'

De GR5 (29 juni-16 juli, 2008)

 

 

 

< 28 juni >     < 29 juni >     <30 juni >     < 1 juli >     < 2 juli >     < 3 juli >     < 4 juli >     < 5 juli >     < 6 juli >     < 7 juli >

 

 

 

< 8 juli >     < 9 juli >     < 10 juli >     < 11 juli >     < 12 juli >     < 13 juli >     < 14 juli >     < 15 juli >     < 16 juli >     < 17 juli >

 

 

 

Inleiding

Traditioneel is het overzicht wat er verloren of kapot ging. Wèl, dit keer niet eens een Yves Roche-horloge. Wel zoekt Jacomine nog steeds naar één van haar klim-handschoentjes, terwijl we die niet eens gebruikt hebben (hoewel daar best reden voor was).

Dit jaar, om dezelfde reden als in 2007 geen tent (en terecht, zoals zal blijken), maar ook geen donzen slaapzak. Wel reddingsdekentjes en de bivakzak, met de bedoeling om ons in voorkomende gevallen met onze kleren (b.v. de fleeces) warm te houden. Of ons dat gelukt zou zijn, hebben we niet hoeven vast te stellen. Overigens hadden we wel onze (zijden!) slaaplakens bij ons en hadden die regelmatig nodig, evenals onze regencapes. Inderdaad, het was “niet zo verschrikkelijk heet”; we hebben mazzel gehad: geen verzengende hitte, geen Mistral, geen Lombarde, maar wel af en toe regen en onweer onderweg, zelfs onze buffs hebben we niet echt nodig gehad, wel hebben we (voldoende) zonnebrand gesmeerd, vnl. Factor20. Ondanks alles heb ik nog wel een (onopvallende) koortslip weten te fabriceren. Jacomine is dat niet gelukt!

Nieuw waren onze Decathlon-regen-gamaschen. Uiterst bruikbare (en lichte) dingen. Door omstandigheden hebben we er (te) weinig van gebruik kunnen maken. Ook nieuw, en getest [met dramatische afloop; hij sneuvelde, binnen de garantietijd, in mei op de GR51; zie aldaar] was de eveneens Decathlon-GPS. Iedere dag heb ik hem kunnen bijladen en de gegevens waren nuttig en zijn verwerkt. Merkwaardig was dat er maar 4 trajecten konden worden opgeslagen, veel minder dan bij eerdere tests. Jammer, maar geen ramp. (Helaas heb ik vergeten die trajecten, na het bekijken, op te slaan. Tant pis. Als doekje voor het bloeden: Via Google-Earth is de route, zonder dat, goed te volgen.)

De hoogtemeter ging ook mee, met Action-batterijen. Deze zijn wel goedkoop, maar van een veel slechtere kwaliteit dan die van Frank: het was maar goed dat ik reserves bij mij had. 2x 2 batterijen was net voldoende voor 17½ dag; inderdaad halverwege de laatste dag gaf het spulletje het op.

Jacomine gebruikte haar telefoon voor het SMS-en. Ook zij kon haar apparaat op voldoende plaatsen opladen. Ik gebruikte die van mij voor het reserveren van gîtes (e.d.). Meestal kon ik de telefoonkaart (uit 2007) niet gebruiken. Er zit dan ook nog altijd een redelijk aantal tikken op.

Wat de fototoestellen betreft: bijna 400 foto’s is een mooie score. Aan het eind van de eerste dag ontdekte ik dat 400Asa niet de ideale stand in de bergen is (er waren overbelichte foto’s), maar na de correctie waren er nog steeds overbelichte bij. De oorzaak is mij nog niet bekend. Oplaadbare batterijen blijken echt een ramp. Al na de eerste dag gaf het toestel van Jacomine aan dat de batterijen leeg waren. Gelukkig had de gardien van de Refuge er nog een stel voor ons. Hij vroeg zich af af ze nog vol waren. Dat bleek, ze hebben het bijna de hele vakantie vol gehouden. Ook de batterijen in mijn toestel gaven het (te) snel op; in Briançon dan ook nieuwe gekocht. Normale batterijen redden het veel langer.

Opnieuw hebben we vooraf weinig gereserveerd; ongeveer een derde van de overnachtingen. Wel hield ik secuur in de gaten of komende overnachtingspunten (m.n. in de weekenden) voldoende overnachtingsmogelijkheden hadden en vooral rond het weekend van 14 juli ben ik wel voorzichtig geweest; waarover later meer.

Wat dieren betreft was dit jaar wat schamel: behalve twee (of drie) steenarenden bij Roya, sneeuwvinken, een rotskruiper en de onvermijdelijke marmotten en muurhagedissen zagen we slechts een dode Smaragdhagedis. T.a.v. de planten was het een heel ander verhaal: de halve Alpenflora stond op ons pad te bloeien. Dat leverde natuurlijk wel weer een groot aantal vlinders (o.a. Rouwmantels, Citroenvlinders, diverse soorten Blauwtjes en Witjes.) Alleen de Gele Gentiaan moest daaraan nog gaan beginnen.

Wat het weer betreft hadden we het geluk dat het niet al te warm was. Sterker nog, we hebben onze poncho’s redelijk vaak moeten gebruiken (of net niet).

Vorig jaar had ik mij voorgenomen om dit jaar, na in Modane te zijn aangekomen, eerst naar Bonneval te reizen om vandaaruit een combinatie-stuk van de GR5 en de GR5E te gaan doen: om zo wat in te lopen en daarna die eerste, echte loopdag van 6h met een steiging van bijna 1400m te gaan doen. Hoe schitterend ook bedacht, wie voor 7 juli in Frankrijk op vakantie gaat moet er rekening mee houden dat de Fransen daar nog niet helemaal op zijn ingesteld: de bussen rijden nog niet. Aan liften en taxi-gebruik hebben we geen moment serieus gedacht en zo zouden we de eerste dag er meteen stevig tegenaan gaan.

Toen ik vorig jaar (zie 2007) aan een van onze Franse medelopers meldde dat ik in reserveringsgesprekken via de telefoon meldde dat ik “sur le GR5” was, gaf deze aan dat ik het beter over “La Grande Traversée des Alpes” kon hebben. Zò noemden Fransen, zei hij, het Alpine stuk van de GR5 èn het maakte meer indruk. Wel, die opmerking past niet bij de waarnemingen die we dit jaar deden. Iedereen had het over “le GR”. Verder beperkt de FFRP zich ertoe het stuk tussen Modane en Larche “La Grande Traversée des Alpes” te noemen en voegen in die streek gîtes aan hun naam GTA toe.

Onze ervaring is dat je dat stuk zonder enige overdrijving “La Grande Traversée” mag noemen. Aan het eind van dit verslag analyseer ik de achterliggende getallen, maar nu eerst het verhaal.

Nieuw was dat ik zonder boekje(s) of kaarten op stap ben gegaan. Omdat de (Engelse) gidsen wel heel wat wogen en er eigenlijk maar ongeveer 27 kaarten (bladzijden) nodig waren van de 144+200, had ik deze (deels vergroot!) in kleur geprint. Zo liep ik iedere dag met een plastic hoesje met daarin de benodigde kaart(en) en het bijbehoorde velletje “gegevens-voor-zomer2008” èn Collins GR5 (Cicerone). Het werkte uitstekend.

  

< Home >

 

Zaterdag, 28 juni 2008: Uitgeest – Schiphol – Geneve-Aeroport – Geneve – Champery – Modane-Fourneaux (Hotel Bellevue; kamer 4 & PD € 46+12[CB betaald])

We waren er dit jaar heel wat vroeger bij dan in 2007: 20 januari boekten we weer bij EasyJet voor €90.54 onder bevestigingsnummer ED54WH1 voor 2 personen een heenvlucht op zaterdag 28 juli. Dit keer dus geen retourvlucht. We kwamen immers aan (als alles goed ging) in Nice, met een eigen vliegveld, maar geen EasyJet-verbinding met Nederland. Na aankomst op Geneve-Aeroport zouden we met de trein naar Modane gaan.

En zo vertrokken we zaterdagochtendvroeg (5.16h) met de NS naar Schiphol (voor 2x € 3.50; met korting). Hier kwamen we, na een overstap op Zaandam, om 5.58h aan, waarna we de onvermijdelijke BurgerKing cappucino aanschaften en dronken. Na het inklaren van de bagage kochten we er nog een bij HMS-host, die overigens vooral sapjes verkoopt. De douane en terroristen-controle leverde ons geen problemen en zo kwamen we bij de gate (en hadden, net als vorig keer, het voorrecht deel uit te maken van boardinggroep A). Hierdoor snel het vliegtuig in, hoewel dat ‘snel’ wat tegenviel, het was namelijk met vertraging binnengekomen, waardoor we niet om 8:40h, maar rond 9.00h vertrokken. De aankomst op Geneve was niettemin volgens schema om 10:10h. Na het verzamelen van de bagage kochten we voor CHF102.= (> € 64), met de Carte Bancaire, twee kaartjes voor Geneve-Aeroport – Geneve – Modane.

We gingen zo snel mogelijk naar Geneve en namen daar bij McDonald’s 2 cola en een frites.

Terug het station in om om 14.17h richting Modane te gaan. Tot Champery ging het allemaal van een leien dakje. We kwamen daar om 15.46h aan. Daar moesten we overstappen op voie CA. Maar, waar was dat? Ook een Scandinavisch stel dames vroeg zich dat af. Het antwoord op mijn vraag aan een stationschef (?) maakte duidelijk dat we het station moesten verlaten voor een bus. Voor ons een relatief makkie, voor de dames met hun onhandige koffers een probleem. Iedere kans op koffie was hiermee overigens wel verspeeld.

Eenmaal in de bus vertrokken we min of meer op tijd (16.10h), maar omdat de bus langs alle stationnetjes moest (en meestal voor niets) werd al rijdend duidelijk dat we de officiële (trein-) aankomst van 17:36h bij lange na niet zouden halen, maar de Vanoise konden we al zien.

Ik had vorig jaar (zoals trouwe lezers weten) mijn huiswerk gedaan en vast onderzocht wat het best bruikbare hotel voor ons in Modane zou zijn. Dat bleek H-R**Bellevue, dat ik in 2007 vast met een bezoek had vereerd, voor een flyer met o.a. hun telefoonnummer. Met behulp van deze info-bron had ik het hotel op 26 juni een mailtje gestuurd:

Monsieur, Madame,

Mon épouse et moi, nous voudrions réserver chez vous pour la nuit, le repas et le petit déjeuner de 28/29 juin.

Esse-qu’il est possible?

Nous arriverons avec le train de 17.35h à Modane.

J.Bouwman / Les Pays Bas

 

Nu, vanuit de bus, belde ik rond half zeven om te melden dat onze entree nog wel een uurtje kon duren. Ach, het verbaasde hen niets, er was wel vaker een probleem met de “chauffage” van de trein.

We waren welkom.

Dat was dan wel zo, maar toen we (±19.00h), via het tunneltje, bij het hotel aankwamen, bleek dat de keuken (deze dag?) dicht was.

Ons ingericht, een rondje door het dorp gemaakt [via de passerelle], geld opgenomen bij de Crédit Agricole en op zoek gegaan naar een eettentje. Alle door de familie Sari genoemde tentjes bleken dicht, waardoor we uiterst dicht in de buurt van het hotel van vorig jaar kwamen. Maar uiteindelijk bleek “Il Peppuccio” ons een uitstekend maal te kunnen voorzetten. Samen met ½l wijn en koffie waren we €40.20 kwijt. Die avond hebben we ook de afstand tussen het station en het hotel officieel gelopen: 1km in 12 minuten. (Ik heb het bij de volgende dag opgenomen in het schema.)

Hierna nog enkele foto’s gemaakt die op die van vorig jaar moeten aansluiten en gaan slapen.

 

< Home >

 

Zondag, 29 juni 2008: Modane – Ref. de la Vallée Etroite («I Tre Alpini»; DP; € 68, drankjes € 11 (o.a. wijn en bière-génépi, douches € 2 en €1,80 taxe ; batterijen €4)

Het PD was maar matig maar wel vroeg, en we werden wel enthousiast uitgezwaaid (nee, niet echt letterlijk, het was: “Bon voyage” en “Bon courage”).

We vertrokken even na achten, het was tijd voor onze eerste klim. Na wat asfalt en zoeken naar het pad, begon het dan weer eens echt.

Op 2½km van het hotel sloegen we bij een pylon naar links af (daar was de enige, overigens-niet-GR-markering). Dat was fout; het kleine paadje naar rechts brengt je, later gemarkeerd, naar boven. Na een uurtje klimmen onze eerste rustpauze genomen, we zaten inmiddels op 1400m., ruim 300m boven Modane. Even later maakte ik een foto terug op Modane-Fourneaux, met de nu zo onbeduidende forten en de reuzenbergen van de Vanoise.

Tien voor tien staken we de rivier over en even later passeerden we Charmaix, op weg naar Les Tavernes, een gîte waar ik hoopte aan cola te kunnen komen. Een kwartiertje later bereikten we de gîte en ... hij was open terwijl er bovendien cola geserveerd kon worden.

Een half uurtje rust en een beetje babbelen met de gardien, die ons vertelde dat er vanochtend een man vertrokken was die in één dag naar Nevache wilde lopen. Nu was dat meer dan halverwege onze tweede dag, dus met bewondering (en enig ongeloof) hoorde ik het verhaal aan. De gardien maakte duidelijk dat dit hem wel een erg ambitieuse uitdaging leek. Ook meldde hij dat ons een aantal (5?) Nederlanders vooruitgingen. We zijn ze deze vakantie niet tegengekomen.

Wij gingen daarna verder en bereikten de zigzags van Pra Dieu (±1800m) om ±11.10h. We konden zo opschieten omdat het hier voornamelijk piste-lopen was. Verderop kwamen we een afslag tegen naar Les Herbiers. Hij was GR-gemarkeerd, alsof er een variant was die via dat gehucht naar boven gaat.

Tegen kwart voor twaalf bereikten we de parkeerplaats bij Le Lavoir (±1900m) om even verderop “bovenaan” dit pad een rust te nemen. Vanaf Modane tot bij Nice zagen we regelmatig allerlei forten. Deels al eeuwenoud, deels ooit deel uitmakend van de Maginot-linie.

 Terugblik

Hierna hield het op met piste-lopen; er moest echt gebuffeld gaan worden. Tegen half één kwamen we de eerste sneeuw èn het eerste gruis tegen. We zagen rechts van ons inmiddels de refuge Mont Thabor opdoemen. Een kwartiertje later bereikten we het Lac en het kruis dat vroeger Frankrijk van Italie scheidde en nu de Savoie van Les Hautes-Alpes.

Dit punt heb ik als de Col genomen, blijkbaar hebben de Topo en Collins-Cicerone (CC) de eerste afslag genomen; anders zouden de tijden in het schema niet te begrijpen zijn. (Die eerste afslag bereikten we een kwartier eerder.) De hoogten heb ik hier niet opgenomen; ergens moeten we de 2434m zijn gepasseerd. Het ging ondertussen niet helemaal vanzelf.

Een half uur na de col (het kruis) regende het voldoende om onze capes voor het eerst aan te doen, we zaten op ±2200m en stonden op het punt een stroompje over te steken.

Na half drie namen we een kwartiertje rust, maar ook om 15.00h was er nog steeds reden om de cape over de rugzak te houden. We hebben in de loop van de middag, grofweg op de col, één enkele onweersslag gehoord.

Twintig minuten later namen we bij de passerelle van de “Pont de la Fonderie” (±1900m) een rust van 10 minuten; We deden onze capes weer uit, het was weer droog. We waren nu in het Nauwe Dal.

Een half uur later, 16.01h, kwamen we aan bij de Refuge I Tre Alpini; hetgeen betekent dat we het gehucht Les Granges de la Vallée Etroite al gepasseerd waren. Ook de Refuge I Re Magi, die overvol leek (en dat –later– ook bleek). De Refuge blijkt al enige tijd in eigen beheer te zijn genomen door de gardien, het is geen CAI-refuge meer. CAI, CAI, Club Alpini Italiano?? Ja, inderdaad, tot 1947 was deze vallei Italiaans; de enige autoverbinding is met Italië. Men spreekt er onderling Italiaans en de GR-bordjes zijn tweetalig.

Nadat bleek dat men ruimte voor ons had, dronken we op het terras een glaasje (ik een speciaal bier uit de streek (met Génépi) en dan ook duur). Vervolgens richtten we onze kamer in. Ja, ja, een eigen kamer in een refuge. Maar het sanitair was wel sober en voor een douche moesten we een aparte munt kopen.

’s Avonds aten we een pasta met rundvlees (en pollenta). Dat zouden we binnen vijf dagen nog twee keer doen. Over het algemeen kan gezegd worden dat we uitstekend gegeten hebben; bijna altijd was er soep vooraf, naast de hoofdgang was er toch eigenlijk altijd een salade en/of een kaasplankje (la Teppio!) en praktisch altijd het onvermijdelijk zoete toetje. Soms hoefden we niet eens om een afsluitende kop koffie te vragen. We raakten overigens tijdens deze vakantie een beetje uit de koffie-gewoonte. Onze caffeïne-shot kregen we meestal uit de cola overdag.

Behalve wij was er nog een Fransman. In gesprek tijdens het eten bleek dat hij degene was die naar Nevache had willen doorlopen: we hadden hem ingehaald! Vanuit Nevache zou hij morgen de bus naar Briançon nemen om daarna met de trein terug te keren naar zijn woonplaats Marseille. Zijn beperkte prestaties verbaasden ons niet echt; zowel ’s avonds als ’s ochtends at hij buitengewoon weinig.

De 22,6km (met aansluiting van Modane-gare naar het hotel 23,6) liepen we in (iets meer dan) 6h. Een gemiddelde van 3,7km lijkt dan niet heel bijzonder, maar het is goed om vast te stellen dat stijg-daal-som hier ruim 3800m was, tot nu tot op de GR5 (in 2007) slechts overklast door de dag van de Refuge A.Wills naar Bellachat. Om te beginnen dus geen slechte start.

 

< Home >

 

Maandag,30 juni 2008: Ref. de la Vallée Etroite – Plampinet (G-A La Cleida; kamer 3, DP; € 110, taxe € 0,60)

De volgende dag aten we het gebruikelijke PD, rekenden af. Om twintig over acht ging het weer verder en omhoog, nu naar de Col des Thures, maar eerst moest, al gauw, er een stroompje (via een gué) overgestoken worden.

Op de (grazige) Col, tijdens onze eerste rustpauze (van ±half tien tot kwart voor tien) fotografeerde ik de Drie Koningen (waar de beide refuges dus naar genoemd zijn): van links naar rechts: Balthazar, Melchoir en Caspar. We hadden inmiddels ruim 3½km afgelegd.

