 2x € 0.20 TdS, 2x € 16.= voor de maaltijd (soep, pollenta met saucijsjes, lekker [toch?]), 2x € 6.30 voor het PD en € 5.40 voor de ½l. Dit was (dit jaar) de enige refuge waar men ons bij binnenkomst vroeg waar we vandaan kwamen en (morgen) heen gingen. We gingen vroeg slapen. We wisten dat de eerste PD’s om 4.00h zouden worden verstrekt. De strijd over de vraag of het raam open of dicht moest, wonnen we met boter en suiker; we lagen er het dichtstbij. Je denkt toch niet dat je met elf zwaar verbrandende mensen het raam(pje) dicht kunt hebben? En... als je het koud hebt, kruip je maar wat dieper onder de dekens, hein! Die dekens waren hier overigens van een uitstekende dekbed-kwaliteit. De refuge was in een groot aantal opzichten heel goed (ook bijvoorbeeld wat het sanitair betreft: douches!) betreft; handig dat afbranden. Maar die kasten voor je rugzak; waardeloos. Wie had dat bedacht?

Deze dag hadden we in bijna 4h bijna 18km afgelegd; inderdaad 4,6 km/h. Gelet op de aard van het traject was een dergelijke snelheid wel te verklaren. We waren maar iets sneller dan de Topo; onze start was traag.

  

< Home >

 

Zondag, 29 juli 2007: Refuge Peclet Polset – Modane (Hotel** Le Perce Neige;DP, € 117.90)

Het viel te verwachten: om 4.00h een digitaal piepje en vervolgens de wekker: de montere tonen van de bugel van de Yankee-cavalerie. Het zestal moest eruit... stommel, stommel. En waarom hadden ze al hun spullen in plastic zakjes gestopt, en waarom moesten al die zakjes eerst leeg en daarna weer vol, en waarom moest dat allemaal in het dortoir? En als je dan de ruimte verlaten hebt, waarom moet je dan allemaal nog een keer terugkomen? En ben je soms vergeten je slaapdoppen uit je oren te halen; waarom hoor je dan niet dat je badslippers over de vloeren klepperen en dat de deuren, door die strakafgestelde drangers, maar blijven bonken? Een uur later trad er even rust in (om precies te zijn: om 4.56h), maar ongeveer 4 minuten later liep, dit keer elders, blijkbaar de volgende wekker af. “Hüttenruhe”, wat is dat? Zoals Jacomine formuleerde: “Refuge PP: wat ben je blij bij aankomst, maar blijer ben je bij vertrek.”

En zo was het: we hadden aangegeven om 7.30h te willen PD-en (we hadden immers alle tijd voor Modane), maar ergens tussen 6.00 en 6.30 zijn we er (in alle rust, er lagen nog mensen in onze kamer te pitten) uit gegaan en hebben ons het goed verzorgde PD (o.a. jos d’orange, melk) goed laten smaken. Vervolgens was het water tanken, betalen e.d. en weg.

Om 7.57h verlieten we de Refuge en een kwartier later waren we op de route. Het “roze” gezin vertrok grofweg tegelijk met ons en bleef ons geruime tijd voor: hulde! Na een half uurtje even een adempauze genomen.

Het traject werd steniger en op gegeven moment, even voor we een lastig blokkenstuk te doen kregen (met weinig bruikbare steenman-markering), kwamen we bij een plaats die paste bij het alom bekende steenman-verhaal. Hier moest even eerder de zon boven de bergen zijn uitgekomen en een groot aantal trollen zijn versteend: een hele vlakte vol.

Na ons passeren was het aantal met één toegenomen. We namen vervolgens nog een aantal sneeuwveldjes voordat de laatste klim zich aandiende.

Eerst ging het steil, over losse gruis, omhoog, daarna werd het rotsiger en wat minder lastig. Het “roze” gezin met zijn twee stokken, had het hier moeilijk, maar het lukte mij toch niet om ze voor de top in te halen.

Ik heb mijn stokken bij dat gruis (tenslotte) gepakt. Gister had ik de hele dag zonder gelopen en ik was benieuwd hoe lang het vandaag goed zou gaan. Wel, het leek mij bij die laatste klim niet zo’n goed idee achteraf te moeten zeggen: “ja, ik had wel stokken, maar ...”

