De GR5 (27 april-5 mei 2006)

 

 

 

< 27 april >      < 28 april >      < 29 april >      < 30 april >      < 1 mei >      < 2 mei >      < 3 mei >      < 4 mei >      < 5 mei > 

 

 

 

Woensdag, 26 april 2006 : Uitgeest – Amsterdam - Brussel – Luxemburg – Metz (Hotel “Métropole”)

Dit jaar konden we dus al in april aan de GR5 starten. Eigenlijk begon de vakantie al om dinsdagavond toen ik (oh, oh, wat stuntelig) naar Brin-sur-Seille belde, om Mme César te vragen of ze ruimte had.

En daarna, heerlijk dus, om op woensdag 12.00h H3E alleen te kunnen laten. Snel naar huis en eten, drinken, inpakken afronden. Om 13.08h trein naar Amsterdam, om eventualiteiten op te vangen, want om 14.23h ging de IC naar Brussel…. dus niet. Om 14.32h ontdekte NS dat deze trein ’s ochtends niet uit Brussel was vertrokken, zodat hij “helaas” moest vervallen. Dat hadden ze gewoon even aan wat Belgische passagiers moeten vragen, die hadden dat ’s ochtends wèl gemerkt.

Stomend naar de infodesk waar men ons wist te vertellen dat we vandaag Metz nog wel zouden kunnen bereiken, maar wel anderhalf uur later. “Nee, een klachtennummer of –adres heeft NS niet.”

En dus met een postbusnummer weggestuurd.

Nu met de trein van 15.23h naar hetzelfde doel. Enfin, na overstap op Brussel-Noord en Luxemburg dus om 22.40h in Metz, alwaar wij in Hotel Métropole in kamer 501 werden gehuisvest (€ 53.=). Hoog en met een schitterend uitzicht op het station.

Een verkwikkende nacht was een goede voorbereiding op onze tocht.

 

< Home >

 

Donderdag, 27 april 2006: Metz – Pompey – Brin-sur-Seille (CdH : Mme. César)

Vroeg eruit, vervolgens wat broodjes (èn koffie) verzameld op het station en kaartje(s) gekocht naar Pompey.

Via perron A kwamen we langs de streek waar we vorig jaar gelopen hebben (Pagny, Pont-a-Mousson e.d.) en om 8.00h in Pompey aan, alwaar wij twee minuten later met onze tocht begonnen, de route hervatten. Via Custines (±8.30h), Blanzey (±12.15h) en Amance kwamen wij om 14.30h in Brin-sur-Seille aan. Even daarvoor in een observatiehut bij een meertje gezeten.

Deze zou als abri te gebruiken zijn. Eenmaal in Brin aangekomen, hebben we eerst nog even een “rondje rond de kerk” gedaan voor we de middagsrust van Mme César dorsten te verstoren.

“U komt van de verkeerde kant”, “Past u op met uw stokken en mijn behang?” Ja, ze gaf aan dat zìj de baas was en geen hotel dreef. Verder was het een uitstekende houdster van een essentieel CdH-adres in Lotharingen. Het is duidelijk dat zij graag als “l’Ange de Lorraine” door het leven wil gaan. Veel goede raad, veel hulp (b.v. bij het “vooruit-bellen”, waarover later meer).

Drie lijvige Livres d’Or vertelden gedurende 16 jaar van een niet aflatende stroom GR5-gangers. Natuurlijk kwamen we daarin ook de familie Dammer en Iwan Oprins tegen. ’s Avonds haar fameuse 6 gangenmenu (met mirabellen-likeur) genoten. Samen met haar zoon Jean Christoph "Elise" verkracht en (solo) nog wat andere Beethoven, Summertime en The House of the Rising Sun laten horen. Ze vertelde verder nog over haar andere geadopteerde zoon die een elite-opleiding in het leger had gekregen en vervolgens bij het verlenen van hulp bij een ongeval langs de weg was doodgereden.

Het was deze dag half-geheel bewolkt geweest, de wind kwam uit het NW, 3-4 Bft en de temperatuur lag overdag tussen de 10 en 16 °C. Deze en de volgende dagen zagen we hele velden koolzaad in bloei komen. Het mooist gebeurde dat op een veldje waar vooraan koolzaad en meer naar achter pinksterbloem stond. Een prachtige kleurcombinatie.

 

< Home >

 

Vrijdag, 28 april 2006: Brin-sur Seille – Vic-sur-Seille (Auberge «St.Christophe»)

De volgende ochtend een uitstekend pd voorgezet gekregen, waarbij de “confiture des pissenlits” de show stal. Na het verkrijgen van het recept daarvan (en van cassis-blaadjes-jam) groetten wij Mme César vriendelijk ....

... en gingen iets na negenen via een gesloten alimentation en een open bakker op weg … naar Bioncourt. Inderdaad, ik liep blijkbaar nog te slapen, maar via een “forcing” langs een van de akkers in het zojuist genoemde dorp kwamen we alsnog op de route, langs Atilloncourt en (±10.45h) Gremecey, om daar, bij de kerk, wat te nuttigen.

In het bos dat naar dit dorpje genoemd is, misten we een van de vele merkjes, waardoor we ±25 minuten verloren door heen en weer te lopen. Wanneer we ons puur aan de kaart hadden gehouden was er overigens niets mis gegaan, maar ja…

Vervolgens kwamen we via de “Chemin de la Reine” op een prachtige kampeerplek.