Het was nauwelijks 10.00h toen we bij de afslag van de GR5B aankwamen. Hierna ging het in hoog tempo omlaag, zo snel dat ik in het dal de afslag naar Plampinet miste en we zoekend Le Cros binnendenderden, via de GR5C en dus mèt markering. Hier bevindt zich (o.a.) La Joie de Vivre (een schitterende gîte), waar we voor €6 ieder een cola mochten drinken. We zijn verder doorgelopen naar de D994 om zo weer op de route te komen. Dat gebeurde bij de Pont des Armands, waar we om kwart over twaalf langs kwamen. De buurtschap Sallé heeft hotels en restaurants te over; ook om deze reden was onze omweg niet nodig geweest. We draaiden nu langzaam omhoog door een bosrijke omgeving, die uiterst geschikt was als kampeerterrein. Ruim voor enen bereikten we Plampinet, waar de gardienne van de Gîte-Auberge de la Claree ons meldde dat de gite vol was, maar dat we, dòòrlopend, op een tweede zouden stuiten.

Dat bleek het geval èn er was ruimte in Auberge La Cleida.

Na het wassen, wilden we wel wat eten, maar de keuken was (nog) dicht. Reden om de andere gîte weer te bezoeken om daar de traditionele dronk te drinken en ons een verrukkelijke omelet goed te laten smaken. Hierna (vanaf half drie) hebben we een paar rondjes door (kerk) en rond het dorp (Claree en stukje van de GR57) gemaakt. Schitterend!!

Bij elkaar hebben we toen zeker 3,5 km gelopen, maar ook heerlijk in het zonnetje aan de oever van de Claree gezeten.

’s Avonds aten we uitstekend, rijst met een rundvleessaus, voorafgegaan dor een verrukkelijk uiensoep.

Merkwaardigerwijze heb ik van deze dag geen nauwkeurige hoogtemetergegevens. Ze zijn overigens redelijk gemakkelijk te reconstrueren. Het was een redelijk gemakkelijke dag: bijna 14km in ongeveer 3¼ uur, dus een gemiddelde van 4,2km. Eenmaal in het dal van de Claree was het allemaal lekker gemakkelijk gegaan.

 

< Home >

 

Dinsdag, 1 juli 2008: Plampinet – Montgenèvre (H**«Valerie», kamer € 68 [CB], PD € 17, taxe € 1.60)

Deze dag bracht ons, na de start om ±8.20h, weer een steil stijgend begin: een soort piste die al gauw boven de bomen uitkwam en toen een goed uitzicht gaf over de middagwandelingen van de vorige dag.

Even later kwamen we een groep achterop. Een enkeling daaruit groette ons in het Nederlands. Het bleken Walen die vorig nacht de G-A de la Claree hadden gevuld en de dag daarvoor de Refuge I Re Magi.

We passeerden hen en zagen hen onderweg niet meer terug. Na het nodige geklim kwamen we langs de Torrent des Acles te lopen en passeerden een kapelletje. Rond kwart voor tien draaiden we naar het zuiden en moesten onze weg door het Ravin de l’Opon zoeken. Daarvoor dienden we de Opon over te steken; we konden kiezen uit een voorde en een plank (“pont”). We kozen, niet zonder risico, voor het laatste. Hierna ging het allengs omhoog. (We liepen, zoals ik later pas vaststelde, een variant op het “kaart-”pad.)

We namen op een eerste colletje een pauze (ongeveer van kwart over tien tot half elf), ons afvragend waar de Walen bleven. We hadden inmiddels 6,4km gelopen. Het pad wrong zich vervolgens tussen de Crête de Pece en de Rochers des Marapas door en wij deden daaraan mee.

Even na kwart over elf stonden we op de Col de Dormillouse. Het uitzicht was daar schitterend: foto's!!. (Zodra mijn panorama-compilatie klaar is, zal ik hem opnemen in dit verhaal.)

Jacomine ging ondertussen onverdroten op weg naar de volgende col en dat betekende natuurlijk eerst weer een stukje omlaag. Maar die daling bleef beperkt: we draaiden als soepballetjes langs de rand van dit enorme bord.

Nauwelijks 20 minuten later stonden we op de Col de la Lauze (2530m) met een schitterend uitzicht op de col van zojuist.

Een half uur later namen we een uitgebreide rust, met mooi uitzicht over de Col de la Lauze. Ondertussen keek de Mont Chaberton van links dreigend op ons neer.

Even verder liepen we mis. Dat wil zeggen, een pad splitste zich; wij namen het westelijke, het rechterstuk. Na ongeveer een kilometer kwam er een (nee, het) pad van links, met markering.

Moesten we nu naar links en omhoog? Na enig zoeken (12 minuten!) ontdekten we dat ons pad (van onder) was afgekruist. Kortom, we hadden een eigen variant gelopen. Na verder dalen kwamen we boven een dorpje. Was dit Montgenèvre? Dan klopte er niets van de kaart en/of de markering. Nadat we (met het pad) naar rechts waren gedraaid, werd duidelijk dat we zojuist hadden uitgekeken op het Italiaanse dorp Clavière en dat nu Montgenèvre voor ons lag.

Het dorp doorlopend (dààr gaat de route en niet langs de N94, zoals de Topo aangeeft) kwamen we op het centrale plein, waar zich H**Valerie bevond. Dat stond op mijn lijstje en daar (dacht ik) zouden ook de Walen binnenkomen. Ja, er was een kamer vrij, maar er werd deze avond geen repas opgediend.

Na het gebruikelijke wassen zijn we even naar het OdT gelopen om daar te proberen een overnachting in de buurt van Briançon te regelen. Dar lukte niet. Toen we naar buiten stapten, begon het te hozen.

Jacomine vroeg zich af hoe het de Walen verging. Ondertussen gingen wij, zoveel mogelijk onder luifels lopend terug naar de binnen“stad”, alwaar we een drankje dronken. Het café bleek tevens een (goedkoop) hotel te runnen. In het algemeen kan gezegd worden dat er in dit dorpje altijd wel een onderkomen te vinden is, zelfs een GdE: “l’Azalée”. Later, in het restaurant “Le Refuge” waar we aten, bleek dat de Walen onderweg geen regen hebben gehad en pas binnenkwamen na de ergste buien. Zij zaten in een ander hotel dan het onze. We aten een (1) Salade Italien en (ieder) een steak. In plaats van het uitdelen van een menukaart ging men rond met een soort schoolbord met de (beperkte) mogelijkheden.

We hebben die dag in 3¼h 14km gelopen. Alleen al vanwege de regen was dòòrlopen geen optie. De temparatuur schommelde deze dag tussen de 22-26ºC.

 

< Home >

 

Woensdag, 2 juli 2008: Montgenèvre – Villard-St-Pancras (GdE Le Bois de Barracan, DP; € 63)

De volgende ochtend, na het PD, liepen we verder door het dorp en even langs de N94. We liepen over een historisch belangrijke weg: de pas bij Montgenèvre is de enige die iedere winter begaanbaar is, Caesar, Karel de Grote, Karel VIII en Napoleon wisten dat en maakten daar gebruik van. Je begrijpt dat het een heerlijk idee is te weten dat Napoleon de weg nog persoonlijk geasfalteerd heeft. Overigens kunnen we geen bijdrage leveren aan de discussie of Hannibal de Col (en weg) bij Montgenèvre nu wel of niet gebruikt heeft: we hebben daarvoor (en daartegen) geen aanwijzingen gevonden. (Jan Blokker jr. was er nog niet; zie zijn Volkskrantverslag.)

Ondertussen bracht een brugje ons over de Durance en in een (even) nogal drassig gebied, netjes met vlonders vergemakkelijkt overigens. Het pad ging na enige tijd over in een piste in een bossig gebied. Rond kwart over negen was er wat onduidelijkheid over de weg. Een kwartier later namen we een korte rust (en een foto van het dal van de Claree, met in de verte natuurlijk Plampinet)

en na nog eens 10 minuten (en na 5¼km) passeerden we de afslag naar La Vachette. Nu werd Briançon, met (rechts) één van zijn forten zichtbaar.

Ruim een half uur later (en 2,5km verder) liepen we door Le Fontenil (met GdE). We hadden bijna 8km afgelegd.

Hierna namen wij een kwartiertje rust, waarbij ik ook de gîte in Villard-St-Pancras belde. Ja, er was ruimte. (Het was vooraf een heel gepuzzel geweest waar het nuttig en verstandig was te overnachten. Gister werd in Montgenèvre duidelijk dat verder lopen (naar Les Alberts, La Vachette of Le Fontenil) niet erg handig was (bijvoorbeeld omdat het zo regende). Vandaag wilden we een uitgebreid bezoek aan Briançon brengen (Briançon is, schreef Collins, “worth more than a fleeting visit”.), maar toch een zo gunstig mogelijke uitgangspositie voor morgen (en voor overmorgen) zien te krijgen.

Om 11.00h zetten we de aanval in: de brug was al snel gepasseerd.

Hierna dwaalden we systematisch door het vestingdeel van de stad en namen om kwart over elf een cappucino-pauze van bijna een half uur op het centrale plein. Hierop staat een merkwaardig beeld: kitsch?

Jacomine vindt in ieder geval dat ik beter wat meer aandacht aan de architectuur van het stadje had mogen besteden en inderdaad, de Noorder- en Westerpoort waren beslist wel een foto waard. (Dat ik het idee heb dat ik daar daadwerkelijk geprobeerd heb het fotograferen, helpt natuurlijk niet.)

Ondertussen trokken we in ZW-richting modern Briançon binnen, om bij de Shopi de nodige inkopen te doen, geld te trekken en in het parkje er tegenover nog ontspannen wat in de schaduw te zitten luieren. Ter viering van onze aanwezigheid trok een groot militair convooi voorbij. Het relativeerde Collins opmerking “Today the garrison is much smaller and trains troops in mountains warfare”. Ze leken in voorbereiding op Afghanistan.

Tien voor half twee maakten we ons op voor het restant van onze dagtocht. We liepen langs het station (2 hotels: H.de Paris en H.de la Gare) en passeerden het (voor)stadje Pont de Cevières. Hier pakten we de route weer op en liepen een enorm stuk om om onze gîte te bereiken. Wel aardig, het was immers een mooie dag, maar als je meer haast hebt om de gîte te bereiken, dan kan dat best via de doorgaande weg. Nu passeerden we eerst de Pont Baldy en gingen daarna klimmen. De weg bleef een piste en korte tijd liep er een enorme buis langs de weg, bij wijze van een modern aquaduct.

In Sachas vroeg ik een oud vrouwtje de weg. Hoewel wat hardhorend, kon ze mijn Frans uitstekend volgen en vertelde dat we bij de volgende afslag rechts steil omlaag moesten, naar de kerk om vervolgens linksaf enige tijd door te lopen. Halverwege deze tocht kregen we ondersteuning van verwijsbordjes en even naar drieën stonden we voor GdE “Le Bois de Barracan”, onze eerste GTA-gîte.

Hier moesten we, zoals de beheerster mij al telefonisch had meegedeeld, wachten, want ze zou pas om vier uur aanwezig zijn. Dat was geen vervelende opgave. Er stonden stoeltjes, er was een aardige Nederlandse cyclist (Hij vertelde ons dat een zekere “Koos” ons voorafging) en het weer was ook nog steeds goed.

Toen de gardienne er eenmaal was, kon er gewassen worden. Later liep de gîte vol met “onze” Walen en een paar andere Nederlandse fietsers. Met die laatsten hadden we deze dag nauwelijks contact; we vonden ze nogal lawaaiïg. Met de Walen was het lachen; logisch dat er geen België bestaat, want ...... voorafgaan aan het eten werd er verschrikt gereageerd toen bleek dat wij aan “hun” tafel (“lopers bijeen”) waren toegevoegd. Wie moest er naast ons zitten? Dat bleken Pierre en de dame te zijn waarmee we in de praktijk boven Plampinet hadden gecommuniceerd. Waarom al die toestanden? Wel, de overigen spraken geen woord Nederlands en waren blijkbaar bang voor ons Frans. Zo mallotig heeft geen Fransman ooit op onze eventuele (ver)taalproblemen gereageerd. En dat terwijl ze ons nog geen woord Frans hadden horen spreken. Met Pierre en bovengenoemde dame was overigens best een redelijk gesprek te voeren. We hebben daarbij de Vlaams/Waalse kwestie er maar buiten gelaten. Wel gaf hij ons een verklaring en verontschuldiging voor het feit dat de meeste Walen geen Nederlands spreken: zij hebben het, ocharme, alleen maar op school geleerd. Zelf werkte hij aan de Nouvelle Université de Louvain. De wijze waarop de Francofonen uit de Universiteit van Leuven waren gedonderd had blijkbaar diepe voren achtergelaten.

Hierbij bleef het echter niet: de gîte beschikt over een goede bibliotheek met o.m. een paar uitstekende flora’s. Toen Jacomine daarvan één doornam, kwam een van de Walloonsen naast haar staan en sprak haar verbazing erover uit dat Jacomine een Franstalig boek las. Snedig reageerde die door op te merken dat Frans nu ook weer niet zo moeilijk was om te lezen (jawel, “en français”!).

Het bleef hier niet bij: het werd tijd om naar bed te gaan. Opnieuw een heel gedoe over de vraag wie nu met die Nederlanders een kamer moest delen. Inderdaad, de discussie speelde zich af in onze aanwezigheid, ongenereerd, alsof we het gesprek niet konden volgen. Natuurlijk waren Pierre, nu met zijn vrouw, en een wat bedeesde dame de sigaar. Die nacht hebben we, speciaal ten bate van hen, in het Frans gedroomd.

We aten (o.a.) sliertjesvlees. Je begrijpt dat de Walen hier nog nooit van gehoord hadden.

We hadden deze dag in minder dan 4 uur 18km gelopen. Zo snel is het ons verder niet meer gelukt, maar we hadden deze dag dan ook veel pista’s en (wat) asfalt.

 

< Home >

 

Donderdag, 3 juli 2008: Villard-St-Pancras – La Chalp (GdE La Teppio, DP; € 61.20 + 0.80 taxe)

Vroeg eruit, net als de Walen, die hierom speciaal gevraagd hadden. Zij waren inmiddels, werd ons verteld, iets uitgedund. Eén van hen had vannacht enorme pijn gekregen. In het ziekenhuis te Briançon bleek hij last te hebben van een niersteen. Zeker, veronderstelde men, omdat hij gister te weinig gedronken had.

Na een groet en kort gesprekje met de Nederlandse fietsers gingen we om 7 uur al op pad. Eerst moesten we weer aansluiting maken met de route, om daarna de Torrent des Ayes te volgen. Over de wijze waar de Walen hun rondje maakten, werden we nu geïnformeerd. De auto die hun bagage vervoerde, werd tevens gebruikt om de afstanden zoveel mogelijk te verkorten. En zo zagen we het eerste groepje (de zwakste loopsters) aan ons voorbijgaan tot waar de weg (even) een lastige piste wordt. Na een korte stokkenpauze, haalden we ze al snel in.

In de eerste zigzag van de weg ontdekte ik dat het pad, anders dan in de Topo staat, naar rechts afslaat en stevig gaat stijgen. Door het geboomte heen konden we zien dat de dames, die inmiddels van het tweede groepje versterking hadden gekregen, dit niet in de gaten hadden. Anders dan ik (ik herkende teveel neerlandofoben), riep Jacomine hen op het juiste, bepaald niet rechte pad. Veel maakte dat overigens toch niet uit; hoewel het een mooi stukje was, kwam dat binnen een half uur toch weer op de weg uit, de weg naar Chalets des Ayes.

Rond acht uur begon het te regenen; ruim een half uur later bereikten we het gehucht, na ruim 6 km.

Hier was een gelegenheid wat te gebruiken, maar we vonden het nog te vroeg en liepen door. Het werd weer even droog, mooi moment om tijdens een korte stop een alpenweide te fotograferen, maar deze dag zou gemiddeld een natte worden. Opnieuw begon het te regenen, nu zo dat we bij de Chalets de Vers le Col een overkapping zochten voor wat te eten.

Juist toen we, na een stief kwartiertje, op het punt stonden verder te gaan, ging de deur van het tegenoverliggend chalet open en vertelde een man dat er enkele honderden meters terug een chalet open was om te kunnen schuilen. We dankten hem hartelijk voor de mededeling en vervolgden onze weg, omhoog.

Bovengekomen heb je een schitterend uitzicht over het dal. Terwijl Jacomine de pas bereikte (10.57h),

deed ik wat onderzoek aan het verijsde sneeuwveld achter de top (aan de zuidzijde!). Dat was niet iets om gedachtenloos mee te spelen: eenmaal halverwege zouden je stokken je niet meer kunnen houden! Omzichtig eromheen dus, via een non-GR-paadje. Ik nam dat toch iets te krap en gleed uit; de enige keer deze vakantie. Waarschijnlijk was dat de oorzaak van het kleine scheurtje dat er nu in mijn korte broek zit. (Overigens: we hebben op de route alleen maar in een korte broek gelopen; de temperatuur stond dat toe; ook als het regende.)

Even later waren wij het ijsveldje gepasseerd, op weg naar beneden. Het eerste stuk verliep slingerend, maar niet al te ingewikkeld. Er was een leuk uitzicht op het gehucht l’Eychaillon.

Toen we daar om tien voor twaalf aankwamen, zagen we voor ons een enorm shofel-achtig voertuig te weg voor ons maken/herstellen/vervangen(?) Het resultaat zag er imposant uit, maar we zijn er zo snel mogelijk langs gegaan. Beneden, op de parkeerplaats, hebben we een half uurtje middagpauze gehouden (met een schitterend uitzicht op de weg en de Pré Premier).

Hierna liepen we over een enorm, bebost kampeerterrein; deels over de piste, deels over afsnijdende paadjes, niet erg interessant. Het begon weer te regenen. En zo passeerden we Brunissard (met GdE) en waren voor half twee in La Chalp. Gîte La Teppio was snel te vinden en ja, er was plaats. We kregen een 5-persoons dortoir.

Er stond een hele stapel bagage voor en ik meende dat deze van de Walen was. Dat bleek later onjuist. De Walen hebben we niet meer teruggezien. Toen de eigenaren van de bagage binnenkwamen, bleek dat het Fransen waren die een “boucle” aan het doen waren (met bagagevervoer en onder aanvoering van een gids/begeleider). De route moet de GR58 (Tour de Queyras) zijn geweest. Zij kregen andere slaapruimten toegewezen. Ons dortoir hielden we voor onszelf.

Na het onvermijdelijke wassen hebben we een beperkt rondje door het dorp gemaakt. De 2 hotels zijn in de onmiddelijke omgeving; bij La Borne Ensolleillée hebben we onze traditionele dronk genomen.

Daarna Intersport in: ze hadden uitverkoop. Jacomine schafte zich voor €9.95 een McKinley-T-shirt aan ter vervanging van haar de rode, dat (naar haar zeggen) ieder moment uiteen kon vallen, maar toch pas aan het eind van de vakantie in de lorrenmand terecht kwam.

Aan tafel zaten we met een drietal jonge knullen. Eén ervan stelde er een eer in het gesprek met ons te onderhouden. Dat deed hij uitstekend, maar hij had dan ook geen Nederlands op school gehad. Hij deelde de soep en de taart. Hier kregen we die buitengewone, eerder genoemde kaasplank, maar wat we verder aten weet ik niet meer. 