Ik dus (om kwart over negen) boven en daar gebeurde waar je slechts van droomt: amechtig en verwilderd vroeg de roze vrouw: Welke is Col dit?”. Nou, dat vond ik niet zo moeilijk te beantwoorden, daar hadden we een hele vakantie naar toegeleefd, de hoogste Col van de GR5, nee zelfs van alle GR’s, de Col de Chavière, twaalf meter hoger dan de Canigou, eindelijk een letterlijk hoogtepunt: 2796m! Bovendien stond er een bordje met een deel van de hierboven vermelde informatie. “Is dit dan niet de Col de X (naam vergeten)?” Ik herinnerde mij dat ik die naam had zien staan toen ik gisteren het Lac Blanc fotografeerde en zei dan ook dat die naar mijn mening aan de andere kant van de refuge lag, maar dat mijn kaart dààr liep (en ik wees naar Jacomine). Daar wenste ze blijkbaar niet op te wachten, met zichtbaar een vloek in gedachten en tegen alle bergregels in stortte zij zich, met de rest van haar clubje, omlaag. Jacomine, en later de mensen achter haar, dienden maar opzij te gaan of dat nu gemakkelijk was of niet.

Aan de andere kant wachtte ons nog een laatste sneeuwveldje (voor dit jaar, maar niet van de GR5).

Even later hoorden we weer klaterend water en een aantal alpenkauwtjes, waarop we ons realiseerden hoe stil het het laatste uur was geweest. Even later kwam ons een jongeman tegemoet die vroeg of stokken ook bij het afdalen nuttig waren; nou, ik kan mij geen betere rem voorstellen. Sinds het gebruik ervan kennen we het moeie gevoel in de knieën dat we na het eerste Pyreneeën-jaar hadden, niet meer.

Na het sneeuwveld kwam een blokkenveld (althans dat vond ik, dus stokken weg), Jacomine vond het een grote stenenveld en pakte dat dan ook als zodanig aan. (Daarover had ik al een eerder gefilosofeerd: je kunt andere mensen vertellen, hoe jij een bepaald pad-probleem oplost, maar ieder heeft zijn eigen beenlengte, schoenen, stokken, rugzak en ervaring en het is dus goed mogelijk dat ieder zijn eigen aanpak heeft. Wat die stokken betreft: meestal loop ik er met één, maar (ook) als ik er twee gebruik, hebben ze meestal niet dezelfde lengte; ik ben daarin een uitzondering.)

Geleidelijkaan kwamen we weer in de begroeide wereld.

Het was inmiddels 10.15h, we hadden een half uur terug een kwartiertje gerust en stonden op de afslag naar de Porte (Refuge) de l’Orgère. De Refuge Peclet-Polset was volgens het bordje 2.30h achter ons. We kwamen nu weer in de weiden en rechts van ons was een schitterende waterval te zien en te horen. Ook een kudde merino’s genoot van de alpenweide en daar waar zij gras aten, waren ook geen bloemen meer. Waren die dan even lekker?

Even na elven passeerden we de Source de Vin (we hebben hem niet getest) en vijf minuten later verlieten wij het Parc de la Vanoise. We mochten weer kamperen. We maakten een stop en liepen daarna door een wat bossiger omgeving (ja, zo gingen we deze dag dus door alle bergzones).

Nu ging het snel en we realiseerden ons dat de tocht er voor dit jaar bijna op zat, dat we weer een jaar moesten wachten op de volgende uitdaging. En zo passeerden we Polset, de aansluiting van (of op) de GR5 (NB. anders dan in de Topo, zie Vanoise-kaart) en draaiden bij de hameau Les Perrière naar links weg. Daar was een mooie grasplek langs een irrigatiekanaal/beekje om te rusten en te eten (12.20-12.50h). Een kwartiertje verder komen we (weer eens) een muildier tegen dat een deel van de bagage droeg van een aantal mensen dat we hierna achtereenvolgens zagen passeren. We vroegen ons af wat ze allemaal mee hebben genomen; hun rugzak was bepaald geen dagrugzakje. Verder: waren ze echt zo laat op de dag in Modane gestart? Waarom dan, het werd warmer en warmer!

En dan, een uur voor het einde, en i.v.m. alle stopjes, in werkelijkheid maar drie kwartier lopen, vijftien minuten dalen, gebeurde wat Jacomine al vreesde. Ze gleed uit over wat bladeren, steentjes of een dennenappel en verrekt haar rechtervoet. Langzaam (“voetje voor voetje”) gingen we verder omlaag, tot we tegen twee uur in Loutraz zijn. We houden de route aan tot we over de brug van de Arc zijn en verlaten deze dan, op zoek naar een hotel, het OdT en het “gare”.

Op mijn lijstje stond alleen maar een hotel in Fourneaux, maar dat heb ik niet gevonden. Gelukkig had ik niet gebeld, dat hadden Samoënse toestanden kunnen worden. Dat was nu heel anders, want tegenover het station waren er al vier. Voor één ervan speelde zich een burenruzie af, van de tweede was het restaurant gesloten en we hadden dus te kiezen uit het “**Hotel des Voyageurs” en “**Le Perce Neige”. Hoe mooi de naam ook van de eerste, de tweede was een heus ANWB-bonds-hotel en dàt konden we niet aan onze neus voorbij laten gaan. Even voor half drie boekten we in.

Dat betekende overigens wel dat we te wachten hadden; de kamers waren nog niet op orde. Dat werd (heel) lang wachten en vast wat drinken (orangina en bier), maar toen hadden we ook wat: kamer 44. Na het douches en inruimen (in een hotel is dat meer “uitruimen”, d.w.z. uitklauwen van je rugzak (door een van de internet-lopers “laten exploderen” genoemd) zijn we bij het informatiepunt voor het park (dat meteen als OdT bleek te functioneren) langs gegaan; we weten nu dat er een bus door het dal gaat en wanneer, welke haltes hij aandoet en wat de kosten zijn. Ook hebben we een overzicht van de beschikbare hotels (voor volgend jaar, 2008, want zoals bekend, had ik het idee om voor de overblijvende reservedagen (een deel van) de GR5/GR5E in het Arc-dal te doen. Daarvan was nu geen sprake meer (geen tijd en een geblesseerde voet). Maar volgend jaar moet er na Modane meteen weer stevig gestegen worden en zou dit een goede inleiding kunnen zijn. Al die info was dus inderdaad nuttig.)

 

We zijn daarna door het dorp (Modane-west en Fourneaux) gelopen (nog wat extra kilometers voor het jaarschema), waarbij we de volgende ontdekkingen deden:

- Modane is omgeving door een aantal schitterende forten;

- De Arc is een brede rivier;

- Vanaf Loutraz zijn er twee gelijkwaardige varianten van de GR, waarbij de één (die niet in de Topo staat) langs het station loopt (en dat is handig; hoef je niet langs die vervelende N6). Had ik dit deel van de kaart maar beter bestudeerd, het staat er gewoon op!;

- Hotel Bellevue is goedkoop en ligt prachtig ong.500m westelijk van het station op de route. Iets voor volgend jaar (2008). Ik heb het vast even bezocht;

- De alternatieve route door Fourneaux gaat door de jardin botanique, over een brugje en de Place du Replaton;

- Op dat plein is ook lekker ijs te verkrijgen.

Jacomine wilde geen DP; stel je voor dat er weer saucijsjes werden geserveerd. We aten dan ook een crudité, forel met noten (nee, geen amandelen) en ijs achteraf. Natuurlijk wilden we daarna nog koffie. Hoe dan ook, of het nu kwam omdat ze wisten dat we volgend jaar waarschijnlijk een ander hotel zullen kiezen, omdat we als aperatiefje een digitief wilden (en dus niet kregen, dat werd kir), omdat we een ½l rode i.p.v. een witte wijn wilden, omdat we de forel niet met huid en “haar” opaten, ik weet het niet, maar beiden hadden we het gevoel dat de positieve gevoelens jegens ons verkoeld waren. De dame vroeg niet eens welke ijssmaken we wilden hebben.

Dit was, afgezien van Jacomines rechtervoet, weer een schitterende dag: in bijna 5h deden we bijna 22 km; gemiddeld dus 4,5 km/h. Gelet opde zwaarte van het eerste stuk een uitstekend resultaat. Gelet op het feit dat we verder zijn gelopen dan tot Modane, waren we over het vergelijkbare stuk ½h sneller dan de Topo.