 

< Home >

 

Vrijdag, 4 juli 2008: La Chalp – Ceillac (GdE Les Baladins, DP; € 63,60)

Deze dag zou een zware worden. Oorspronkelijk dacht ik halverwege van de route moeten om in Ville-Vieille een onderkomen te zoeken, maar het was de vorige dagen zo goed gegaan, dat ik het wel aandurfde om meer dan 25km te lopen en, wat belangrijker was, Jacomine ook. Tot nu toe hadden we de eerste dag ruim 22km (met een stevig hoogteverschil), met de dag daarop een soort vakantiedag van nog geen 14 km. De drie dagen erna schommelde het aantal km’s rond de 18 (±1). Ook nu was het zo dat er na onze volgende halte (Ceillac) een tamelijk rustige dag kon, nee, zelfs moest volgen.

En zo vertrokken we na het PD om kwart voor acht uit La Teppio, nadat Jacomine nog even terug was gegaan om de vergeten wijn af te rekenen. Bij het verlaten van La Chalp passeerden we Le Viso. Dit is een soort GdE. Hadden de Walen daar gezeten? Er was geen spoor van vast te stellen.

We gingen nu omhoog naar Les Maisons, waar we ruimschoots voor half negen en na ruim 3km aankwamen.

Hierna misten we waarschijnlijk een merkje (of er was een route-omleiding, want het paadje dat we nu omzeilden, liep door de velden en was erg steil en erg smal). Hoe dan ook: om negen uur waren we bij het Lac de Roue, waar we tien minuten hebben gepauzeerd. Er zat weer ruim 5km op.

Na eerst een tamelijk vlak stuk, ging het hierna steil omlaag; in het laatste half uur daalden we van 1743m naar 1350m, maar dat wel in een bosachtige omgeving. Het was dan ook niet overdreven zwaar.

We hadden even door half tien een schitterend uitzicht op Château-Queyras, dat iedereen inmiddels kent van een van de Tour-etappes van 2008.

Om tien uur zaten we, onder het genot van een kop koffie klaar om de karavaan te zien passeren, maar toen bleek dat we daarvoor nog een week of wat moest wachten, zijn we verder omlaag (route-omleiding!) gegaan om de rivier te aanschouwen waarover Maarten Ducrot van die bloedstollende verhalen zou gaan houden. Nog even een foto van het fort gemaakt. Inderdaad, net als Briançon een (her)schepping van Vauban, maar (zoals ik her en der ook Fransen meedeelde) zijn ideeën over vestingbouw waren gebaseerd op die van Simon Stevin. (NB. Spreek dat in een Franse zin eens op z’n Nederlands uit!)

Na een half uurtje eetpauze op de helling tegenover het fort, gingen we weer verder, langs de Guil; inderdaad, stijgend, we waren immers op weg naar de Col Fromage. We tipten hierbij van tijd tot tijd de weg even aan.

Kortom, die middag gingen we van 1350m naar 2301m (om daarna weer te dalen tot 1640m). Op zichzelf zou dit, met z’n 15km niet eens zo’n slechte GR-dag zijn, maar we hadden anders besloten.

Tussen half één en één namen we een pauze op een schitterende Alpenweide.

De plantenweelde was overdadig: we hebben o.a. de Stengelloze Silene, Wilde clematis, Alpen- en Gletsjerrapunsel, Stengellose en Gele Gentiaan, Bergboterbloem, Berghuislook, Trollius, Wilde Akelei, Alpenanjer, het Alpenroosje, diverse Steenbreek- en Klaversoorten (waarvan de bloemen donkerder gekleurd waren dan bij ons), Alpenvlasleeuwenbek, (uitgebloeide) Lenteanenoom en de Grote Ratelaar gezien. In dit lijstje ontbreekt de Edelweiss. Ja, jammer. Wel nog 2 à 3 orchissoorten: Bos- of Gevlekte Orchis, Vogelnestje en misschien de Knolorchis.

Het bleef ondertussen een schitterend landschap: links van ons flankeerden de Pointe de la Selle en de Rasis de route. Ook aan de andere kant was er een schitterend uitzicht, omlaag. Reden om voorzichtig verder te gaan.

In die periode passeerden we een paar dames, die later Noorsen bleken te zijn, en kwam ons een stel Fransen tegemoet die (zonder kaart) niet wisten waar ze heen moesten. Nadat ik ze met behulp van mijn kopiën had laten zien waar ze heen moesten voor de refuges van Montbardon en Bramousse, kwam iemand hen achterop die blijkbaar hun gids was. Zonder veel praatjes koos hij zijn route en volgden de anderen.

Even na half drie waren we boven ...

... en gingen we, na een korte pauze, weer omlaag. Nu met een aantal gammele “main-courantes”, die er overigens niet waren om te voorkomen dat we neer zouden storten, maar om ervoor te zorgen dat we om het pad bleven, opdat de benedenliggende dorpjes geen steenlawines te verduren kregen. Voor ons staken de opdrachten voor de volgende dag hun toppen al uitdagend omhoog. Om kwart voor vier waren we op hoogte van Le Villard (na 23km) en met een mooi uitzicht op Ceillac.

Al dalend nog wat babbelend met een oud Frans echtpaar kwamen we in het dorp aan. Er is een aankondiging dat de gîte “en basse” van het dorp te vinden is. Wel, pas “achterin” word je verder naar links verwezen. Maar daar staat hij dan ook: groot en goed onderhouden. Tien over vier waren we binnen.

De gardienne moest lang denken over de vraag of er wel plaats was. Dat moet wel als straf bedoeld zijn voor het feit dat we niet hadden gereserveerd, want er bleek ruimschoots plaats genoeg. We kregen een dortoir toegewezen waarin zich lang niemand anders liet zien en dat fraai gesitueerd was.

Snel een waslijntje aan een trap gehangen en gewassen, geld opgenomen en boodschappen gedaan (vooral fruit). Verder naar de Refuge in Maljasset gebeld, want met al die groepen op de weg vond ik het wat riskant worden. Niet alle gîtes waren zo groot als die van Ceillac en niet overal was veel alternatief. Ik werd uiterst efficient te woord gestaan. Herhaling van naam en moment van reserveren, met het verzoek dat telefonisch te annuleren wanneer er iets tussen kwam. Zò had ik het nog nooit meegemaakt.

Uiteindelijk kwam er een groep van een man/vrouw of zeven de bevolking van het dortoir uitbreiden. We hadden er weinig contact mee. Aan tafel zaten we met een ouder en een jong echtpaar, waarmee goed ervaring uit te wisselen was. De oude man wist veel van de omgeving en kon daar buitengewoon humoristisch over vertellen. We kregen, verrassing voor iedereen, na de soep vis te eten (omdat het vrijdag was?)

’s Avonds hebben we, voor het slapengaan, nog een rondje dorp gemaakt. Al eerder hadden we boodschappen gedaan, geld getrokken en een bezoek aan het OdT gebracht. “Non, er is gèèn hotel in La Grande Serenne, hoewel een Engels boekje (inderdaad, dat was Collins) dat maar vol blijft houden.”

 

< Home >

 

Zaterdag, 5 juli 2008: Ceillac – Maljasset (CAF-Refuge; DP; € 58.40 [NKBV-korting], 1 jus € 2.50, 1 Tourment des Alpes € 5.70; ½l rouge € 6, 2 koffie € 2.40)

De volgende ochtend een snel ontbijt. Jacomine rekende af en daar ging het iets na achten voor een korte, maar intensieve dag: we zouden naar 2700m gaan.

Hoewel de Topo weinig zegt over de moeilijkheidsgraad van de verschillende collen, had Collins op blz.119 de Girardin en de Pas de la Cavale als twee lastige genoemd: “The traverse of the Hautes-Alpes takes GR5 over its highest cols (apart from Iséran [en Chavières, JBo]): Girardin and Pas de la Cavale. There may be no permanent snow, but this is lofty, remote country which deserves to be taken seriously. The terrain is often rough and stony, gradients sometimes very steep and usually lengthy, but for the well-prepared walker the rewards are considerable. Some of the most stunning high-mountain scenery on the entire GR5 is to be found in this stage”. We hadden dan ook beiden het gevoel dat er vandaag iets op ons te wachten stond: het was de hoogste col van deze vakantie èn de op één na hoogste ooit gedaan binnen de GR5 (of GR10).

Het eerste deel van onze route ging eerst terug naar het dorpje ...

... en daarna “gewoon” langs de D60. Eerder dan de kaart aangeeft, werden we daar (na 2,6 km) middels tekstbordjes vanaf (en rond de camping) geleid. Aan het van de omleiding werd duidelijk wat er aan de hand was. Het brugje bij Pied du Mézélet mocht niet meer gebruikt worden. We waren juist het Hotel “La Cascade” gepasseerd en even verder lag de GdE “Cime du Mézélet.”

Om kwart voor negen deden we onze truitjes uit (een bijna dagelijks weerkerend ritueel) en begonnen het echte klimwerk. Een prachtig traject ...

... dat wel tussen half en kwart voor tien een korte pauze vroeg. Hier passeerden ons een stel Franse dames, die we een half uurtje later weer inhaalden, bij een prachtige waterval.

Om half elf was het klimmen even over en zag ik een rotskruiper langs vliegen. Dat moeten betekenen dat we eerder al sneeuwvinken hebben gezien (o.a. de eerste dag), maar mijn aantekeningen zijn daar nogal schimmig over. Even later bereikten en passeerden we het Lac des Prés-Sébeyrand, dat in de omgeving gemakshalve doorgaat voor het Lac Mirrior.

Na dit schitterende meer volgde een wat minder interessant stukje, dat via een fel klimmetje uitkwam op de collet de St.Anne. Het maakt het de automobilist overigens wel mogelijk diep dit dal binnen te dringen. (Inderdaad, er gaat ook een piste omhoog.) Boven rustten we even en controleerden we, Hans en Grietje indachtig, of de terugweg nog wel te vinden was. Wel, daar hadden de markeerders geen moeite mee gehad; ik heb een foto met verschillende merkjes.

m twaalf uur kwamen we bij het meertje en de kapel van St.Anne aan.

Op mijn  foto lijkt er bijna uitgestorven, maar dat komt door mijn cameratechniek, achter het kappeltje zit een hele Nederlandse familie. Op de rest van de helling (en langs het meertje) een groot aantal Fransen, want anders dan GR-gangers, heeft een aantal mensen het idee dat je best met een auto naar een P-plaats kunt rijden om dan een (half) uurtje te lopen, een leuk tijdje te zitten, te eten en te babbelen om vervolgens weer de auto en je nachtverblijf op te zoeken.

Even na half één gingen we, als enigen, verder omhoog. Dit gebeurde in twee fasen: in het eerste deel gingen we naar het zuidoosten. Het was er nog steeds groen, maar dat werd (natuurlijk) wel minder. Aan onze rechterzijde lag de schitterende Crête de la Font Sancte.

Pas op “het laatste moment” draaide het pad naar het zuidwesten en ging verder zigzag omhoog. Het pad werd smaller en het verloop steeds steiler.

De klim duurde ongeveer drie kwartier. Onderweg hebben we geen stop gemaakt. Dat liet het pad ook niet toe. En toen stond ik, iets eerder dan Jacomine, om 13.25h boven en had een schitterend uitzicht. 

We hebben 6 minuten gebruikt, om op adem te komen. Daarna ging het snel omlaag; niet omdat wij dat zo graag wilden, maar omdat het pad dit vroeg: het was smal, glissig en steil.

Jacomine vond, later desgevraagd, dit de lastigste afdaling die ze ooit gedaan had. Pas na de eerste 100-150m werd het allemaal wat normaler en konden we “fluitend” en slingerend omlaag.

Tien minuten later lag de Girardin al een stuk achter ons en konden we gaan genieten van een marmot die ons voortdurend waarschuwend fluitend in de gaten hield en van de groenere omgeving. Dit betekende niet dat we nu een beetje konden gaan wandelen. Een half uur nadat we boven hadden gestaan passeerden we de Cabane de Girardin en keken terug op het slagveld achter ons. Geleidelijkaan veranderde het weer. De wind wakkerde aan. Dat zou en rol gaan spelen bij de vraag of we zò (binnen tien minuten) we rechts of linksaf zouden gaan.

Collins schrijft in zijn boekje over de rèchter afslag : “GR5 continues SW on a very thin path above high cliffs and is quite exposed for a short section. Thereafter it descends relentlessly and fairly steeply towards the hamlet” (La Barge). De (vertaalde) Topo schrijft echter over de lìnker afdaling: “Warning: One rather steep stretch of this descent, crossing schists, may be slippery in wet weather.”

Nu was het momenteel niet nat, maar de wind trok, zoals gezegd, steeds meer aan.

Kiezen tussen deze Scylla en Charybdis was voor Jacomine niet moeilijk: rechts was met deze wind echt gevaarlijk en links bracht ons zo snel mogelijk naar de refuge. Het is niet makkelijk om vast te leggen hoe moeilijk dit pad was; ik had er mijn handen redelijk vol aan. Ook omdat het niet gemakkelijk was de juiste koers te bepalen. Op ruime afstand voor ons stonden twee steenmannetjes. Het kostte enige moeite vast te stellen dat we het best op de linker konden koersen. Toen het allemaal wat kalmeraan ging, vijf minuten later, kregen we zicht op Maljasset, met, wat we toen nog merkwaardig vonden, de kerk een stuk buiten het dorp.

Acht minuten later was er, terugkijkend, van de zwaarte van onze tocht niets meer te zien.

Hoewel er een weersomslag op komst was, hebben we nog een rustpauze genomen. Die hadden dat in eigen ogen verdiend (en nodig). Tien minuten later liepen we naar de gîte, aan het begin van het dorp.

We werden meteen naar onze matrassen gebracht, waarna we ons konden inrichten. Op ons dortoir sliep nog een tweetal meiden, een man alleen (die later een Zwitser bleek) en twee gezinnen (waarvan één Italiaans) met kinderen. Het dortoir was daarmee niet afgeladen, maar wel redelijk vol. Om in het dortoir terecht te komen, moest je bijna bergervaring hebben. Als je van beneden uit een trap opging, diende je ongeveer halverwege over te stappen op een trap die links naar boven ging. Terug naar beneden was uiteraard nog lastiger, maar daarbij kon een links aangebrachte “main-courante” hulp bieden.

De twee meiden zaten met ons en twee jonge man/vrouwstellen die samen optrokken, bij het eten aan één tafel. Veel communicatie tussen de groepen was er niet.

Ik kreeg hier voor de tweede keer inzage in een kaart waarop de Via Alpina stond (de eerste keer was in La Cros geweest) en nam mij voor eens te bestuderen welke delen wij daarvan inmiddels gedaan hadden. Het antwoord zal in Roya bekend worden.

’s Avonds hebben we nog even een wandeling naar de kerk gemaakt.

We hadden in 5 uur 15km gelopen, met stevige hoogteverschillen en twee bijzondere uitdagingen: de Girardin en het stuk na de splitsing; we konden er goed mee in slaap vallen.

 

< Home >

 

Zondag, 6 juli 2008: Maljasset – Fouillouse (G-A «Les Granges», DP (+taxe) & middagmaal; €64,48+38,70)

De volgende ochtend waren we er weer vroeg uit. Na het PD en het afrekenen, met de onvermijdelijke grappen over de Club Alpine Neerlandaise en het inpakken van de Prunes d’Agen (en de vraag waar we heen gingen; ja, het was de ideale gardien) vertrokken wij om 7.52h voor wat een korte, oninteressante tocht diende te worden. We zouden weliswaar iets meer dan de vorige dag aan kilometers lopen, maar volgens de kaart alleen maar over asfalt. We hebben het geweten: weergoden en FFRP hadden iets anders met ons voor!

We dienden eerst een stuk over asfalt te lopen, maar, zoals ongeveer 45 minuten later bleek, kan dat best tot verrassingen leiden: de helft van de weg was weggeslagen.

Ruim een half uur later hadden we na de Pont Vouté (op 5,9km) een korte rust achter de rug en waren we op weg naar St.Antoine. Het weer begon te dreigen. Toen we bij het kapelletje van het dorpje aankwamen, hadden we een schitterend uitzicht op de Pont du Châtelet (ja, daar moeten we nog over) en een idem op enkele regenwolken.

Bovendien dreef er een enorme regenbui boven ons hoofd, het was letterlijk een donderbui. We deden onze capes aan. Jacomine vroeg zich nog even af of het verstandig was verder te gaan. Prompt stopte er een auto en vroeg de bijrijdster of we in wilden stappen (“monter”). We waren inmiddels al drijfnat en alleen al daarom was het antwoord “Nee, maar hartelijk dank voor het aanbod”.

Een kwartiertje later draaide de weg naar het zuidoosten. We waren van 1910m tot 1625m gedaald en hadden 8,6 km gelopen; we waren er bijna. Eerst moesten er natuurlijk rond de brug nog wat foto’s gemaakt worden. We zagen Grande (en Petite) Serenne, dat dorpje waarvan Collins had gemeld dat er een hotel zou zijn.

We hadden mazzel: toen we rond tien uur in een bocht van de weg een rust wilden nemen, werd het droog. De auto waarmee we mee hadden kunnen rijden, kwam weer eens langs en de inzittenden konden vaststellen dat we niet verdronken waren. Na een half uurtje rust ontdekten we dat we de weg dienden te verlaten om een steil pad omhoog te nemen.

Dit was dus de verrassing van de FFRP: Voor de rest van de route hebben we ruim een half uur nodig gehad, met drie rustjes onderweg om even adem te halen; het eerste deel was steil en bracht ons naar 1940m (binnen dat half uur dus!), daarna (maar nog steeds binnen dat ....) daalden we naar 1900m, kwamen boven een P-plaats en via een tuin bij een huis waar ik vroeg of dit de gîte was. En dat was zo.

Het weer werd beter en op het terras dronken wij overeenkomstig de traditie en aten een (Jacomine wat tegenvallende) myrtilles-taart en later een verrukkelijke omelette-champignons.

Kijk, het merkwaardige was dat ik voor de dagen Ceillac-Maljasset, Maljasset-Fouillouse en (morgen) Fouillouse-Larche resp. 13km, 13,7-15,6km en 14-16km had geraderd/berekend. In de praktijk gaf de GPS aan: 15,1-12,0-13,8km. Nu lijkt het dat dit alles best in 2 dagen had gekund en daarom had ik (gelukkig) in Ceillac naar dat hotel in Grande Serenne gevraagd. Om nu vast een beetje vooruit te lopen op het vervolg: de eerste en de laatste dag van deze reeks zijn op zich te zwaar om daar nog maar “even” iets anders aan te koppelen en de dag van Maljasset naar Fouillouse heeft behoorlijk wat (onverwacht) energieverlies opgeleverd. Kortom, zoals het ging, was het goed.