 

< Home >

 

Maandag/Dinsdag, 30/31 juli 2007: Modane – Chambery – Cluoz – Geneve-Aeroport – Schiphol – Uitgeest

De volgende dag rekenden we snel af: Overnachting € 46.=, 2x menu van € 20.=, ½l wijn: € 5.50, 2x aperatief + koffie € 7.40, 2x PD € 13.= en de TdS € 1.40. We betaalden opnieuw CB.

Hierna nog een foto gemaakt; op het punt waar we volgend jaar starten en daarna snel kaartjes gekocht voor de reis naar Geneve. 

Eerst vertrokken we om 9.00h van Modane naar Chambery, waar we om 10.21h zouden aankomen. Vervolgens moesten wachten tot 12.28h, waarna we om 13.01h de trein naar Culoz konden nemen. Om 13.47h kwam de trein voor Geneve, alwaar we om 14.45h arriveerden.

Een en ander kosten 2x € 25.=; We betaalden weer CB.

Chambery heeft tegenover het station een prachtig park. Daar hebben we, na koffie en broodjes te hebben gekocht en verorberd, heerlijk in het zonnetje gezeten. In Culoz zijn we op zoek gegaan naar een café of barretje. Het (oude) hotel was (waarschijnlijk definitief) gesloten, het restaurant was alleen maar wat het heette en de daartegenoverliggende bar was (of ging vanwege ons) net (of al langer) dicht. Het werd tijd voor de verfrissingenautomaat op het station, waarna we in het zonnetje onderling de staat van het gebouwencomplex becommentarieerden en vaststelden dat hier nog echte stationschefs waren die nog hard moesten werken ook. Na het vertrek van een trein, haalde er een het bord met de inmiddels achterhaalde informatie van zijn haken, waarop een ander bordje werd geïnstalleerd dat voorspelde wanneer de volgende trein zou passeren dan wel stoppen. Zulks gebeurde gemiddeld nauwelijks meer dan eens per uur. Eén of twee eeuwen terug in de tijd?

Vervolgens kwamen we op het station van Geneve aan en moesten we overstappen voor Geneve-Aeroport. Via trappen en gangen probeerden we het juiste perron te bereiken, maar dat ging zo maar niet: we verlieten de EU en werden dus door Zwitserse douaniers streng doch rechtvaardig aangekeken. We mochten de Confederatie in.

Toen naar het station van het vliegveld. In feite is dat één complex, waar we dus even na drieën neerstreken. Nu hoefden we nog maar 15h te wachten.

We lostten dat op door eerst maar eens, parasiterend op de consumptieresten van voorgangers, op het dakterras van Bar-Départ te gaan zitten. Op het moment dat we daaraan behoefte kregen, hebben we vervolgens maar eens een eigen drankje gehaald.

Na verloop van tijd neigde de zon naar de kim en werd het wat koeler. Boevendien wilde ik wel iets stevigs eten. Dus op zoek naar een tent van iets meer dan McDonald’s-gehalte (niet overigens dat die er was). Dat viel niet mee, tot ik mij herinnerde dat er ook onder het spoorwegstation nog winkels en tentjes waren. Juist op tijd (de keuken sloot om 19.00h) wandelden we bij de Brasserie de la Gare – Marmite Aeroport binnen om ons daar te laten voorzien van een Lasagne en een Bavette Echalote, overspoeld door resp. een glas rode en rosé wijn en afgesloten met een kop koffie, e.e.a. voor CHF 53.90, d.i. € 35.39, CB betaald (om 19.26h, nog maar ruim 10 uur). We gingen terug naar Bar-Départ waar een stel redelijke stoeltjes beschikbaar was en we min of meer in slaap vielen. Vervolgens sloot de bar (en alle andere tentjes en winkels) want het was 21.30h. Nog maar ruim 8h.

Onderzoek van de automaten van EuroJet maakte duidelijk dat we daar nog niet op konden oefenen, dus nog maar wat slapen, tot ik mij rond 23.00h herinnerde dat er boven een koffie/drank-kiosk was. Ik was weer precies op tijd, want een uur later was ook dit tentje dicht.

Rond het middernachtelijk uur kwam de politie langs, voor een paspoortcontrole. Kijk aan, nog maar 6h. En daarna ging het eigenlijk wel snel; even na 4.00h stonden we bij de automaat, in de eerste plaats om te kijken op welke manier het ding zich voor ons beschikbaar zou verklaren.

Het werd 4.05 en 4.10 en 4.15; er kwamen EasyJet-medewerkers binnenstappen, zou het apparaat handbediend worden? Het werd 4.20 en 4.25 en toen .... geleidelijkaan was er al een redelijk aantal mensen de hal binnengestroomd ... toen kon je je gegevens intoetsen. Daar waren we redelijk snel mee en we stonden dan ook voor 4.35h bij een van de vier poortjes van de Zwitserse douane. Maar die was nog niet open, ook niet om 4.40 en 4.45 en 4.50 ... kom op, jongens, we hebben zin in koffie en willen jullie niet dat we nog wat “tax-free”- €’s uitgeven? Nee dus, het werd 4.55h toen bleek dat we voor het verkeerde poortje stonden. Rond 5.00h passeerden we de douanier en snelden naar de controle en naar boven, waar een tentje open en verlicht was. Toen ik binnenstapte, meldde men mij dat ze dicht waren en op mijn vraag wanneer ze open gingen, kreeg ik als antwoord: 5.30h. Samenvattend en met Jacomine sprekend: de Zwitserse precisie zit in hun horloges. Zou dan nu verder alles op tijd gaan? Ach, bij boarding ging zowat alles fout, de mensen die extra hadden betaald om niet te hoeven wachten, werden snel naar voren gehaald en moesten zich vervolgens opstellen op een plaats waar geen stoelen waren. Tenslotte mochten ze doorlopen en de boarding group A (wij dus) er meteen achteraan. Dat was mooi geld uitgespaard.

We zaten al doende op de vierde rij, dus prachtig vòòr de motor. Om 6.05h stond het vliegtuig en zaten wij rustig te wachten tot de piloot aan boord kwam (ook een Zwitser?) En tenslotte gingen we dan toch nog de lucht in: na een wijde bocht vlogen we over het Lac Léman en hadden dus een schitterend uitzicht op onze vakantie.

Was dit het goedmakertje van de piloot voor zijn telaat komen; indien, dan is dat hierbij in dank aanvaard. Iets na zevenen vlogen we over Zeeland en later Zuidholland. Om ongeveer kwart voor acht landden we en werd er naar gate H2 getaxied, EasyJet is in tegenstelling tot de situatie op Geneve-Airport op Schiphol maar een kleine speler. Alsof je op Malta of Mallorca landde, werden de trappen aangereden, zò dat we konden uitstappen. De rest van de reis ging van een leien dakje: kaartjes kopen (2x € 3.40), in de trein naar Amsterdam, overstappen op Sloterdijk en aankomen op Uitgeest, snel naar huis, uitpakken, slapen, wassen en verwerken, maar die laatste zaken niet noodzakelijk in deze volgorde.

 

< Home >

 

Samengevat:

Het was een schitterende tocht, die overigens wel wat van ons vroeg. De beschadigingen van Jacomine kunnen natuurlijk best hun oorzaak hebben in overbelasting. De opmerking van die Vlaming pal voor de Gorge de Doubs, dat de GR5 lichter is dan de GR10 delen wij niet. De Alpen zijn niet lichter dan de Pyreneeën (dat blijkt ook uit onze “tijden”), wel is het zo dat de paden minder problemen opleveren; “enge” stukjes zijn er minder en ze zijn korter (meestal maar enkele meters).

Jacomine gaat er bij de zwaarte vanuit dat onze leeftijd een rol kan gaan meespelen. Ik denk eerder aan een toch niet al te goed verdeelde zwaarte van de dagtochten. Op dat aspect kom ik nog terug. Ze had verder de pech dat ik geen enkele vorm van een “off-dag” had. Maar ook mij hebben de Alpen wel het een en ander gevraagd. Ieder jaar val ik wel wat af, maar nu het was 4 kg, thuisgekomen woog ik nog maar 68 kg.

Merkwaardig blijft het linkerbeen van Jacomine. Dit is wat pijnlijk in rust (b.v. voor het slapen gaan); een soort etalage-been?

Verder de zonnebrand: stevig insmeren heeft bij ons beide verbranden helemaal weten te voorkomen. Wel lukte het herpes simplex om geactiveerd te worden. Binnen een week hadden we allebei een koortslip. Hierop heeft Jacomine veel beter gereageerd dan ik; zij was er nog in de laatste week vanaf, ik loop eind augustus nog met de restanten rond. Ook dit is een kwestie van smeren. Ik zal er volgend jaar meer aandacht aan moeten geven.