We werden ondergebracht in een dortoir met een getralied venster. Jacomine zag onmiddellijk de enorme voordelen daarvan: een ideaal sokkendroogrek. Door onze medebewoners werd van deze ontdekking al gauw meegeprofiteerd. Het was een ex-marineman/marinier, zijn charmante vrouw Françoise en zijn zuster, die vanwege enige doofheid, geen deelnam aan de geanimeerde gesprekken die zich ontwikkelden, nadat het ijs eenmaal gebroken was. Zij liepen een deel van de GR van zuid naar noord. Ik heb ze dan ook een paar vragen over ons vervolg gesteld. We komen daar nog op terug. Ook de Zwitser nam daaraan, bij het eten (soep en pasta met rundvlees), uitdrukkelijk deel. Dat deed hij (alleen) in het Frans; we ontdekten (later, in Bousiéyas) dat zijn Duitse woordenschat niet veel verder ging dan “Käse” en “Danke”. Zijn uitleg was dat hetgeen je op school leert, niet blijft hangen. (Een mistroostige opmerking voor iemand die onderwijsgevend was, èn waar hadden we dat wie ook alweer horen zeggen...?.) Hij was ondergebracht in het dortoir met het balkonnetje. Met andere, tijdens het (uitstekende) eten aanwezige, gasten hebben we slechts weinig contact gehad. De gîte was voorzien van een uitstekende bibliotheek, met flora’s e.d. en een boek waarin door middel van foto’s een impressie van “de” GR5 (van Thonon af) werd gegeven. Een schitterend blader- en kijkboek. Ook heb ik mijn eigen routegegevens vergeleken met een aldaar aanwezige versie van de Topo. (Niet alle wijzigingen die we in het veld tegenkwamen waren daar overigens al in opgenomen.)

’s Middags nog maakten we een tochtje door het dorp. Dat betekende, o.a., een bezoek aan het kerkje (alweer, zoals in Maljasset, buiten het dorp gelegen) en aan het begin (!!) van de GR6.

Toen ik daarmee vast een begin wilde maken, gaf Jacomine aan daarin niet mee te willen gaan: we liepen op teva’s. Later bekende ze dat haar knieën daartegen protesteerden. Wilde ze (nog) niet aangeven dat deze overbelast aan het raken waren?

Hoe dan ook: het werd tijd om te rusten, want de volgende dag wachtten er twee cols.

 

< Home >

 

Maandag,7 juli 2008: Fouillouse – Larche (GdE-GTA «Le Refuge», DP; € 64)

De volgende ochtend moesten we even op het ontbijt wachten, Jacomine keek om 6.37h vast hoe de weersvooruitzichten waren: wel, daar was nog weinig van te zeggen, maar het “morgenglühen” van de Alpen achter ons was een schitterend gezicht.

Uiteindelijk vertrokken we om 7.40h. Toen was de Zwitser al geruime tijd weg, met hetzelfde einddoel.

We liepen, zoals gebruikelijk een dal in (op) naar zijn aansluiting op een volgend dal. Het was een tamelijk smal (en kort) dal, dat van de Riou de Vallon. Dit stroompje overschreden we via een simpel brugje rond kwart voor negen.

Tegen half tien kwamen we op de Col du Vallonet aan (oorspronkelijk meende ik deze, gelet op de volgende pas, Col de Valdemort te moeten noemen (ja, ik ken mijn klassieken), maar daar leek geen enkele reden toe: het was een vriendelijke col. We werden daar, na 5,6km, achterhaald door een stel uit de gîte. Zij hadden, meldden zij, hun vrienden (van de andere tafel) in verband met enkel-problemen moeten achterlaten. Zij zeiden dat ze de (beroemde) Tour de l’Ubaye liepen, maar waarom ze dan even verderop een andere richting ingingen, snap ik niet; de GR56 namelijk loopt tot voorbij Larche gelijkop met de GR5.

Na het bestuderen van de (mijn) kaart en het uitwisselen van enkele beleefdheden, scheidden onze wegen. We liepen met onze capes "in de aanslag". Bij het verlaten van Fouillouse was de dreiging dusdanig dat we ze preventief aan trokken en inderdaad nodig hebben gehad.

Het terrein werd na de Col du Vallonet grimmiger: dit was geen vriendelijk komdal, zoals indertijd bij de Col de la Lauze. (Toch een beetje Valdemort?)

Het werd koud en winderig; de capes werden opgeborgen en de flees gingen aan. We hadden ook best onze handschoentjes aan kunnen doen. Verder bleek dat Collins ongelijk heeft als hij schrijft dat je maar 50m omlaag gaat tussen de Col de Vallonet en de Col de Mallemort. Volgens mijn hoogtemeter was het meer dan 250m en de kaart geeft een dergelijk verschil.

Uiteindelijk werd het terrein weer wat grassiger (en modderiger): een moment voor een rust. Uit het feit dat hij maar een kwartier duurde en Jacomine haar fleece daarbij niet uitgetrokken had, mag je concluderen dat het er niet echt aangenaam was. Vol goede moed gingen we vervolgens verder.

Het pad kwam uit op een piste (uit St.Ours) en deze liep door naar een aantal militaire gebouwen. Vandaaruit ging het weer verder, als pad, naar de Col de Mallemort.

Het was geen moeilijke col, wel een koude: de temperatuur was ternauwernood 12ºC en er was ook nog eens een vervelende hoeveelheid wind. Hoe dan de gevoelstemperatuur is laat zich raden.

Van bovenaf had we wel een mooi overzicht over de afgelopen anderhalf uur. Het was inmiddels even door elven en we hadden er 9,4km op zitten.

Hierna volgde de lange en vermoeiende afdaling naar Larche, niet zozeer omdat het pad lastig was,

maar enerzijds vanwege de steilten naast het pad, anderzijds het eindeloze zigzaggen met wegdraaien tot in het Ravine de Rouchouse. Larche was hierbij veelvuldig in zicht.

Na twee pauzes, de tweede een beetje beschut in het ravijn, kwamen we tegen 13h Larche binnen. Het werd nog hard lopen om droog onder de overkapping van de GTA-gîte te komen. Het begon te plenzen met een tijdje zelfs hagelstenen (“grêlons”). De foto’s van de gîte zijn dan ook later gemaakt; rond half vijf, aan het eind van het wassen. We hadden deze dag 13,8km in 4¼h gedaan.

De Zwitser zat op ons te wachten. Nee, er was op dit moment niemand. Nee, hij was niet over de Col de Mallemort gekomen, maar was omgelopen via de piste. Of hij daarbij tot in St-Ours was gelopen, vermeldt dit verhaal niet. Doorvragen bracht ons tot de volgende ontdekking: het was ons gelukt een bijzondere ontdekking te doen!! Er zijn vast gemzen met hoogtevrees en blijkbaar ook Zwitsers. In ieder geval had "onze" Zwitser daar last van. Na de Girardin had hij besloten verder alle lastige collen en alle crêtes te omzeilen. Dat was nog even moeilijk geweest bij de afdaling naar Maljasset. Hij had daar gekozen voor het rechterpad, want die afkruising naar links had hem duidelijk gemaakt dat dat de lastigste afdaling van de twee was. (Overigens leek hem het wonen in een plat land enorm saai. We hebben hem in zijn waan gelaten.)

Toen wij na enige tijd waren ingeklaard - en het weer  op- , maakten we een rondje door het dorp. Bij de OdT probeerde ik het weer eens voor elkaar te krijgen dat men voor mij zou gaan reserveren. Na enig aandringen deed de man het wel, maar kreeg slechts een antwoordapparaat. Later belde ik de gîte-communal de Bousiéyas (voor de volgende dag) zelf, omdat dat maar een kleine gîte was (12 plaatsen gaf mijn schema aan) en ik twijfelde over de vraag of H-R.Relais de la Bonette nog zou functioneren. Dat hoefde ik telefonisch niet te controleren: er was plaats (en repas!) in de gîte. Op zijn verzoek boekte ik vervolgens hier ook een overnachting voor onze Zwitser, van wie ik vanaf dat moment wist dat hij Jean-Claude Domenjoz heette. Toen ik hem achteraf zei dat het misschien toch makkelijker was geweest, wanneer híj even gebeld had, zei hij dat dit goed was geweest voor mijn zelfvertrouwen, de boef.

En passant belde ik ook nog de Refuge de Longon. Dat was vier dagen vooruit, maar er was mij verteld dat het een veel gevraagde refuge was, zonder uitwijkmogelijkheden. Als er geen plaats was, moest er gewacht worden of een omweg worden gemaakt over Beuil, via de GR52A. Dat was iets wat ik graag wilde voorkomen. En dat lukte: de refuge had plaats voor ons. Daarna zijn we even doorgelopen naar de andere GdE, waar we pils en koffie dronken en daarna naar de camping om in de enige “winkel” in Larche enkele noodzakelijke inkopen (o.a. yoghurt) te doen.

Daarna hebben we nog lekker in het zonnetje gezeten en “vooruitgedacht” over de volgende dagen.

’s Avonds aan tafel bleken er nog enkele gasten te zijn binnengelopen. In de eerste plaats twee heren, waarvan één, met paardenstaart, graag Engels sprak. Zij waren onderweg volledig verregend geraakt. Gelet op het feit dat zij de GR van Modane naar Menton wilden lopen en we ze niet in Fouillouse hebben gezien ligt het voor de hand dat zij deze dag van Maljasset waren komen lopen. In de tweede plaats was er een solist, die, tot onze hilariteit, maar ergenis van het slachtoffer, zijn slaapzak gezellig naast die van de Zwitser had gelegd. Daar was geen enkele reden voor: in dit dortoir was ruimte voor minstens tien mensen en we lagen er met zijn vieren. Het eten bestond uit een Salade Italiene (met courgette), rijst met kip en chocoladetaart met ijs.

We spraken met Jean-Claude nog even over de plannen voor de volgende dag. Je hebt het al begrepen: er was geen sprake van dat hij de Pas de la Cavale zou gaan doen. Hij koos voor de Col de Larche, om dan via de de departementale S21 (inderdaad, in Italië) door te lopen tot Granje en daar het dal van de Puriac in te slaan, om vervolgens de (grassige) Col de Pouriac te kunnen nemen. Daarna zou hij weer op de GR5 komen. Ik kende die route omdat Collins deze had aangeraden voor het ergste geval, met kennelijk plezier schreef hij: “If the “Lombarde” wind is blowing hard from Italy, it is possible for loose stones to fall from the ridge above, with unpredictable consequences!”. Voor het geval dat, had ik zelfs een aparte kaart gekopieerd.

Ja, het was duidelijk, de volgende dag kon wel eens de grootste uitdaging op onze GR5 zijn. In de eerste plaats die beruchte Pas de la Cavale, maar daarna kwam er nog eentje om het af te leren, niet zo hoog en waarschijnlijk minder lastig (maar toch maar weer een tweede keer omhoog). Daarbij was het aantal kilometers ruim 20. Collins maakte er een mooi verhaal van: “Soon the path traverses steeper, stony slopes and is itself composed of large fragments which make walking a slow and patient process. The S-side of the col is extremely steep and once the initial path waymark has been located, care is needed descending the zig-zags over loose scree and around rocks…… Looking back to the col … , it is hard to imagine how a walking route could have traversed the great bastion of jagged rock".

Natuurlijk had ik de marinier en zijn Françoise (in Fouillouse) naar eventuele problemen rond de Pas gevraagd, maar ze hadden ons niet kunnen helpen. Door een navigatiefout (komt dat voor in het Franse leger?) waren ze over de de Col de Pouriac en de Col de Larche gekomen (met daarbij die gruwelijke hoeveelheid asfalt). Het exacte verhaal was dat ze op hoogte van de afslag in een kudde met Pastous terecht waren gekomen. De dieren maakten het splitsingspunt onzichtbaar en leidde hen ook nog eens zo af dat ze er te weinig op de kaart hadden gekeken.

De gardienne was kort over mijn vraag over de “Lombarde”. Hij waaide niet. We hadden dus geen smoes de uitdaging niet aan te gaan. Maar eerst maar eens rustig slapen.

 

< Home >

 

Dinsdag, 8 juli 2008: Larche – Bousiéyas (GdE communal, DP; € 72.=)

Na het PD verlieten we de gîte om 7.50h. We waren de laatsten die vertrokken. De twee heren gingen ons zelfs 1½ uur voor. Het was koud (4ºC) en rijm overdekte de velden. We zetten er dan ook stevig de sokken in en hadden en hielden onze fleeces (voorlopig) aan. Iedereen kent natuurlijk het verhaal van de W-circulatie: na regen met een omweer klaart de lucht helemaal op, waarna deze in de loop van een veertien dag geleidelijkaan weer meer bewolkt raakt en er kans is op namiddagonweer, totdat uiteindelijk er weer cumulonimbus-wolken ontstaan en het verhaal opnieuw gaat beginnen. Wel, hiervan hebben we dit jaar 2½ week niets gemerkt. Alle voorspellingen spraken elkaar tegen en met behulp daarvan was slecht te plannen, zoals we nog zullen merken.

Wij zagen ondertussen links van ons de D900 (die verderop in de S21 overgaat). Wat we niet wisten, was dat Jean-Claude daar ergens liep. Hij had een afslag gemist en liep niet over het paadje dat goeddeels als vervanging kan gelden, maar over het asfalt. Hij vertelde ons (’s avonds) ons te hebben zien lopen. (Eén geruststellende conclusie kan de lezer hieruit trekken: we hebben de dag overleefd.)

Eerst liepen we ruim een uur langs de Ubayette. Het laatste deel hiervan voerde ons alleen nog maar langs het Mercantour-reservaat. Het was nu al meteen goed raak: een groot aantal Lys Martagons, met bloemen en al.

Bij de Pont Rouge gingen we het reservaat in. Op een grote P-plaats stond een stel auto’s. Gingen we niet alleen omhoog? Het antwoord was duidelijk: “Nee”.

Een uur nadat we het reservaat waren binnengegaan (het is dan even voor tienen en we hebben er ruim 9 km opzitten) kwamen we in de buurt van de Cabane Donnadieu. De weg was daar deels voorzien van “dailles” en middels bedrading probeerde men ook op andere manieren de erosie tot het uiterste te beperken.

Daarna ging het grazige deel van de vallei over in een meer stenig en even door kwart over tien zagen we een tamelijk grote waterval. Hoe kwam die aan zijn water?

Het antwoord werd even later duidelijk: we kwamen aan bij het Lac du Lauzaunier, waar we een half uurtje hebben gepauzeerd. Het was het doel van al die Fransen, maar het merkwaardige was dat een niet gering aantal alweer vertrok, voor wij verder gingen. Misschien wilden zij ons lijden op de col niet mee maken.

Bij het nu opnieuw bestuderen van onze route doet zich iets merkwaardigs voor. De kaart geeft een andere benadering van het meer weer dan wij hebben gedaan (die volgens de markering toch de eigenlijke route is); namelijk niet langs het kapeltje, maar langs de beek/waterval.

Om elf uur vertrokken we weer, nagefloten door een alpenmarmot. Zo’n twintig minuten later werd het pad wat steniger en hadden we een schitterend uitzicht over onze laatste anderhalf uur.

Vòòr ons uit torende een crête waar zich ergens de Pas de la Cavale moest bevinden.

Eerst moest een gué worden overgestoken. Het was er daadwerkelijk mogelijk water te scheppen, zo diep was de voorde.

Hierna werd onze “entourage” wel heel indrukwekkend.

We kwamen al boven de sneeuwgrens uit, voor we in een gruizige gedeelte terechtkwamen. We deden onze fleeces aan; het werd kouder. Daar begon het dan; we moesten verschillende sneeuwveldjes passeren.

Onderweg kwam ons een groepje van een man of vier tegemoet. Er was voldoende ruimte om elkaar moeiteloos te laten passeren. En even door half één waren we er dan: boven.

Daar hadden we een schitterend uitzicht; maar wat minder op wat er nog komen moest.

Jacomine liet zich nog even fotograferen, voor zij zich op het vervolg stortte. 

We waren inmiddels een drietal jonge knapen gepasseerd, die mij vroegen of ik op het pad bleef. Ik kon niet uitmaken of dit al dan niet spottend bedoeld was en gromde dan ook wat terug. (Voor alle helderheid: zij zaten op een steenplaat naast het pad.)

De afdaling ging langzaam, maar zeker; over de eerste 200m dalen deden we een half uur.

Daarna hebben we bijna een half uur rust genomen, want het kostte allemaal wel wat concentratie.

Toen kwamen de boys omlaag: de een nog sneller dan de ander, maar ... de derde had niet eens een veel hoger tempo dan wij hadden gehad. En, voor de goede orde, natuurlijk hadden zij geen rugzakken omhangen. Het pad leek de Klaverstraat wel; van beneden kwam een echtpaar, iets jonger dan wij, met ruim voldoende bagage. Ik hàd zo’n gevoel ... en sprak ze dan ook in het Nederlands aan en ... terecht. Ze waren een vorig keer gestopt in Larche en hadden een taxi naar de bewoonde wereld genomen. Dat had hen €150.= gekost. Nu hadden ze zich op de D64 (ja, die zouden we vandaag nog tegenkomen) laten afzetten en liepen naar Larche, om dan morgen de Pas van noord naar zuid te kunnen doen. Ik vroeg mij af waarom ze dan vandaag, voor het gemak, niet via de Col de Pouriac en Col de Larche waren gegaan. Wel, het was duidelijk: de Pas wilden ze zijn van beide zijden gezien hebben.

Jacomine vroeg zich na hun vertrek nog af waarom ze hier zo laat waren en inderdaad, het was inmiddels half twee geweest en de weg was nog lang. Hoogstens kan je zeggen dat het bezit van een tent het hen mogelijk maakte al voor Larche te stoppen, maar dan zaten ze weer met de invulling van de volgende dag. Enfin, het werd voor ons tijd onze ervaringen op de Pas de la Cavale te analyseren. In de eerste plaats: schitterend! In de tweede plaats: de aankomst was niet ingewikkeld; het pad was breed. In de derde plaats: de afdaling was lastig en af en toe ingewikkeld, maar niet bijzonder gevaarlijk. Jacomine vond de Girardin linker dan de Pas en bekende mij dat ze daar in de afdaling, toen ik even niet keek, even riskant was weggegleden. Ik beloofde in het vervolg te zullen blijven kijken.

Oké, verder, langs de Lacs d’Agnel. Het eerste had een diepe trechtervorm, met onderin een geringe hoeveelheid water. Mijn inschatting was dat je er veel gemakkelijker in- dan uit kon komen.

De omgeving werd hierna weer wat vriendelijker en liet de meest merkwaardige kleuren zien.

Nu even een opmerking over de Topo. Deze meldt dat je na de Pas (2671m), de Lacs (2343m) en daarna de Col des Fourches (2262m) krijgt. Een lekker dalend eitje dus? Niets is minder waar. Na de Lacs blijf je dalen: de aansluiting op de GR5bis (van de Col de Pouriac) ligt op 2095m en de Vallon de la Gypière op 2087m, daarna mag je pas naar de Col des Fourches. Nu is dat een vriendelijke grascol, maar grassig zijn de stenen van Salse Morène bepaald niet en daar moet je eerst door (of over) heen.

Het was het punt waar Jacomine volgens mij graag een oud vrouwtje in haar autootje had zien passeren met de vraag: “Wil je meerijden?” We namen dus een pauze van een minuten of twintig, om daarna de Col des Fourches aan te pakken. Die klim leverde toch wel weer een paar mooie plaatjes van de omgeving op.

Iets door drieën waren we boven en kregen we middels een bord uitleg over het merkwaardige landschap achter ons. Ik heb dat gefotografeerd om er thuis rustig(er) naar te kunnen kijken.