Het weer was passend: in de Jura regen, daarna klaarde het geleidelijkaan op, zo dat het de dagen dat we naar Trebentaz, Samoëns en Lac d’Anterne liepen nogal warm was. Meestal liepen we toch wel in de schaduw. Het weer werd hierna weer wat instabieler: op de dagen naar Miage, Balm (I) en Plan Mya regende het in de namiddag. De hieropvolgende dagen (Balm (II) t/m Modane) was het droog en ’s middags meestal warm. Alleen bij Peclet-Polset liep de temperatuur snel omlaag, maar daar zaten we dan ook hoog.

De boekjes waarschuwden nogal eens voor geringe markering. Daarover zullen wij niet klagen. Overal waar het nodig was, was een merkje (of paaltje, of steenmannetje). Alleen rond de Col de la Vanoise is de markering meer dan summier. Grappig is dat we nu blijkbaar ook een stuk(je) van de Via Alpina hebben gedaan.

Het is goed dat we regelmatig gereserveerd hadden. Een telefoonkaart blijft, naast een mobiel, nog steeds een handig middel. (Maar OdT’s ook.)

 

Over de afgelegde kilometers en de hoogten zoals ik die hier boven (en in de schema’s) noem, het volgende:

Bij het raderen van de GR10 bleek ik (rekening houdend met de gegevens van de hoogtemeter) de afstanden redelijk nauwkeurig te kunnen vaststellen (berekenen). Op de GR5 heb ik tot aan het Meer van Geneve niet gecorrigeerd op hoogteverschillen. Omdat de hoogtemeter mij dit jaar al met al toch te veel in de steek liet, heb ik vanaf Armoy het dagelijks hoogteprofiel van Collins/Cicerone uitgeraderd en dat als omrekeningsfactor gebruikt na het uitraderen van de afstand op de (platte) kaart. Zo is wel (min of meer) gecorrigeerd op de vertikale afwijking, maar nog niet op de horizontale (slingerbewegingen). De genoemde afstanden zullen dus niet groter zijn dan de werkelijkheid en zullen in ieder geval een beter idee geven dan de berekeningen van Iwan Oprins.

 

 

< Home >

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wat de flora en fauna betreft:

Nog voor Morez zagen we een gems langs de spoorbaan, vanaf het Lac d’Anterne tot de laatste dag hebben we alpenmarmotten gezien en gehoord. Steenbokken zagen we bij de Col du Lac d’Oche en bij de Col du Brévent. Bij Merlet zag ik een koppeltje reeën. Verder hebben we wat dode spitsmuizen en een mol zien liggen en tussen de Pont d’Arlevé en de Col de Brévent kruiste een adder mijn pad.

De eerste vogelsoort, die wij vooral in de Jura zagen, was de zwarte wouw en later de zwarte kraai en het kauwtje. Rond het meer was verder de geelpootmeeuw en (natuurlijk) de aalscholver en blauwe reiger aanwezig. In bosgebieden zagen en hoorden we de groene specht, de winterkoning, vink, en kool- en pimpelmees. Meer bij de huizen troffen we rots-, huis-, (alpen?)gierzwaluwen, huismussen en zwarte roodstaart aan. Die laatste trouwens ook in meer bossige contreien. Bij de Col de la Bise zag ik een waterspreeuw en de dagen daarna hoorden en zagen we op hogere alpenweiden de tapuit, de (veld)leeuwwerik en (nog hoger) de alpenkauw. (Alpenkraaien hebben we niet gezien; ik denk dat al die internetters die het over alpenkraaien hebben de dito kauwen bedoelden.) Twee keer hebben we sneeuwvinken gezien: bij Val Claret en bij Peclet-Polset. De laatste dag zagen we nog een notenkraker en dan, wat de roofvogels betreft: een ongedefinieerde (slecht?)valk, een steenarend in de buurt van de Petit Mont Blanc en natuurlijk die lammergier, iets voor de Refuge du Col de Palet.

En tenslotte het geluid tussen Landry en Rosuel: een gekraagde roodstaart.

Verder waren de alpenweiden dichtbevolkt met sprinkhanen, diverse soorten (bos-)mieren (bv. bij de brug over de gletsjerrivier bij Miage) en vlinders. Van die laatste kon ik de (vrouwelijke) apollovlinder, het bergwitje, het landkaartje, de paarlmoervlinder, de blauwe ijsvogelvlinder, de dagpauwoog, (alpen?)blauwtjes (op de alpengeranium) en de st.jansvlinder (of de alpenbloedvlekvlinder; op klaversoorten, b.v. [wond]klaver), op naam brengen.

Dat laatste brengt mij op al die alpenplanten, waarvan een aantal in onze tuin is terug te vinden:

geranium alpina (alpenooievaarsbek), doronicum, diverse potentilla-soorten, stinkend nieskruid, berghuislook, liggend vetmuur, diverse steenbreeksoorten, alpenaster, alpenanemoon, alpenviooltje,

alpenhoornbloem, alpenvergeetmijniet, div.campanula-soorten, lilium martagon (turkse lelie), koningskaars, wildemanskruid, kransbladige salomonszegel, bosaardbei, diverse havikskruiden (w.o. het oranje havikskruid), en (alpen)vrouwenmantel.

Verder zagen we o.a. alpenmadelief, grote en kleine ratelaar, harig wilgenroosje, stengelloze silene, alpenranonkel, bergboterbloem, div.gentiaansoorten (o.a. de gele en de gestippelde), kogelbloem, alpenvlasleeuwenbek, gekuifde rapunzel, alpenweegbree en een zuringsoort (ridderzuring?). Naast nog een malva- en een orchideeën-soort (orchis maculatum), zagen we natuurlijk her en der het alpenroosje. In de bossen stond veel lariks en ander naaldhout [zoals douglasspar], verder beuk, eik en soms hazelaar en tamme kastanje). Ook troffen we bosbes, geel vingerhoedskruid en gele monnikskap aan en op de laatste helling, dat struikelpad naar Modane, nog diverse exemplaren van de dauwnetel. Het is ons overigens (ondanks gericht zoeken b.v. voor en na de Col de la Leisse niet gelukt edelweiss aan te treffen; afgezien van de twee hotels van die naam.

 

Over de romeinse wegen dit:
Toen ik voor de vakantie met de brugklassen in het Archeon rondliep, zag ik daar de “romeinen” daar op “authentieke” sandalen liepen. Toen ik onze begeleider vroeg of dat beviel, zei hij dat hij aan het eind van de dag doodmoeie voeten had. Hij verklaarde dit door de afwezigheid van hakken, waardoor er niet af te rollen was. Waarom hadden die romeinen daar dan tijdens hun soms 30 kilometerige dagmarsen geen last van? Wel, dat werd mij nu tijdens de GR5 duidelijk. Over oneffen terrein wikkel je niet af, ook niet op de romeinse wegen. (Dit verklaart meteen waarom Nederland, m.n. het noorden geen Romeinse bezetting heeft gekend.)

 

En dan het Pyreneeën-gevoel: In de Pyreneeën kwamen we onderweg in verhouding veel GR10-lopers tegen. Die ontmoetten we voor een deel ook weer in de gîtes en refuges. In de Alpen is er een groot aantal lopers (voor de TMB, de GRP-TB en zo maar eens een dagje), verder ook klimmers en VTT-fietsers. In de refuges en gîtes d’alpage troffen we overdag ook nog eens veel dagjesmensen aan. De GR5 is maar één van de vele activiteiten. Deze spreekt bij de meeste Fransen ook nog eens niet zò tot de verbeelding. Michel en Claude gaven aan dat je ook maar beter kunt spreken van “la Grande Traversée des Alpes”. En vandaar dat dat Pyreneeën-gevoel nog steeds maar niet doordringt.

 

 

< Home >

 

 

 

 

 

 

Tenslotte de loopgegevens:

Om te beginnen de constatering dat we 100h en 56 min gelopen hebben, in het totaal ruim 10% sneller lopen dan de Topo van ons verlangt, want die gaat uit van 112h en 55 min. In die tijd hebben we 381km gelopen, met een gemiddelde van 3,8 km/h. (Daar waar we van de route afweken heb ik onder “Topotijd” een zo goed mogelijke inschatting gemaakt.)

Inmiddels zijn we sinds Maastricht 378h onderweg en hebben we 1620 km gelopen. Onze gemiddelde snelheid is dit jaar veel lager dan de eerdere, maar dat is, gelet op de aard van het terrein niet onbegrijpelijk. Deze gegevens wijken niet veel af van die van de Pyreneeën.