Na de col liep het pad naar de weg; inderdaad, de D64 in de richting van de huisjes die ooit onderdeel hadden uitgemaakt van het militaire Camp des Fourches, maar er nu volgekomen geruïneerd uitzagen.

Dat moest, gelet op de kaart, een vergissing zijn en na enig weifelen sneed ik de haarspelden van de D64 één voor één aan. Na haar eerste haarspeld werd Jacomine toch ook wat minder gezagsgetrouw en volgde me (of betekende dat nu juist .....?). Op gegeven moment “zag” ik het: er liep een bruikbaar pad omlaag, komend van de huisjes. En ja hoor, dat was gemarkeerd; er was sprake van een route-omleiding.

(Hoe heerlijk was het dit gebied terug te zien, na het 22 juli in de Tour “en-passant” te hebben mogen bezichtigen. Dit is -let maar op de datum- een anachronisme dus anders(om) gezegd: toen wij op 22 juli de Tour deze plekken zagen passeren (de gîte, het [definitief gesloten, ruïneuze] hotel en later de haarspelden en de “huisjes” kwamen er allerlei warme gevoelens boven.)

We gingen nu steil, maar niet al te moeilijk, omlaag en kwamen om tien over vier in Bousiéyas aan. De refuge staat niet op de plaats waar op de kaart Refuge staat, maar “gewoon” in het dorp. Daar waren de twee heren een uurtje eerder al aangekomen en onze Zwitser nog iets eerder.

In het bovendeel van de gîte bevindt zich de eetruimte. Daaronder het dortoir en helemaal links de (openbare) was- en toiletgelegenheid. Tja, dat toilet. Beste lezer, als het ooit nodig is te overnachten in de gîte van Bousiéyas, dring dan aan op een chambre. Deze liggen iets boven de gîte en hebben een gezamenlijk toilet. Met het dortoir valt te leven (hoewel de Cabane de Bonne-Aïgue bij de Canigou er nauwelijks voor onder deed), maar het gîte-toilet is voorzien van de mededeling dat je nergens aan moet komen, omdat dit het functioneren van het systeem wel eens zou kunnen doen stoppen. Nu dacht je natuurlijk dat dit met zo’n “voetjes” (ja, de laatste van Frankrijk, maar, zoals zal blijken, niet de laatstfunctionerende) een loze opmerking is. Nou, nadat iedereen zich zo goed en kwaad als mogelijk was voor de nacht had ingericht, meldde de jonge Duitser, waarover straks meer, dat er een probleem was. Dat was zichtbaar: “le système ne functionne plus”. Water en uitwerpselen liepen in een gezellige brij de wasruimte in en de straat op. Ik naar boven om het probleem te melden. “Ah, tous remonte?” was de (retorische) vraag. Voor de duidelijkheid bevestigde ik dat. Het werd ons nu duidelijk waarom Fransen, stellig uit gepaste bescheidenheid, “voetjes” “Turkse toiletten” noemen.

Men is een half uur bezig geweest het probleem op te lossen. Hierna hing het briefje er nog steeds. Jacomine heeft ‘s nachts de werking van het geheel nog getest, ik had er mijn bekomst van.

Ruim voor die tijd hebben we, in afwachting van het repas, nog lang in (of buiten) het zonnetje kunnen zitten. Hierbij heb ik geruime tijd met Jean-Claude gebabbeld.

In de eerste plaats over de Pas en zijn alternatieve route. In de tweede plaats over zijn plannen voor de volgende dagen. Hij stelde zich voor nu in 6 dagen naar Nice te lopen (waar wij er wel zo’n acht voor dachten nodig te hebben). En wat eventuele steiltes betreft; ach, wat was de GR5 nu eigenlijk, er zijn vele wegen die naar Nice leiden. Hierbij kwam dat iemand die blijkbaar uit de omgeving kwam, hem (schamper? Ik heb dat niet met zekerheid kunnen vaststellen) zei dat je vanuit St.Etienne de hele route via pistes kon lopen. We namen hier dus afscheid van onze Jean-Claude. Hij was vegetariër en meldde dat iedere dag bij aankomst. De gardien(ne)s hielden er iedere keer goed (en lekker) rekening mee. Soms, hier in Bousiéyas, door iedereen op een vegetarisch dieet (met een ei) te zetten. Het eten was in deze gîte beter dan je op grond van het sanitair zou verwachten, maar natuurlijk wel goedkoop, terwijl het één van de duurste gîtes was..

De jonge Duitser was uit Lindau komen fietsen en had de bedoeling morgen Nice te bereiken. Zou daarna wel zien wat hij verder deed. Zijn Frans was beter dan het mijne, maar was wel door zijn studie Spaans achteruit gegaan, meldde hij.

Bij het eten bleek er ook nog een Belgisch paar uit Gent aanwezig te zijn. Zij waren “zomaar” komen aanlopen (dus zonder reservering) en hadden een kamer boven de gîte gekregen, de boffers. Jacomine vroeg onmiddellijk of ze daar van het toilet gebruik kon maken.

Behalve een jonge Franse fietser kwam er ook nog een drietal jonge kerels met een tent hun opwachting maken. Het was een veel gevraagde gîte met een vervelende monopolie-positie.

Tot overmaat: vanaf Larche tot St.Dalmas hebben we met veel vliegen te maken gehad. Boven, in de eetruimte, had men de nodige voorzieningen aangebracht (net als bij de toiletruimte), maar in het dortoir moest men “de deur maar dichthouden”. Dat maakt zo’n ruimte niet bepaald vliegvrij.

 

< Home >

 

Woensdag, 9 juli 2008: Bousiéyas – St.Etienne-sur-Tinée (GdE “Le Corborant, DP; € 75 + ½ rouge €5)

Enfin, na een niet al te beroerde nachtrust en het PD zijn we om kwart voor acht vertrokken. In het eerste (het beste) bos heb ik een heerlijke sanitaire stop gemaakt. Ik kon deze dag tenslotte dan toch aan!

Ons eerste doel was de Col de la Columbière. Deze konden we slechts bereiken door zigzaggend omhoog te gaan. Hierbij hadden we een schitterend uitzicht op Bousiéyas en de terrassen die het ooit grote welvaart moeten hebben gegeven. Vanaf de col zelf was een goed overzicht over gistermiddag, inclusief de Pas de la Col, te krijgen.

Om kwart over negen verlieten we deze grascol weer. Rechts van ons werd een pad afgekruist. De Topo schrijft hierover: “Do not follow the route on the west side of the ravine (shown on some maps). The path had been washed away in places” Het nieuwe pad slingerde langs bijna alle streken van het kompas, was smal, liep soms steil en had bijna bij voortduring aan een van onze zijden een diepe steilte.

We waren nu op weg naar St.Dalmas. (Voor de goede orde: er zijn tenminste drie St.Dalmassen. St.Dalmas-le-Selvage (ons huidig doel), St.Dalmas-Valdeblore (een later post op onze route) en St.Dalmas-de-Tende, waar we ooit nog wel eens zullen komen. De vraag is nu natuurlijk: wie was St.Dalmas nu weer? Wel, dat wisten we ook niet en dat is nu zo nuttig aan zo’n GR5; onze onwetendheid werd opgeheven! De Franse heren vertelden ons ’s avonds dat het een Romeinse legionair was geweest die er geen been in zag zijn zwaard in vele buiken te steken, totdat hij bekeerd werd en prekend en dopend begon rond te trekken. Merkwaardigerwijze maakte hij hierbij blijkbaar meer indruk, werd heilig verklaard enz.enz.

Zoals gezegd: het leuke van de aanloop naar St.Dalmas-le-Selvage is dat er nogal wat onverwachte steile stukken in voorkomen, waarbij het pad soms grotendeels is weggeslagen. Op de volgende foto wilde ik wel eens vastleggen hoe Jacomine daar mee omging.

Zo tussen de (Grote) Ratelaars leek het nog een prachtig pad, maar de volgende foto probeert aan te geven hoe steil het was: mijn schaduw ging mij ver vooruit en dat terwijl het toch al tien uur was.

Met het componeren van deze foto was ik even bezig, waardoor Jacomine voor mìj moest stil houden. Dàt was ze op dìt pad niet van plan. (Een drietal foto’s hierna zouden iets meer over de steilten moeten zeggen, maar dat is niet gelukt en ze zijn dan ook niet in deze reeks opgenomen.)

Om kwart voor elf kwam St.Dalmas in zicht.

We hebben daar een drie kwartier gezeten, gedronken (cola) en wat inkopen in de épicerie gedaan. De onvermijdelijke vraag was of we de kerk wilden bezichtigen. Ons antwoord was nee, dat deden de twee Franse heren al voor ons.

Toen we “uitgezond” (we zaten in de schaduw) waren, gingen we op weg naar ons einddoel vandaag: St.Etienne-de-Tinée, welbekend van de Tour de France 2008, die van ons natuurlijk.

Twintig over twaalf legde ik de Col de la Columbière en de bijbehorende Vallee de la Combe vast; een terugblik dus.

Twintig minuten later stonden we op de Col d’Anelle. De enige col, geloof ik, die ik op onze tocht niet op de een of andere manier heb vastgelegd. In mijn aantekeningen staat: “weer lastig, maar niet te moeilijk”. Volgens mijn geheugen was het niets anders dan het hoogste punt van de weg.

We liepen nu namelijk enige tijd over een piste-achtige wegje, waar je overigens plotseling naar rechts vanaf werd gestuurd om via een paadje verder te gaan. Nadat we daadwerkelijk die draai hadden gemaakt, namen we een kwartiertje rust; we hadden er 17 km op zitten en we waren er nog niet.

Even door half drie zagen we ons doel: St.Etienne.

We liepen langs de OdT en door de Rue Droite, er stond een verwijzing naar de GdE “Le Gorborant”. Uiteindelijk tegenover de Gendarmerie troffen we deze aan. Om drie uur binnenlopend was de vraag aan de oude dame of er plaats was. Het antwoord liet lang op zich wachten; eerst moest de tafel worden gedekt, vervolgens met de zoon gebeld met de vraag of er bij de appartementen in verbouw op de bovenverdieping nog plaats was. Uiteindelijk was het antwoord “ja”, maar pas later konden we erbij. De rugzakken (en schoenen en stokken mochten we wel in de centrale ruimte neerzetten.) Nu was het tijd om de gîte te fotograferen.

We maakten vervolgens een rondje-dorp: geld trekken [€300.=], traditioneel drankje [bij Bar Autheman: voor €10.40 {Weer dat bier met Genepi}], bij de OdT langs [dicht] en langs de camping. Ook liepen we de kerk even in: barok. Vervolgens kozen wij een bankje op het centrale plein voor een “zon”pauze.

Een en ander gaf ons 22 juli de gelegenheid voor de buis te hangen en bij het passeren van St.Etienne door de Tourcaravan al die plekken weer terug te zien.

Uiteindelijk kwam de zoon thuis en richtte hij een deel van het bovenappartement voor ons in en konden we de gebruikelijke wasactiviteiten verrichten. Wij hadden een kamer waar, naast ons keurig opgemaakte bed, nog het scelet van een tweede stond. Via een gangetje konden we naar het toilet of de nog volkomen lege “huis’-kamer. Daarachter bevond zich de “salle de bain” (letterlijk een zaal), een keuken en nog een slaapkamertje. In de twee laatste ruimtes sliepen de twee heren, die dus van hetzelfde sanitair gebruik maakten en waar de bedsituatie vergelijkbaar was, met sceletten dus.

Dit en onze gezamenlijke, zo andere, belevenissen in Bousiéyas schiepen een zekere band. We kwamen wederzijds op steeds vertrouwelijker voet te staan.

De badkamer gaf ons de gelegenheid onze teva’s, zo gruwelijk misbruikt in het sanitair van Bousiéyas een grondige beurt te geven. Jacomine had daarvoor tot nu toe praktisch ieder stroompje al gebruikt, maar nu kon het met warm water en zeep.

Ook de drie jongens uit Bousiéyas meldden zich weer. Verder was er een grote groep die een “boucle” liep. We aten Franse uiensoep en Lasagne; alweer uitstekend eten.

De gardien reserveerde in één keer voor de twee heren en voor ons slaapplaatsen in de gîte “Ma vieille ecole” in Roya. (Het was belangrijk de naam te weten, omdat er daar twee gîtes zouden zijn.)

 

< Home >

 

Donderdag, 10 juli 2008: St.Etienne-sur-Tinée – Roya (G-A «Ma vieille Ecole», DP €75)

De volgende ochtend vertrokken we iets voor achten, ongeveer tegelijk met de heren. In eerste instantie kregen we weer een route-omleiding te verwerken: we liepen “gewoon” langs de weg, de D39, in plaats van door de velden langs de Tinée. (Deze weg is overigens voorzien van een fietspad; merkwaardigerwijze werd het tijdens de Tour helemaal niet gebruikt.)

Even voorbij Chapelle St-Maur gingen we van de weg af en meteen fel omhoog. Het leek eindelijk te duren voor wij op de schouder van de Puy d’Auron waren. En, eerlijk gezegd, maakte ik hier een behoorlijke fout. In de voorbereiding had ik al niet gemerkt dat je voordat je Auron bereikt een klim maakt, tot zo’n 70m boven het dorp. Dus toen mijn hoogtemeter maar doorging met stijgen boven het Auron-niveau, was ik even “de weg kwijt”. Daar kwam bij dat men een vijftal over het pad gevallen bomen niet had opgeruimd; zelfs de zijtakken zaten er nog aan. Er overheen of eronderdoor was meestal niet mogelijk. Een korte adempauze op die schouder (7 kwartier na ons vertrek en 4,6km) kwam ons beiden dan ook uitstekend uit.

In Auron hebben we eerst maar eens een cola gedronken, daarna heb ik geprobeerd de gîte in St.Saveur te reserveren. Dat lukte niet. Ik kreeeg steeds te horen dat het gebelde nummer niet aangesloten was. Jacomine ging nu wat boodschappen doen en ik naar de OdT, met de uitleg van mijn probleem en de vraag of het nummer wel klopte. Het duurde even voor men bedacht dat ze ook wel even voor mij konden bellen. Nadat ze dat gedaan hadden, was de gîte gereserveerd en wist ik (nu met zekerheid) dat ze daar geen repas verstrekten. Wat ik in die telefooncel fout deed, is mij nog steeds niet duidelijk, maar volgens de OdT-dames was ik gewoon te gehaast geweest.

Na een voor ons uiterst lange pauze van 1h en 10 min. verlieten we het skidorp Auron (niets aan dus)en klommen langs skihellingen, maar gelukkig vaak in de schaduw van de bomen, naar de (grassige) Col de Blainon. Daar hebben we een lange rust genomen; op een enige afstand waren de heren aan het zonnen en in onze onmiddellijke omgeving een stel waarvan we later zouden vaststellen dat het Belgen waren. We hadden inmiddels 10,1km afgelegd. We keken vast vooruit naar de Col van Morgen.

Na meer dan 50 minuten gingen we weer op pad om één van de mooiste Alpendalen op dit traject te gaan zien.

Om kwart voor drie kwamen we bij een kudde schapen, met enkele geiten. Er liepen enkele Pastous en een herder bij om alles op zijn pootjes te laten rollen. Even later kwam Roya in zicht en een kwartiertje later waren we bij de gîte. We hadden 20,6km afgelegd.

Tijdens de traditionele dronk (dit keer Petra-bier uit Corsica, met tamme kastanje; lekker) zagen we, Jacomine het eerst, een steenarend passeren. Eén van de heren twijfelde nog even, maar dat was hier echt niet nodig.

De gîte was goed geëquipeerd. De trekker-ontvangruimte beneden. Het eet- en restaurantgedeelte begane grond en daarboven de slaapruimten. Wij werden ondergebracht bij het stel Belgen uit Mechelen dat we op de Col de Blainon hadden gezien (of omgekeerd natuurlijk). We hadden een GPS gemeen en ongeveer evenveel ervaring, maar op verschillende plaatsen verkregen. Ze zouden de volgende dag afslaan naar Beuil, omdat de gardien van een eerdere gîte hen op basis van de weersverwachting ten sterkste had afgeraden via de Refuge de Longon te gaan. Op dit moment waren die verwachtingen zo slecht nog niet, maar aan omboeken dachten ze toch niet.

Ze hadden de vorige overnachting in St.Etienne in hotel Des Amis doorgebracht. Uitstekende behanddeling en niet duur. De eigenaar had laten blijken dat gîtes in deze contreien vaak duurder waren dan hotels en toch echt minder te bieden hadden. Wij dachten even aan Bousiéyas terug.

Die eigenaar had overigens ook in algemene zin gelijk, maar toen we eenmaal merkten dat we bezig waren een reeks van gîte-overnachtingen op te bouwen die zelfs langer was dan wat we in de Pyreneeën hadden weten te bereiken, wilden we daar zolang mogelijk mee doorgaan. Want, dat gîte-gevoel, hè; die contacten!

Natuurlijk kwamen de Belgische politieke problemen aan de orde. Zij maakten zich ernstig zorgen over de afloop van de “Brusselse” crisis en meenden dat de politici er wel een enorm potje van hadden gemaakt. Ook vonden zij het meer dan aleen lastig dat “Vlaams” momenteel praktisch een synoniem leek te zijn van “extreem-rechts” en “Vlaams Belang”.

Ik kreeg een ideale gelegenheid om te boeken voor de gîte in St.Dalmas-Valdeblore. Een Frans echtpaar besloot om daar door te lopen en de GR52A te gaan doen (via St.Martin-Vesubie en uiteindelijk naar Menton). Wij konden hun boeking wel overnemen. Dat deden we graag; de aankomst in St.Dalmas viel immers niet alleen in het weekend, maar ook aan de vooravond van Quatorze Juillet.

Wel heb ik nauwkeurig naar de naam geïnformeerd: St.Dalmas heeft immers (tenminste) 2 gîtes.

Ik had de indruk dat ze iets minder blij waren dat dit zo geregeld was toen ze hoorden dat de Refuge de Nice buiten gebruik was. Dat moet tot een aanmerkelijke verzwaring van één van hun loopdagen hebben geleid.

Beneden vond ik een kaart waarop de Via Alpina stond weergegeven: vanaf de Col de Coux tot de Col de Brevent en vanaf Val Claret tot Les Deux-Eaux hebben we vorig jaar deze route gedaan. Dit jaar van Modane tot Le Clos en van Ceillac naar Maljasset. Vorig voorjaar deden we het stuk tussen Saorge en Sospel. Dit alles van de zgn. Rode Route. We zaten op dit moment middenin het deel van de Blauwe Route dat we dit jaar zouden lopen: Larche – St.Dalmas-Valdeblore. De Rode Route loopt van Monaco naar Triëst. De Blauwe is blijkbaar een goeddeels Italiaanse variant van een Frans gedeelte daarvan; hij loopt van Sospel naar Alpe Loggia.

We aten, net als in St.Etienne, Lasagne; anders klaargemaakt en (ook) lekker.

 

< Home >

 

Vrijdag, 11 juli 2008: Roya – Ref. de Longon (Vacherie de Roure; DP; € 74, tax: €0.40)

Na het PD vertrokken we om tien over zeven. De heren waren al om 6h vertrokken. Voor ons uit ging het Franse echtpaar. Eerst gingen we ruim 50m omlaag, blijkbaar om het (eerste) stijgtraject nog indrukwekkender te maken: voor de Col de Crousette moesten we meer dan 1000m omhoog. Dit was de laatste 2500m-col op de GR5, hierna zouden we niet meer boven de 2000m komen.