Opvallend is het enorme verschil in loopafstanden en tijden tussen de eerste 10 en de laatste 11 dagen.

Was dat beter te verdelen geweest en welke consequenties zou dat gehad hebben?
In de eerste plaats heeft een aantal factoren de eerste dagen onnodig verzwaard:
Morez – la Cure: zonder mislopen zou deze loopdag hooguit 4.15h (ipv 5.10) hebben geduurd;

La Cure – Armoy: het was oorspronkelijk de bedoeling om dit stuk in tweeën op te delen; de winst die hier geboekt werd, heeft m.i. geen overbelasting opgeleverd. We hebben er 5.45h over gedaan;

Armoy – Vinzier: Ja, achteraf hadden we niet naar Chevenoz (en dus naar Vacheresse) moeten gaan. Wanneer we in Vinzier het hotel hadden genomen, zou deze dag maar 4.30h hebben geduurd.

Vinzier – Ref de la Bise: Vanuit Vinzier zouden we er (reconstruerend) ongeveer 5.40h over gedaan hebben, maar de Topo zou ons 8.00h beloofd hebben. Dat zouden we nooit aangedurfd hebben. Achteraffer dan zojuist blijkt Vacheresse een uitstekende keuze. Het was alleen misschien beter geweest om via Leschaux omhoog te gaan.

Ref de la Bise – Trebentaz: Op grond van de gegevens een uitstekende dag (minder dan 5h gelopen), alleen hebben we dat gevoel niet. Er was in feite geen alternatief.

Trebentaz – Ref de Chesery: Ruim 4h gelopen. Doorlopen naar Chaux Palin had ¾h extra gekost. Dit had – gelet op het vervolg – grote voordelen gehad. (We hadden “onze” heren dan wel eerder verlaten.)

Chaux Palin – Samoëns: Zonder de uitwijking naar La Piaz zou dit nog een kleine 5h zijn geweest. We zouden meer reserves hebben gehad voor de volgende dag.

Samoëns – Alfred Wills: Er zou iets voor te zeggen zijn wanneer we bij de Chalets de Lignon waren gestopt: het had de dag teruggebracht tot 3h lopen, maar dan zouden we de volgende dag hebben kunnen doorlopen naar Refuge de Moëde. Dat zou nog steeds een dag van 5½h zijn geweest en de dag naar Bel Lachat was dan teruggebracht tot 5h.

Alfred Wills – Bel Lachat: zie boven.

Bel Lachat – Les Houches: als je naar de Chalets de Miage wilt, is hiervoor nauwelijks een alternatief.

Les Houches – Chalets de Miage: ijzersterk stuk; bijna 5h en voor (een groot deel van) de bui binnen.

Chalets de Miage – Ref de Balme (I): nog geen 3½h, maar voor de bui binnen. Geen alternatief.

Ref de Balme (I) – Plan Mya: 4½h en voor de bui binnen. Geen alternatief.

Plan Mya – Ref de Balme (II): 5h gelopen. Geen alternatief, Valezan had nog 2h extra gekost.

Ref de Balme (II) – Landry - Rosuel: dit zou 6h hebben gekost. Was mogelijk geweest.

Rosuel – Val Claret: 4½h gelopen. Geen alternatief, Ref de la Leisse had nog 3h extra gekost.

Val Claret – Ref Entre Deux Eaux: 4½h gelopen. Geen alternatief, Ref Col de la Vanoise had nog bijna 4h extra gekost.

Ref Entre Deux Eaux – Pralognan: 5h gelopen. Bij het aanhouden van de route zou dat ±4¼h zijn geweest. We haddden door kunnen lopen naar Les Prioux. Dat zou nog bijna 1½h extra hebben gekost.

Pralognan – rest: Vanuit Les Prioux zouden we in 5h de afslag naar de Ref de l’Orgère hebben kunnen bereiken. De refuge is dan in 2h te bereiken en daarna Modane in 3h. Geen van beide dagroutes is erg aanlokkelijk.

Mijns inziens blijkt uit een en ander dat er niet zoveel beter in te delen was, dan we in de praktijk gedaan hebben.

 

 

'

Maak jouw eigen website met JouwWeb