Er moest meteen stevig geklommen worden. Een viertal Fransen , die we al eens bezig hadden gezien boven Auron, ging ongeveer tegelijkertijd met ons omhoog.

Jacomine heeft dan de neiging mensen voor te laten gaan. Ze laat zich opjagen als er iemand op haar hielen zit (daarom loop ik ook altijd voorop). Ik wist haar er in dit geval van te overtuigen dat dat dan tot een voortdurend stuivertje wisselen zou leiden. Ze liepen gewoon (iets) minder snel.

De steile klim liep door het scherp ingesneden dal van de Sallevieille, die zich hier en daar ook nog eens als een waterval gedroeg.

Even door achten gingen we de beek over. Er was ons beloofd dat dit ‘à gué’ zou zijn, maar er lag een bovenmaatse brug.

Even na kwart voor negen kwamen we bij de Cabane Berger op 1955m. Een enorme kudde, beschermd door een aantal honden, had van deze alpenweide één groot poepmeer gemaakt. Na het uitwisselen van een groet met de herder ging het verder, nu zigzaggend en snel stijgend.

Aan alle kanten bevonden zich indrukwekkende steenmassa’s en je had een prachtig uitzicht op het dal achter ons.

We kwamen nu in de Combe de Crousette: prachtige plek voor een stop. Tegenover een paar meertjes hebben we zo’n twintig minuten gezeten. (We hadden inmiddels meer dan 7km gelopen en zaten boven de 2400m).

Tot aan de col was het nu minder dan 100m (hoogtemeters!); het terrein werd onvriendelijker. En, ongeveer in deze periode, ik heb er verder geen aantekeningen van, cirkelden twee steenarenden pal boven/voor ons.

 Bijna boven

Op de Col de Crousette

Om 11.12 bereikte ik de col, maar pas op: na de col ga je nog 100m hoger om uiteindelijk bij een stêle uit te komen. Vandaaruit loop je even naar het noorden en daarna ga je weer in zuidelijke richting, maar nu dalend. Vooruit zie je je route over de Baisse du Démant liggen.

  Verder omhoog

 Teruglopend met de stêle achter me

 En dan omlaag ...

 ... naar dat eerste groene stuk

Bij het eerste groene stukje zouden we gaan rusten en dat deden we dan ook.

De Fransen zaten nog steeds achter ons en kwamen niet dichter in de buurt. Twee van de vrouwen hadden een redelijk tempo, maar de man in het gezelschap bleef bij voortduring achter.

De Belgen hadden we bij de beklimming van de Col steeds dichterbij zien komen, maar later vertelde zij dat hij op de Col volkomen achter adem was geraakt en zij vroeg zich af of dat geen geval van hoogteziekte was geweest. Ik denk dat hij daar simpelweg de tol voor de achtervolging heeft moeten betalen. Nu vraagt de zorgvuldige lezer zich natuurlijk af waar en hoe zij ons dat konden vertellen, als zij via Beuil verder zouden gaan. Beste lezer, wacht rustig af.

De dag was overigens nog verre van om. Nadat wij tegen half één weer op stap gingen, zagen we het plaatsje Vignols liggen, op een plek en een in richting die duidelijk maakte dat er nog heel wat geklommen en gedaald zou moeten worden.

Na drie boltes en tien minuten passeerden we een klein colletje èn ons allerlaatste sneeuwveldje.

Het zigzagsgewijs afdalen van de mount Démant, het passeren van de Col du Refuge, van de Col des Moulinés, het kruizen van de Démant-torrent, de nadering van Vignols en het daaromheen ronddraaien staan nog nog steeds op mijn netvlies, maar ik heb er geen foto’s van.

Ongeveer om tien voor drie liepen we de Vallon de la Gourgette in: het pad kreeg weer iets spectaculairs.

Al met al maakte het pad toch minder gevaarlijke capriolen dan dan de kaart suggereert. Tien over drie waren we boven in een (groene) dal, de Portes de Longon. Her en der, te pas, maar vaker te onpas, had iemand in het dal van de Portes GR5-paaltjes in de grond geslagen. We kwamen er heel wat tegen, toen we na een korte pauze weer op weg gingen. We bereikten in 25 minuten de Refuge de Longon.

Dit was oorspronkelijk een koestal en staat op kaarten dan ook wel onder de naam Vacherie de Roure of Gîte de Longon vermeld.

Deze werd gedreven door een jonge dame (en haar [2jarig?] dochtertje Gaël). Haar man, stond in een bulletin dat Gaël geschreven zou hebben, kwam van tijd tot tijd ook langs.

Ja, mijn reservering was niet vergeten, maar had ik geen “picknick” (“pique-nique” is lunchpakket) besteld? Nee, dus, maar welke Nederlander dan wel? Dat wist ìk weer niet.

De twee Franse heren waren (natuurlijk) al even binnen en zaten lekker tegen de zondoorstoofde westmuur van de refuge. Eén van beide had, slechts ter ondersteuning van zijn vermoeide pezen, een verbandje om zijn enkel.

Ik beloofde hem als “le Français, malheureusement mauvais blessé par le GR5” in mijn verslag op te zullen nemen ; bij deze dus.

Snel ingericht, gewassen en een douche genomen. Mijn “Une douche, une douche, un royaume pour une douche” werd door de heren niet als de literaire uitspatting herkend die het natuurlijk wèl was.

Al gauw bleek dat we inderdaad niet de enige Nederlanders in de gîte waren. Een paar uit Grollo (Groenloo) dat de GR5 van zuiden naar noord wilde lopen, bleek hier te zullen eten (maar slapen deden ze in hun tent). Zij waren het die ons vertelden wie er EK-kampioen voetbal was geworden, wij wisten dat tot op dit moment nog steeds niet.

De Franse heren en wij vonden dat meedragen en gebruiken van de tent een vorm van enorme “courage”, maar duidelijk was dat we er geen behoefte aan hadden dat op dit traject na te doen.

Ook deze mensen hadden (natuurlijk) de “pique-nique” niet besteld.

Het werd druk in de refuge: het Franse echtpaar kwam binnen en (veel later) de vier Fransen, allen uit de gîte van Roya. Na enige tijd ook een tweede Nederlands stel. Zij, uit Amsterdam (Margriet [of Margreet] en Maarten), waren inderdaad de lunchpakketbestellers. Zij liepen de GR (min of meer) door steeds naar hun auto te lopen. Deze stond momenteel in St.Saveur-sur-Tinée.

Ze hadden bij de Col des Moulinés vastgesteld dat je ook dòòr Vignols kon lopen en dat dit dan heel wat tijd en moeite scheelde. Zij hadden zich ’s ochtends met de taxi vanuit St.Saveur naar Roya laten brengen, om morgen weer bij hun auto terecht te komen.

Jacomine vertelde mij later dat ze nog een gesprekje met de vrouw van het Frans echtpaar had gevoerd. Zij, Jacomine, vertelde dat we hen, terugkijkend, in de buurt van Vignols gezien hadden. Zij, de dame, vertelde dat dat wederzijds was en een hele teleurstelling: wij al zo ver en zij nog zoveel te doen (en dat terwijl ze de draai naar de Torrent toen nog niet kenden). Ja, het was een psychologische dreun geweest.

We kregen ’s avonds een repas van pruimen, spelt en gevogelte. Het duurde natuurlijk even voor het Franse “blé”, in dit geval terecht, naar spelt werd vertaald. Jacomine was daarvoor verantwoordelijk.

Bij de tafelschikking stond de «Français, mauvais blessé par le GR5» erop dat de Nederlanders naast elkaar zouden zitten. Wij kwamen hierdoor ver uit hun buurt en misten hierdoor de gelegenheid nog wat GR-zaken met hen door te praten. Zij zouden morgen er weer vroeg uitgaan en kiezen voor de GR5A. De kans dat we elkaar nog zouden zien, was dus maar klein. Na het eten en voor het slapen, namen we dan ook afscheid van de twee heren.

In ons dortoir, waar de was heerlijk kon nadrogen, sliepen, behalve wij, het Franse en het echtpaar uit Amsterdam. ’s Nachts werd er op een tot nu toe nog nooit vertoonde (of gehoorde) wijze gesnurkt. ’s Ochtends merkte ik tot mijn grote verbazing dat er op de GR5 mensen zijn die het meenemen van slaapmaskers van ultieme essentie vinden.

 

< Home >

 

Zaterdag, 12 juli 2008: Refuse de Longon – St.Saveur-sur-Tinée (GdE communal, overnachting €14.=)

We waren er om 6.30h uit; de heren waren al weg. Nog voor kwart voor acht, maar na het PD en een speciale groet aan Gaël (en [ten onrechte] een “A Bientôt” naar het Franse echtpaar), vertrokken we. Nog even een stukje bergweide, waarbij we de Mercantour verlieten, maar daarna ging het toch steil omlaag èn langs steilten: schitterend.

Tien voor negen kwamen we op de velden van Rougios, een dorp dat verlaten zou zijn, maar m.i. wordt het weer opnieuw bevolkt. Er werd in ieder geval door een aantal mannen agrarisch werk verricht.

Tien minuten later kwamen we op een piste, die met regelmaat gebruikt werd. Zoveel verkeer hadden we in tijden niet te verwerken gekregen.

Na bijna 6½km namen we rond half tien een half uurtje rust, om even later, bij La Barre, via een “signpost” de melding te krijgen dat we, voorlopig, parallel aan de weg omlaag moesten. Het pad was uiterst goed gemarkeerd en dat moest ook wel, want het eerste stuk zou voor de Zwitser niets geweest zijn. Collins moet deze signpost gemist of verkeerd geïnterpreteerd hebben, want hij schrijft: “..look for an unmarked path by an electricity substation dropping to a large church at Roure".

Wel, omlaag naar Roure ging het, maar niet zonder markering. Ondertussen zagen we ons einddoel voor vandaag, St.Saveur-sur-Tinée, al in de diepte liggen.

Pal voor Roure passeerden we het Franse kwartet.  In het plaatsje vind je “Lo Robur”, waar wij een colaatje gedronken hebben.

Daar konden we zo gemakkelijk komen omdat in het dorp de gebruikelijke markering werd overgenomen door een verwijzing naar deze GdE. Daarna leek het dus eenvoudig. Nu tegen de verwijzingen in de andere kant oplopen. Dat was mis. Hierdoor kwamen we op de weg die het dorp weer uitleidde. Na enig doorlopen was duidelijk dat dit niet de goede weg was. Aan een man die in zijn tuin bezig was de oplossing van ons probleem gevraagd. Hij gaf aan dat er, al voor “Lo Robur”, een (gemarkeerd) pad omlaag gaat, naar St.Saveur. Het begint tegenover het Hotel de Ville/Four Communal.

Aldus zaten we om twintig over elf pas weer op de route, die de eerder door ons genomen weg talloze malen sneed en waarbij we grotendeels onder de bomen verbleven. Met het zonnige weer dat we hadden, was dat in het geheel niet erg. St.Saveur kwam steeds dichterbij, maar langzaam, want Jacomines knieën klaagden steen en been.

Tien over half één kwamen we in het dorpje aan. Het was meteen duidelijk dat we voor de gîte communal naar de camping opstrooms langs de rivier moesten. Toen we daartoe de brug overgingen naar het veldje met bankjes en een afvalbak, kwamen we de Belgen uit Mechelen tegen. Zij waren vanaf Beuil in St.Saveur terechtgekomen. Zij vertelden natuurlijk over hun wederwaardigheden op de Col de Crousette (zò, dan weet de lezer dàt ook weer) en dat ze vandaag nog verder gingen. Zij hadden hun gîte in St.Dalmas gebeld en gevraagd of ze een dag eerder konden komen. Dat kon. Waarom deden wij dat niet?

Wel, de dag naar Longon was een lange geweest en die naar Utelle (na St.Dalmas) zou nog langer worden, dus (in de planning was al vastgesteld) een “tussendag” kon geen kwaad. In de praktijk bleek dat Jacomine twee “tussendagen” ook nog wel kon gebruiken. Ze had de Vlamingen al gemeld dat ze “papknieën” had. Gelet op het feit dat we de afgelopen twee dagen bijna 4000 daalmeters hadden verwerkt, was dat ook niet onbegrijpelijk. Ik had nog een dag om haar weer in vorm te krijgen voor onze langste en zwaarste dag. Achteraf maar goed dat we hier twee korte etappes hadden. De Belgen overigens liepen een soort rondje waarbij het Utelle-probleem zich niet voordeed.

We namen afscheid en liepen langs het voetbalveld door naar de camping en gîte. Ondertussen speelde de fleur van de jeugdige mannelijke bevolking van St.Saveur de sterren van de hemel. Zij hadden waarschijnlijk goed opgelet tijdens de EK-voetbal.

De gîte bestond uit een klein centraal gelegen portaal waarachter een keuken was.

Links en rechts van het portaal waren twee slaapzalen met elk 4 stapelbedden. Op de deur stond dat je je beneden bij de camping moest aanmelden, maar dat dit pas om 18.00h kon. We richtten ons in en gingen naar St.Saveur om wat te drinken, inkopen te doen (om ons repas te kunnen bereiden) en geld te trekken.

Dat eerste lukte uitstekend: maar toen we naar de geldautomaat vroegen werd er een jonge knul bijgeroepen die ons bezwoer dat er slechts automaten in St.Etienne, St.Martin-Vesubie en Nice waren.

Dat was een lastig probleem. Afgezien van het feit dat er legio andere redenen waren om niet terug te gaan, herinnerde Jacomine zich dat de geldautomaat in St.Etienne zich achter een deur bevond, die in het weekend stellig gesloten zou zijn. We hadden nog €180.=, voor vanavond moesten nog inkopen worden gedaan en morgen zou de gîte stellig ongeveer €90.= vragen. Hoe dan verder? Was het verstandig nu vast met de bus naar Nice te reizen?

We liepen naar de bushalte om daar de Franse groep tegen te komen. Zij hadden inmiddels vastgesteld dat de bus (naar Nice) pas om 18.15h zou gaan. Daar wachtten ze op. De bus die ons zou kunnen terugbrengen, ging de volgende dag, ook tegen de avond.

Wij keken ondertussen of de twee hotels in het dorp CB-betaling toelieten, dan zouden we daar kunnen eten. Dat was echter niet het geval. We kochten daarom in de épicerie blikjes linzen en macedoine, Italiaanse salade, yoghurtjes, appelcompôte, multivitamine-nectar, druiven, pruimen, muesli & melk en dan nog enkele bars, pinda’s en cider. Voor €26,29 hadden we niet alleen een avondmaal, maar ook een PD en wat voor onderweg. De dame van het winkeltje bevestigde onze bevindingen en kwam met de suggestie morgen in Rimplas (dat ligt op de GR) naar de épicerie te lopen en ons probleem daar voor te leggen. Men zou ons dan doorverwijzen naar een adres in La Bolline waar we via de CB geld zouden kunnen krijgen.

Haar dankend voor dit idee, verlieten we de winkel. Buitenkomend stelden we vast dat het Franse groepje nog maar uit 3 dames bestond. De man was gaan liften, omdat hij vrouw en kinderen niet langer alleen wilde laten. We zagen ook de auto van M&M staan; even later kwamen ze aanlopen. We konden eventueel wel meerijden om aan geld te komen, maar we meenden dat wel anders te kunnen oplossen. Jacomine vroeg zich ondertussen af hoe ons dit na Contamine/Landry opnieuw kon gebeuren. Voor mij was dat eenvoudig, het idee dat je wel in St.Etienne, maar niet in St.Dalmas-Valdeblore (een veel grotere Commune) een automaat had, was niet van tevoren te bedenken.

Al denkend en zoekend liepen we nogal wat heen en weer langs de doorgaande weg in St.Saveur. In feite hebben we wel twee “rondjes kerk” gedaan.

Teruggaan naar de gîte gaf ons de gelegenheid deze te betalen (€14.=). Lekker in het zonnetje zittend hadden we een mooie terugblik op de afdaling van vanochtend. Ook maakten we kennis met de enige andere die van de gîte gebruik zou maken: een Duitser die aan het solo-wandelen was.

Hij bracht mij op het idee nog een pilsje aan te schaffen. Nadat we, merkend dat hij Duits was, overgingen in die taal, vroeg hij zich hardop af of wij Zwitsers waren. Ik dankte hem voor het compliment. Of hij dat zo bedoeld had, is natuurlijk maar de vraag. Per slot hadden ook Zwitsers langs de Doubs aan de hand van onze taal het idee gehad dat we Zwitsers waren (zie GR5 2006).

Ik vroeg hem mij even zijn 1:25.000-kaart te lenen. Die had ik nodig om te kunnen vaststellen of het misschien mogelijk was morgen naar St.Martin-Vésubie te lopen. Via de GR52A en een afsnijding was het maar maximaal 5km.

In eerste instantie legde de Duitser zijn spullen gezellig bij ons op de kamer, maar na enige tijd bedacht hij zich. Het ijs brak daarna snel en we wisselden nog wat ervaringen uit. Om ±19.00h barstte het onweer los. Daarna werd het tijd om te eten en, wat later, om te gaan slapen. We waren, met name na Roure, enorm gedaald en waren weer bijna op het hoogteniveau van Thonon-les-Bains. Geleidelijkaan begonnen we Nice te naderen.

Maar ik wilde voorkomen dat we hetzelfde gevoel als Collins zouden hebben: “The final stage on the southward trek is statistically and psychologically downhill”. Ik wilde wel graag dat we zouden blijven genieten van de rest van de tocht. Nu voegde hij er wel aan toe: “but holds on resolutely to the spirit of a mountain route." En we waren dus gewaarschuwd om de rest in ieder geval serieus te nemen.

Hoe we daarnaast het geldprobleem zouden oplossen, merkten we morgen wel. Zoals een bekend Frans filosoof in de Pyreneeën regelmatig opmerkte: “Demain est demain.”

 

< Home >

 

 

Zondag, 13 juli 2008: St.Saveur-sur-Tinée – St.Dalmas-Valdeblore (G-A «Les Marmottes», DP; € 84)

Na een matineus, maar copieus ontbijt vertrokken we zes minuten over zeven. Bijna vergat ik een foto van de gîte te maken. We liepen na St.Saveur over het enige stuk GR5 dat (in onze beleving) slecht gemarkeerd was. De merkjes waren van vòòr de tijd dat men het begrip GR “ontdekte”. Al meteen in de eerste bocht van de weg ging het mis; ik wist dat we de D2205 hier moesten afsnijden, maar kon het juiste pad absoluut niet vinden. De eerste haarspeld hebben we dan ook maar “gewoon” via het asfalt gelopen.

Daarna lukte het wel en was de route verder voorlopig niet ingewikkeld. We liepen langs La Chapelle St.Roch (tegen pest! Dat kwam hier vroeger zeker veel voor want die was niet de enige keer dat we deze heilige ontmoetten), waarna zich een konijn liet zien. We deden vanwege het natte gras onze gamaschen aan, maar dat bleek al gauw onzin: het pad werd al heel snel een piste en bleef dat met een een korte onderbreking van ±4 minuten.

De aanloop naar Rimplas was prachtig, ook al omdat je eerst het bijbehorende fort op imponerende hoogte zag liggen en de onvermijdelijke vraag zich opdrong of dat ons eerstvolgende doel was. Maar ook de rechtsonder onder ons zichtbare gorges van de Calcancas waren prachtig.

Aan het begin van Rimplas (vanuit de GR gezien) staat een hotel. Volgens Jacomine was duidelijk dat het definitief gesloten is. M.i. was er slechts sprake van een vakantiesluiting o.i.d. In het dorpje zelf ben ik nog even de épicurie binnengelopen, maar het interieur gaf mij niet het gevoel dat we op deze manier op een overzichtelijke manier aan geld konden komen. We besloten in ieder geval door te gaan naar St.Dalmas en daar de mogelijkheden nog even op een rij te zetten.

Ik had iets eerder ontdekt dat de GPS wel de tijd, maar niet het aantal kilometers aangaf. Het passeren van Rimplas gaf mij de gelegenheid het apparaat te resetten en toch aan het eind van de dag een goede schatting van het aantal km’s te kunnen maken.

Even na Rimplas, nu weer langs een pad, namen we een half uurtje rust. Even later hadden we weer last van de gebrekkige markering en stonden, zonder het te willen, op de D2565. Vanaf dit moment hield ik de markering voor de VTT-ers aan. Waren we aan het begin van de dag vooral in de schaduw van de bergrug gebleven, nu liepen we meestal onder de bomen.

Opnieuw pauzeerden we een kwartier, nu pal voor La Bolline, dat zich snel in zuidelijke richting aan het uitbreiden is. Hierna sneed ons pad de Départemental een paar keer aan. Onder een boom werd het tijd voor een derde rustmoment. Even na twaalven kwamen we bij de telefooncel van St.Dalmas aan.

Jacomine nam tegenover de plaatselijke pub, plaats bij de bushalte. Het bekijks dat zij daarbij kreeg, kostte dat etablissement wel twee klanten. Ik belde ondertussen met het hotel in Utelle. Ja, je kon er CB betalen; nee, zij waren “complet”; ja, ze hadden het begrepen, het ging om morgen, maar (nog steeds): ze waren (ook dan dus) “complet”. Dus de gîte communal gebeld; geen gehoor.

Bij de bushalte meteen gekeken welke kansen we hier hadden om gemakkelijk een “distributeur” tegen te komen. Wel, op zon- en feestdagen (14 juli b.v.): geen; overigens vergelijkbaar met St.Saveur. Door nu naar de GdE, waar we om half één aankwamen.

Ja, het was duidelijk wie we waren en de omboeking was in orde evenals de kamer. We mochten ons meteen installeren; zo vroeg in de middag al. Wel, het was inderdaad waar: een geweldige kamer, helemaal in de orde.

Het gebruikelijke ritueel en drankje (pils & cola) op het terras. Zou ik “even” naar St.Martin? Dat zou, zonder rugzak, maximaal 3 uur duren. Jacomine was er tegen dat we uit elkaar zouden gaan. Daar kwam bij: als we morgen een overnachtingsprobleem hadden, moesten we hoe dan ook van de route af. Als we het echter tot Aspremont wisten uit te houden, moesten daar verschillende oplossingen mogelijk zijn (hotel met CB, distributeur, uitwijken naar Kyriad-sur-Var [nee, geen plaatsje dat je op de kaart aantreft, maar ons wèlbekend]). Kortom, we wachtten rustig af.

Vervolgens een rondje door dit prachtige dorpje gemaakt, waarbij de kerk weer buiten de oorspronkelijke bebouwing blijkt te staan.

Hierna een terrasje bezocht, waar we in het volle gezicht kwamen van een moeder die bezig was haar twee dochters vol te gieten met levenslessen. Helaas, de kraan op de aanvoer was onklaar, de waterval klaterde maar door. Nu moest dan ook wel, want het zag er naar uit dat de dame probeerde goed te maken wat zij via genen-overdracht niet voor elkaar had kunnen krijgen. En passant kreeg ik ook nog wat lessen mee, waarop ik zo intelligent mogelijk met “eh”, “oh” en “mm” probeerde te antwoorden.

De dochters maakten niet de indruk diep van de lessen onder de indruk te zijn. Naar mijn inschatting zouden de vaders overigens wel eens elders getrouwd kunnen zijn (geweest).

Terug naar de gîte. Daar was inmiddels een drietal Duitsers aangekomen dat naast ons één vier-persoonskamer had gekregen en een Engels stel. Deze laatsten hadden, gelet op de vragen zij de gardienne stelden, blijkbaar ongeveer dezelfde geldproblemen als wij. Toen uit de antwoorden bleek dat het niet eenvoudig was naar de dichtstbijzijnde distributeur (St.Martin) te komen, brak de man. Blijkbaar hadden zij een erg vermoeiende dag achter de rug.

Hen hebben we niet meer teruggezien. De Duitsers zaten ’s avonds ook niet aan tafel. Wij (oorspronkelijk natuurlijk het Franse stel waarvan wij de reservering hadden overgenomen) maakten deel uit van een groep van veertien (toeval op 14 juli?) eters. Of we wisten hoe de “raclette” werkte? Jacomine had dat in Chapelle des Bois al eens gedaan (zie aldaar, 2006), maar ik kon mij rustig laten voorlichten. Er waren plakken aardappels en wortels, die je samen met kaas die je persoonlijk smolt, naar binnen werkte; afgewisseld met rolletjes ham en een ei.

Nadat was uitgelegd hoe een en ander werkte, vuurde een dame die ik als “la Présidente” beschouwde (waar ze overigens, desgevraagd, niets van wilde weten) een groot aantal vragen op ons af. Nadat we ons op deze manier m.o.m. hadden voorgesteld, liet zij ons over aan onze buurvrouw die, op een uiterst charmante manier, haar Engels op ons uitprobeerde. Daar waar dat mogelijk was, reageerden we in het Frans (voor ons weer een goede oefening).

De twaalf mensen (van zeer verschillende leeftijd, het leek wel of één van de mannen zijn kleinzoon had meegenomen) waren een groep “naturisten” met verschillende specialisatie. Ze gingen vaker met elkaar op excursie. Wanneer we morgen op de Brec d’Utelle waren, moesten we goed rondkijken: er lagen fossielen van Crinoiden. (Ze noemden die dieren eerst iets als Penta(crine?) en het duurde even voor ik in de gaten had waarover we het hadden.)

Dat wij al drie keer een “gypaete barbu” hadden gezien, maakte enige indruk. Ik kwam opnieuw (net als toen met Christian) tot de ontdekking dat het vervelend is van zo weinig planten de Franse naam te kennen. De Engelse namen leidden bij onze gesprekspartner(s) weer tot problemen. Na een gezellige avond kropen wij “onder de wol” voor een verkwikkende nacht.

 

< Home >

 

Maandag,14 juli 2008: St.Dalmas-Valdeblore – Utelle (GdE communal, € 19.=)

De volgende ochtend zaten we met de Duitsers aan het PD. Er was gisteravond geen plaats voor hen aan tafel en ze hadden dus in een van de restaurants gegeven. Ook zij gingen naar Utelle en hadden niet gereserveerd.

We vertrokken rond tien over half acht. In km’s moest het de zwaarste etappe gaan worden; raderend en berekenend was ik op 23-26km uitgekomen. De gidsjes gaven hier meer dan 8 uur lopen aan.

Het eerste stuk was fel omhoog. Het Duitse paar bleek in het zelfde tempo te lopen als Jacomine. Ze vormden een treintje. De derde Duitser had een veel hoger tempo. Of dat bij mij paste, weet ik niet omdat ik mij had voorgenomen als locomotief van het treintje te functioneren. Dat lukte af en toe. Na een uur hadden we 2,6km gelopen, maar waren al wel 420m hoger. Een groot deel van die hoogte hadden we de eerste kwartier al achter de kiezen. We waren nu op de Col du Varaire; een half uur later, 4,4km van St.Dalmas, bereikten we de Caïre Gross (1906m, 700m boven St.Dalmas). De Duitsers vonden het maar een vervelend stuk: je had geen enkel uitzicht. Dat was tot nu toe wel waar, maar de bossen waren hier van een schitterende schoonheid en juist nu hadden we, voor het eerst, zicht op de Middellandse Zee. Wij pauseerden 10 minuten, de Duitsers wat langer. De rest van de dag liepen we slechts af en toe een stukje met hen op. We kwamen langs alpenweiden te lopen.

Even later waren we juist de Tête de Clans gepasseerd toen een tweetal Pastous blaffend op mij af kwam. Even vroeg ik mij af of ik de dazer zou gebruiken. Daar leek mij geen reden toe en ik liep (wat langerzamer dan eerst) door. Nadat zij hun interesse voor mij verloren leken, liepen ze naar Jacomine, die in mijn ogen stofstijf (en mogelijk dus verlamd van schrik) bleef staan. Zo zat het echter niet; ze heeft een andere aanpak: laat de dieren eerst even ruiken voor je verder gaat.

Beide methodes bleken dus bruikbaar. Vriendelijk zwaaiend naar de herder, die stukken hoger zat, liepen we verder. Een van de honden liep nog even mee, later zelfs met één der jonge dieren,

Twee uur na vertrek hadden we 5,4km gelopen en zaten we op 1940m. De naamgeving op de kaart is hier wat onduidelijk en of we nu bij Le Pertus waren was onduidelijk. Ook de bordjes gaven geen helderheid. Hoe dan ook, om 10.06h werd het terrein wat onvriendelijker 

en na 7,6km vond ik het tijd voor een stop; ik denk dat we op de Baisse de la Combe waren. We waren alweer ruim 3½ uur onderweg en de plaats was goed te gebruiken. De Duitsers passeerden ons hier.

We gingen maar door met langs of over een kam lopen. Eén enorm voordeel: we liepen heel van in de schaduw en dat was niet vervelend. Na het passeren van de Cime du Fort draaiden we naar het oosten, over de Collet des Trous, niet alleen ons hoogste punt vandaag, maar ook de laatste keer dat we (bijna) op 2000m zaten.

Ongeveer tien minuten later gingen we over op een zuivere zuidkoers. We sneden hierbij de lussen (dog-legs) van een piste een aantal keren af. (Bij de laatste hebben we mogelijk een merkje gemist; dan hebben we die lus ten onrechte helemaal gelopen.)

Om tien voor twaalf kwamen we bij een P-plaats; een aantal tegemoetkomers met simpele dagtasjes hadden de spoedige komst hiervan ons al doen vermoeden. We liepen langs de Granges de la Brasque (met merkwaardige grafstenen) en hun uitgebrande kapeltje.

Nu ging het over asfalt en dat schoot lekker op.

Iets voor twaalven vroeg een Frans gezin Jacomine iets. Zij moest zich even instellen en vroeg de vraag te herhalen. Zij hoorden waarschijnlijk dat ze “une étrangère” was en gaven aan dat ze de vraag als niet gesteld beschouwden. Jacomine vroeg ze opnieuw de vraag te herhalen. Toen was Collins nodig. Wie weet nu wat de functie van die stenen gebouwen is? De vraag kwam nu bij mij en uit de losse pols vertaalde ik: “Un centre des vacances; l‘ancien camp militair Tournairet”.

Even later passeerden we de pauzerende Duitsers. Zij deden dat bij het Maison Forestière. Dat is ruimschoots voorbij de Granges en vandaar dat het leek dat we hier veel trager waren dan de Topo en Collins. De schrijvers van de Topo hebben, denk ik, bij de Granges gemeten, maar dat als MF genoteerd.

Bij de Col d’Andrion (1680m) namen wij onze volgende rust. We hadden in ruim 4½ uur 14,4km gelopen en moesten dus ruimschoots over de helft zijn. De Duitsers passeerden ons hier weer.

Na de pauze gingen we nu het asfalt af,

... om stevig zigzaggend een aantal haarspelden af te snijden en even na kwart over één kwamen we op de Col des Fournés (1356m). We waren inmiddels 16,6km weg van St.Dalmas. Nu ging het pad weer omhoog, om te beginnen naar de Col de Grateloup (1411m), waar we om 14.00h en na 18,8km aankwamen. We liepen nu min of meer gelijkop met de Duitsers. Inmiddels was het weer aanmerkelijk verslechterd en na enkele minuten begon ietwat het te regenen. Wij trokken onze capes aan;

zij gokten erop dat het beter zou worden en namen zelfs nog een pauze.

En toen begon het te onweren en niet een beetje. Op z’n Mallorcaans, zullen we maar zeggen.

We verhoogden ons tempo. Ondanks het onweer en het spatten (regen kon je het meestal niet noemen) was het warm en we droegen inmiddels onze capes zo dat wij warmte konden kwijtraken en de rugzakken droog bleven. We waren in de buurt van de top onder de fraaie naam “Brec d’Utelle”, inderdaad een doorbraak in de bergketen.

 

Het was een spannend pad en dat was het weer ook. De slagen volgden nu 3 seconden op de flitsen, het onweer zat pal boven ons èn het begon weer te regenen, te spoelen. Over een losse stenen pad moesten we weer omlaag, ons ondertussen afvragend hoe het de Duitsers verging.

We hadden enige haast om onder de bomen te komen, maar dat duurde nog even: zo'n 50 minuten. Jacomine kreeg water in haar schoenen en vroeg zich af of we onze gamaschen niet moesten pakken. Er waren drie redenen om dat niet te doen. In de eerste plaats gaf het pad ons daar nauwelijks de ruimte toe. In de tweede plaats zou er dan veel meer nat worden dan de binnenkant van onze schoenen en in de derde plaats bleven we toch enige haast hebben en het was onder deze omstandigheden een illusie ervan uit te gaan dat we snel even die gamaschen kon vinden en aandoen. We denderden dus door.

(Een verklaring voor het feit dat vrouwen altijd meer last van inloop van water en steentjes hebben, bedankt Jildau, is dat hun schoenen een lagere schacht hebben.)

Even door half vier passeerden we de Col de la Mei, met een schitterend uitzicht op Castel Ginestet. We liepen nu in het gebied tussen de bui en een opklaring.

Even voor kwart voor vier kregen we Utelle in zicht;

we hadden inmiddels ruim 25½km gelopen en het werd geleidelijkaan echt droog. De Duitsers kwamen inmiddels zichtbaar achter ons aan. Zodra we beneden waren liep ik even naar rechts om bij het hotel toch even te verifiëren of er geen ruimte was. Dat werd opnieuw bevestigd. Hierna draaiden we linksaf het dorp in en kwam twintig voor vijf het dorpsplein op: we hadden 27,6km gelopen (maar ruim binnen de acht uur)!

Het was een zware dag geweest, zwaarder dan verwacht (kon worden); een test van de weergoden of wilden ze ons niet laten vertrekken? We hebben niets van de Crinoiden gezien!

Op het dorpsplein vroeg ik naar de gîte. Die was links bij de stadspoort, maar ik moest mij melden bij dat oude huis achter mij. Die opmerking had ik niet helemaal begrepen, maar na enig gezoek stonden we voor een woning waar juist de deur open ging. Een feestelijk geklede dame, met handtas, stond op het punt het pand te verlaten.

Ik vroeg haar naar haar betrokkenheid bij de gîte en bleek aan het goede adres te zijn. “Loop maar even mee.” Dat “even” was een grapje: we liepen, uiteraard, weer over het dorps/stadsplein. Iedereen werd door de dame met een accolade begroet. Dat gaf ons de gelegenheid de door de stadspoort binnenkomende Duitsers bij te praten (en zij ons: het hotel was [inderdaad] vol). Uiteindelijk kwamen we toch bij de gîte aan. Ons werd de keuken en het slaapvertrek getoond en we mochten betalen (€19.=).

Hierna richtten we ons in. We besteedden uiterste zorg aan onze schoenen; zelfs die van mij waren van binnen toch wel aardig nat geworden (hetzelfde gold overigens voor de Duitsers). Nadat alles ter droging klaarstond of hing, liepen we naar het dorpsplein voor de traditie. Onderweg vroeg ik nog even naar de mogelijkheid morgen geld te pinnen. Ja, dat kon in Levens. Mooi.

De Duitsers, het kon natuurlijk niet uitblijven, hadden inmiddels vastgesteld dat zij vandaag “die Fliegende Holländer” hadden ontmoet. Spontaan barstten de vrouw en ik in het duet “Steuerman, lass die Wacht” uit.

Even later meldden zij dat ze gehoord hadden er vandaag geen restaurant in Utelle open zou zijn. De plaatstelijke bevolking had daarom besloten dat de épicerie voor ons even open zou gaan. Toen wij, in afwachting van deze opening op het bankje daarvoor zaten, vertelden de Duitsers dat ze eerst nog even wilden controleren of het hotel vandaag echt geen restauratie had. Jacomine gaf aan wat het nadeel hiervan was en de echtgenoot werd bij ons “in de wacht gezet”.

Nu hadden wij niet zoveel nodig na onze inkopen in St.Saveur en het was dus maar goed dat de Duitser veel tijd nodig had om zijn wensen kenbaar te maken. Net op tijd kwam de vrouw terug met de vaststelling dat het restaurant van hotel inderdaad niet open was. (Men had gisteravond al Quatorze Juillet gevierd, maar of dat nu een begrijpelijke verklaring was. Hoogstens konden we vaststellen dat het maandag en dus een vaak voorkomende sluitingsdag was.)

De Duitsers vonden ons Duits uitstekend, maar als we dat gemakkelijker vonden, konden we ook overgaan op het Engels. De mannen waren (gepensioneerde) “Ingenieure”. Verder hebben we het nog gehad over het gebrek aan tweetaligheid van Franstalige Zwitsers en Belgen. Hun ervaring was dat dit altijd tot geringere carrieremogelijkheden leidde en dus tot fricties. Zij vertelden ons verder dat zij in St.Saveur, niet helemaal tot genoegen in hotel “Relais ‘d Auron” de nacht hadden doorgebracht; het was erg sjofel.

Bij het slapengaan meldden zich nog een aantal muggen. Dit waren echter pluimmuggen (of zo) en hebben ons geen problemen opgeleverd. Wat dat betreft: behalve de vliegen in Larche en Bousiéyas en die ene daas die mij in mijn been stak, hebben we absoluut geen problemen met insecten en vergelijkbare dieren (teken b.v.) gehad. Zelfs die enkele keer dat we onze rust middenin een mierenstaat planden, liep dat met een sisser af.

 

< Home >

 

Dinsdag, 15 juli 2008: Utelle – Levens (H-R “La Vigneraie”, DP; € 90)

De Duitsers zouden ons vandaag al gauw verlaten; zij pakten bij de Pont du Cros de bas naar Nice pakken. Het laatste deel van de GR leek hen absoluut niet interessant.

Vòòr ons vertrek schreef ik nog een berichtje aan de bevolking van Utelle (bij gebrek aan Livre d’Or): “Merci à les gents qui nous aident avec trouver et offrif le gîte et ‘épicerie. Bravo! Les deux Hollandais.” Ik vroeg de Duitsers of zij dit wilden aanvullen of ook wilden “unterschreiben”.

Of zij dat gedaan hebben weet ik niet; we waren als eersten weg.

Tijdens onze gesprekken met de “marinier” in Fouillouse had ik het gehad over de veronderstelde warmte tijdens onze laatste GR10-dagen en de toen optredende Mistral. Ik werd toen gecorrigeerd: dat was de Tramontane. Als de Mistral zou waaien op het moment dat we Utelle/Levens zouden passeren, zouden we verdergaan wel kunnen vergeten. Er zou een zwarte vlag gehezen worden en het zou ieder “sous peine d’une amende” verboden zijn zich in dat gebied te bevinden, in verband met mogelijke bosbranden. Met de huidige, onzekere weerssituatie leek mij alles mogelijk, dus wie weet...

Jacomine stelde dat we met het halen van Aspremont zouden kunnen zeggen dat we samen met onze tocht van mei jl., via Sospel en Menton (zie GR52/51), de Middellandse Zee toch gehaald hadden.

Of het hierdoor kwam of door iets anders: vandaag wilde ik dus graag in Aspremont aankomen. Twintig voor acht gingen we van start, nadat Jacomine nog even een fraaie foto van de gîte (een oud kerkgebouw) gemaakt had. (Verschil in avond- en ochtendlicht, in fototoestel of in fotograaf? Hoe dan ook, m.i. een stuk mooier dan de vorige foto)

Bij het verlaten van Utelle bleek dat we eerst weer even omlaag, naar een rivierbedding moesten, door het natte gras. Nu waren onze schoenen weliswaar niet voor 100% droog, maar natter was toch vervelender en dus pakten we (voor helemaal niets, bleek achteraf) onze gamaschen. De dag van gister had een diepe indruk op Jacomine gemaakt en we schoten niet erg op. Tien voor negen namen we een rustpauze pal voor de Chapelle St-Antoine. Over een stuk waar een uur voor stond, hadden we een 1.08h gedaan. Vandaag, stelde Jacomine, wordt het geen Aspremont. Ik stribbelde nog wat tegen; ze “herpakte” zich wel vaker.

Tijdens de pauze passeerden de Duitsers ons en liepen ze uit dit verhaal.

Na twintig minuten gingen we verder. De tocht liep langs de Gorge de Vesubie, hetgeen betekende dat we (net als een deel van gister) links van ons een indrukwekkende diepte hadden. Ondertussen liepen we vaak onder de bomen, een goede beschutting tegen de zon.

Pal voor Cros d’Utelle namen we een tweede pauze en na het passeren van de D2565 en de Pont du Cros een derde (grofweg tussen half elf en elf). We zaten op het laagste punt “ooit” aan deze kant van het meer van Genève: 190m. Hierna zou het nog wel “hobbelen”, maar we zouden niet meer boven de 740m komen. Dat liet onverlet dat er nu een meteen een klim naar 580m voor ons klaar stond. Langs het aanvoerkanaal van een aquaduct liep we nu verder, zigzaggend omhoog. Pal voor de D19 weer een tien minuten gestopt. We zouden ergens bij Levens een onderkomen zien te vinden. Ook Plan d’Ariou (wat mij wel grappig had geleken, zie GR52/52) was geen optie meer. Geleidelijkaan zag je de begroeiïng meer mediterraan worden: cypressen, vijgen, olijven en bougainvillea’s.

Tegen enen, bij Rivet, kregen we een prachtig uitzicht op het hoger gelegen Levens. Volgens de kaart (en Collins) zouden we dat echter onderlangs passeren.

De markering gaf iets anders aan: we moesten wel degelijk naar rechts en omhoog! Nu dienden we dat natuurlijk toch te doen als we aan geld wilden komen en bovendien lag het voor de hand dat het OdT in het stadje was ondergebracht. Tien over één gingen we (pas) van de markering af, de hoofdstraat van Levens in. Een jonge dame die wel eens de OdT aan het afsluiten kan zijn geweest, vertelde dat we nog even verder moesten voor de “distributeur” en om kwart over één konden we opgelucht ademhalen. We hadden weer (meer dan) het nodige aan liquide middelen. Hierna dronken we een glas op het centrale plein en bezochten de schitterende Chapelle des Pénitents Blancs tegenover het café.

Om vijf voor twee kwamen we terug op de route en werden zigzaggewijs omlaag geleid waarbij we uiteindelijk toch even kort op de D19 terechtkwamen. Het was duidelijk dat er in het dorp zelf geen hotel te vinden was. Jacomine was inmiddels weer op peil.

We spraken af dat we in de richting van de gîte equipestre “Relais des Tempeliers” in St.Bernard zouden lopen om onderweg de eerste de beste gelegenheid te kunnen kiezen. Op gegeven moment werd duidelijk dat je voor de hotels “La Chaumière” en “Mas Fleuri” (ver) van de route moest. Het zou dus wel weer een gîte worden. Via een paadje achter de huizen langs kwamen we op een wegje. Aan het eind daarvan ging de route naar rechts, naar de gîte. Links lag het (mij tot nu toe onbekende) hotel “La Vigneraie”. Dat was geen hotel om ongemerkt te laten passeren en toen bleek dat men plaats voor ons had waren we snel ingericht.

Het is een schitterende plek om je laatste overnachting te hebben. ’s Middags heb ik de omgeving van de buurtschap Le Vignal nog wat verkend, hebben we lekker op ons balkonnetje gezeten en nog een klein wandelingetje gemaakt. We hebben deze dag in 4½h toch nog stiekum even 15,3km afgelegd.

We ontdekten dat één van de Platypus-zakken lek was geraakt en er vochtige kleren in Jacomines rugzak zaten.

’s Avonds aten we uitstekend; Jacomine forel en ik “loup” (Nee, geen wolf, maar zeebaars; het merkwaardige was dat hij niet zout smaakte) . De meeste restaurant-gasten leken bewoners van het bejaardenhuis van Levens. We hadden er geen enkel contact mee.

Voor we Levens (le Vignal) gaan verlaten, nog even iets over de uitspraak. Nooit is duidelijk bij plaatsnamen welke letters je hoe moet uitspreken. In dit geval bleek toch dat de “s” hoorbaar moet zijn en de tweede “e” als een “a” klinkt, het is dan ook “Levàns”. Dat Fransen hiermee zelf ook wel problemen hebben, bleek toen iemand ons vertelde dat het in de uitspraak “A-premon” was, terwijl een ander, uit de buurt van het stadje vertelde (dat zal morgen gebeuren) dat het toch echt “Aspremon” is.

 

< Home >

 

Woensdag, 16 juli 2008: Levens – Nice (H**Carlyna, € 70, taxe € 1.40)

’s Ochtends vroeg al een half uurtje genietend op het balkon, voor we inpakken en naar beneden gaan. Na even wachten op het brood genoten wij het PD op het terras (ja, we waren nu echt in een Mediterrane omgeving), volgde de betaling (€95.= totaal; ook Jacomine had gister een biertje genomen). Er wachtten ons nog zo’n 6½h en 21-24km.

We liepen langs de “Grands Prés” en misten op gegeven moment markering. Ik stelde, na enig zoeken, voor route van de kaart te blijven volgen. Dit leidde tot een leuk paadje achter de huizen langs. Toch kwam even later de route van links; officieel zijn we dus te vroeg naar rechts gegaan. Geen reden om wakker van te liggen. De verandering in vegetatie zette door: we zagen nu ook pruikenbomen in het wild, agaves, eucalyptussen en boven op de heuvels in het zuiden Mediterrane dennen.

Jacomine meldde dat het vandaag beter ging dan gister, maar de knieën klaagden bij het dalen wel.

Nu hoefde dat voorlopig gelukkig niet te gebeuren. Eerst passeerden we Ste-Claire (om 9.45h; op 500m) om daarna een stukje van de D19 te moeten volgen. Even buiten het dorp was een routeomleiding via een piste, die ons naar een onbenoemde col (565m) bracht. Hierna doken we het bos in en werden via een smal pad langs onze laatste rots geleid.

We gingen verder omhoog, een heuvel op (609m). Vandaaraf hadden we een laatste uitzicht op “onze” bergen en begon de traverse langs Mont Cima, waarbij we uiteindelijk tot 780m kwamen. We hadden hierbij een prachtig uitzicht op Plan d’Arriou en Tourette-Levens, die plaatsjes die we in het voorjaar met zoveel plezier hadden doorlopen en waarvan het bijzonder leuk was ze weer te zien.

Het was inmiddels kwart over elf. Het pad leidde via een piste naar de Club Canine d’Aspremont. Daar gingen we naar links, kwamen terecht op een pad dat naar het oosten omlaag ging, keerden terug en hebben een stukje eigen route gelopen. Uiteindelijk zagen we Aspremont voor ons liggen, kon ik mij weer oriënteren en kwamen we op de route terug.

Tien voor twaalf kwamen we op het pleintje “van mei”, van de GR51 en waren we dus van Uitgeest naar de Middellandse Zee gelopen.

Bij “Le Garrigou” hebben we een half uurtje gerust en een colaatje gedronken. We waren terug op 500m en zouden nog eenmaal omhoog gaan, langs de Mont Chauve, want natuurlijk was er niets in ons dat nu de route niet helemaal wilde afmaken.

Voor we verder gingen controleerde ik nog even de waterzak, die ik zo goed mogelijk met ons wondertape had dichtgeseald. Hij was vochtig aan de buitenkant, maar de rest van de dag (waarschijnlijk) nog wel bruikbaar. Wel hebben we het extra water dat we hier tapten in plastic flessen gedaan.

Toen kwam eerst dat stukje langs en daarna naast de weg, daarna moest je hem kruisen en vervolgens langs de nieuwbouw omhoog. Natuurlijk hadden we daar bekijks van een aantal zonnende bouwvakkers. Bij het volgende bordje verlieten we de GR51 weer; er moest geklommen worden, uiteindelijk tot 685m.

We hadden een fraai uitzicht over de Var, het Kyriad-hotel, het vliegveld (om 13.07h) en al die andere GR51-herinneringen.

Gelukkig waaide er een frisse wind en was er een hoge sluierbewolking. De temperatuur kwam niet ver boven de 30ºC. We gingen nu in een zo hoog mogelijk tempo door. Het pad liet echter niet al te dolle dingen toe; het was een echte enkelbreker. Toen een fietser die ons passeerde, even verder even zijn concentratie verloor, ging hij ongenadig onderuit.

Even door tweeën kwamen we op de routewijziging die op de 1:25000-kaart die ik van dit gebied had, voorkomt. Tijdens de vele zigzaggen raakte ik twee keer het pad kwijt. Ik meen(de) dat de markering te wensen over liet, Jacomine schatte het meer in als een gebrek aan concentratie.

Om twintig over twee kwamen we over een picknick-veld, waardoorheen een brokkelig fietspad liep. Dat, meende ik, was de Aire-Saint-Michiel. Aan het eind ervan namen we een pauze van een klein half uurtje en gooiden de inmiddels praktisch lege waterzak weg.

Hierna kwamen we op asfalt, om daar, vòòr het Mediterranée-strand, niet meer vanaf te komen. Eerst een stukje naar het oosten. Daar passeerden we die Aire-Saint-Michiel tenslotte. Vervolgens ging het door de voorstad Gairaut. (Het zal dan ook niet verbazen dat we langdurig over de Vieux Chemin de Gairaut liepen, slingerend en (vooral) dalend. Eigenlijk best leuk. Om 15.12h kruisten we de A8.

Nu waren we op de Avenue Henri-Dunant en in afwachting van een pleintje. Oppassen dus. Om 15.25h, na 20,1km (vandaag) zag ik dat volkomen bespottelijke bordje hoog in de gevel, van dat huis rechts, pal voor de Place Alex-Médecin. We zouden hier moeten beginnen, om na ±1200km (??? We zijn geen kraaien) in Rotterdam aan te komen. 

Wel, daar stonden we dan, op dat onaanzienlijke pleintje, met dat onaanzienlijke bordje dat Rotterdam op de plaats van Antwerpen situeert.

Hier natuurlijk de onvermijdelijke foto’s genomen. Misschien wel leuk, vast te stellen dat het huis een makelaardij betreft en dat Jacomine daar dit keer geen enkel oog voor had.

Wel, dat was het dus; einde van onze reis.

Om half drie gingen we verder over de Avenue Borriglione, die na de Place Charles de Gaulle overgaat in de Avenue Malausséna. We liepen onder de spoorbrug door. Inmiddels heette deze enorme weg de Avenue Jean Médecin. Het werd tijd voor een stop. Die vonden we naast de Notre Dame.

We bestelden bij Malongo cola. Dat kan dus niet; koffie is mogelijk en daarnaast allerlei vruchtensappen. Voor €5.80 hadden we alletwee een verrukkelijke drank.

De buurman van dit bedrijf was Hotel**de Centre. Ik ging eens even kijken of ze daar een kamer voor ons hadden. Jazeker, voor €120.=, die van €65.= waren vol. Jammer, dat was niet de bedoeling, en eigenlijk geloofden we de laatste mededeling niet.

Om kwart over vier waren we weer op stap. Even verder zag ik links Hotel**de Verdun. Eens kijken. Per vergissing de verkeerde ingang genomen, waardoor we Hotel**Carlyna binnen liepen.

Ja, er was plaats en dat voor €70.=. Uitstekend, en om 16.23h namen we de lift naar de 5e verdieping om daar onszelf te wassen. Vervolgens (om 16.50h) gingen we op onze teva’s naar buiten voor een foto van ons verblijf en om de 600m naar het strand af te leggen. Hier kwamen we acht minuten later aan.

We waren sinds Uitgeest niet zo laag geweest. De tocht zat er nu echt helemaal op.

 

Wat valt er verder te vertellen? Wel, eerst de traditionele dronk (op het terras van de Brasserie du Palais [de Justice], om 17.00h; €6,40) en daarna hebben we nog een wandeling door het oude Nice gemaakt; schitterend.

Hierna kwamen we, bij het busstation, terecht bij een Internet“café”.

A raison van 50€-cent per ½h mocht ik surfen wat ik wilde. Hier gezocht naar de vliegprijzen naar Nederland. Dat was even wennen met dat Azerty-toetsenbord. We kwamen niet onder de €496.= uit. Zouden we gaan treinen? Op dus naar het Gare de Nice, ons welbekend. Daar bleek dat een treinreis ongeveer €434.= zou kosten. Goedkoper, maar ook langduriger en met die lastige overstap in Parijs erbij. Daar moest nog even stevig over worden nagedacht.

En dat deden we (goed idee, geloof ik) tegenover het station in Buffet Imperial, waar je je voor €15.80 p.p. helemaal vol kunt eten aan chinees (“contonaise”) en/of thais eten, met net zoveel gangen als je maar wilde. Met een karafje rosé erbij kwamen we dus op €37.10 uit. Verrukkelijk.

De beslissing was inmiddels genomen: we gingen lekker ontspannen treinen en om twintig over acht kochten we onze kaartjes CB (€434,20). Vervolgens liepen we terug naar ons hotel. De GPS gaf aan dat we nog een 7,2km extra hadden gelopen. Het werd tijd voor een verkwikkend nacht. En, dat lukte.

 

< Home >

 

Donderdag,17 juli 2008: Nice – Uitgeest

De volgende ochtend snel eruit en naar beneden. Via de Avenue weer terug om bij McDonald’s een kop koffie te drinken (om 8.33h: €2.60). Vervolgens nog even inkopen gedaan bij twee winkeltjes. Eén ervan, “naast” het station is zo geleidelijkaan onze hofleverancier. Daarna hebben we, in afwachting van de trein, ieder een broodje hartig gekocht en gegeten. Deze “loopdag” was voorbij: we hadden van het hotel naar het station 1,7km gelopen.

Al voor 10.42h kropen we in de trein om ons op genoemd tijdstip naar Parijs te laten vervoeren. Dat ging eerst in een betrekkelijke slakkengang langs de kust. Maar het is geen straf al die plaatsjes te passeren. De gedeeltes bij Nice en Cannes herkenden we van eerdere vakanties.

Na Marseille begon de trein vaart te maken en na Avignon-TGV was hij helemaal niet meer te stuiten, slechts langs de kim waren nog contouren van bergen zichtbaar. Ik was ondertussen vast wat loopgegevens aan het uitwerken. Kwart over vier kwamen we in Parijs (Gare de Lyon) aan. Zo, we hadden voor 2x €122.10 heerlijk getreind.

Om 18.25h vertrok de Thalys pas naar Amsterdam. Er was dus geen haast, maar het is altijd prettig eerst die metro-hindernissen maar te nemen. We vonden moeiteloos het juiste station op de juiste verdieping. Het kopen van de kaartjes werd vergemakkelijkt door een wat onduidelijk type dat de een na de andere toerist vertelde wat en hoe hij zaken moest intypen om aan de juiste kaartjes te komen. Ook gaf hij aan welk perron en hoeveel haltes je moest hebben. Geweldig, om 16.30h hadden we de kaartjes. Het lukte ons ook, zelfs Jacomine, om het poortje zonder problemen te passeren.

Om 17.00h zaten we op de Rue de Dunkerque, vòòr het Gare du Nord, bij Quality Burger Restaurant te genieten van twee cappucino’s en twee frites. Ruim op tijd liepen we Gare du Nord weer in om op de stootbumpers van één van de perrons te wachten op onze trein.

Na binnenkomst liepen we (zo ongeveer) het station weer uit naar rijtuig 17. We waren toe aan onze laatste beproeving. Toen Jacomine aan de rijtuigbeambte vroeg waarom we geen toegewezen plaats hadden, werd ons verteld dat we die niet hadden; de trein was overboekt. Dàt betekende “place selon disponibilité” op ons kaartje. Dat had ons verteld moeten worden. (En dat had de loketbeambte waarschijnlijk te moeilijk gevonden.)

Het was even spannend of we meteen problemen zouden krijgen. Nou, niet dus. Er was (net) plaats voor ons. Een stel jongeren moest genoegen nemen met een bankje in het halletje.

In Brussel ging het fout en moesten we verhuizen. De eerste plaats die we dachten te kunnen nemen, werd binnen enkele minuten ook opgeëist. En daar gingen we weer met onze hele handel. En dat allemaal voor 2x €105.=

Uiteindelijk kwamen we helemaal voorin de trein terecht, waar volgens de rijtuigbeambte plaatsen zijn die niet verkocht worden. Hier waren negen plaatsen en er zat slechts één jong stel. Ik kon verder gaan met mijn berekeningen. Gezamenlijk verwerkten we een groot deel van de in St.Saveur, Utelle en Nice ingeslagen waren. Toch lukte het niet alles op te krijgen.

We stapten op Schiphol al uit de Thalys, om zo zo snel mogelijk de trein naar Uitgeest te kunnen pakken. Twee enkeltjes (€7.=) brachten ons om 22.35h in de trein naar Zaandam, waarna de Sprinter ons om 23.45h in Uitgeest afleverde. Na nog een vier minuten lopen waren we thuis. Wat rest zijn de gegevens en de conclusies daaruit: zie de Samenvatting.

 

In < Het einde > beschrijf ik onze tweede aankomst in Nice en doe daar enkele suggesties.

 

< Home >

 

 

'

Maak jouw eigen website met JouwWeb