Na een rust- en eet-onderbreking, liepen we door naar Salonnes, waar we om kwart over twee een foto van de beroemde zigeuner-wagen hebben genomen. (zie ook edwato@quicknet.nl: “In het dorp woont een vrouw (Beatrice) die in haar voortuin een roze antieke zigeunerwagen heeft staan. Hierin kunnen twee personen overnachten. Wij zijn hier (geheel onverwachts) enorm gastvrij ontvangen en hebben een geweldige avond gehad.”)

Het dorpje heeft nog een stationnetje, maar daar bleef het dan ook wel bij.

Even na drieën kwamen we aan in Vic-sur-Seille, waar we geen enkele moeite hadden de Auberge te vinden.

 

Het lukte hen trouwens ook uitstekend om ons te vinden: “Vous êtes les marcheurs de Mme. César? Nous sommes fermé jusqu’au cinq heure.” We konden wel wat gaan drinken in de Taverne Lorraine; maar ja, daar kwamen we juist vandaan en het terrasje lag volkomen in de schaduw. Na een wandeling langs het circus, de poort van het bisschoppelijk paleis, de wallen van het stadje en het Hotel de Ville/Stadthaus ...

... kwamen we al dwalend langs het Syndicat d’Initiative, dat open bleek te zijn. Onmiddellijk de dienstdoende dame aan het werk gezet.

Het probleem was het volgende:

Meer nog dan vorig jaar langs de Moselle was het hier moeilijk om aan overnachtingsadressen te komen. Daarom ook hadden we de tent meegenomen. Maar hoewel het wel droog was, was de eerste vier dagen de overdagtemperatuur ±12° en de nachttemperatuur tot onder 0°. Kortom: er kon geen sprake zijn van kamperen. De telefonades van Mme. César had voor twee nachten onze probleempjes opgelost. De Auberge in Vic (die volgens opgave maar 4 kamers had) had ruimte voor ons (en zoals later bleek ook een uitstekend menu). Ook het adres in Assenoncourt (zie later) was geregeld. Maar voor de vierde dag had ik alleen een camping-adres en mijn eerste vraag aan de VVV-dame was dan ook of zij wist of de camping in Godrexange hutten en/of stacaravans had. (Hierbij legde ik haar mijn achterliggende probleem uit.) Zij belde naar de VVV in Godrexange, maar dat bleek – zoals dat hoort – dicht. Een telefoontje naar de camping gaf het antwoord: “Nee”. Conclaaf…. Er bleek ergens een groepsgîte te zijn waar wij voor €95.= per nacht konden verblijven, een CdH in Xoeaxange, maar ook een hotel in Héming. Dat lag maar ±3 km van Godrexange (en van de route) en was dus een goede optie. (Het alternatief zou -vandaaruit- de trein naar Sarrebourg kunnen zijn geweest, Héming heeft immers een stationnetje, maar dat heeft Salonnes, zoals bekend, ook.) Bij Mme César had ik al ontdekt dat de bus van Godrexange naar Strasbourg zondags niet reed. Tenslotte gaf zij mij de touristische kaart mee, waarop zij haar aantekeningen gemaakt had; deze bleek nog uiterst nuttig te worden.

Wel, na al deze verheugende ontwikkelingen zochten we een zonniger terrasje dan dat van de Taverne (ook op de Place de Jeanne d’Arc) op. En daar kwam het circus langs: Tararaboembié.

Vervolgens dus om 17.00h naar de Auberge en daar, zoals gebruikelijk, uitpakken, douchen en (na verloop van tijd) eten. We aten een of andere rundvleesschotel.  

Het was deze dag half-driekwart bewolkt geweest, de NW-wind had een sterkte van 3-4 Bft en de temperatuur lag overdag tussen de 10 en 12 °C. ’s Nachts was het –zoals reeds gezegd- koud maar dat had het voordeel dat in het hotel de verwarming aan was en we dus gemakkelijk de was konden drogen.

We constateerden overigens dat er “voorin” het dorp nog een CdH was.

 

< Home >

 

Zaterdag, 29 april 2006: Vic-sur-Seille – Assenoncourt (CdH : B&H.Viville)

‘s Ochtends omlaag, naar de gelagkamer. Maar alleen de hond ontving ons, en niet vriendelijk. Was dit soms die overnachtingsplaats waar voorgangers van ons uiteindelijk maar wat geld hadden neer gelegd om daarna te vertrekken?

Uiteindelijk kwam er volk en konden we pd-en. Hierna heb ik de elektronische piano nog even uitgeprobeerd: van een heel andere orde dan het baby-pianootje van de vorige dag. Een en ander had niet helemaal de instemming van Jacomine, reden waarom zij afrekende (€ 48 + 8 + € 50.40). Toch gingen we beiden om 8.48h weer welgestemd op pad, na eerst nog wat inkopen bij de alimentation en de boulangerie van R.Bleeker te hebben gedaan.

Deze ochtend zagen we voor het eerst de Vogezen. Even later (rond kwart over tien) dronken we koffie bij een oude mevrouw in Marsal. Even verderop in het dorp was een Auberge (met mogelijkheid van overnachting?). Het ging verder naar Blanche-Église (±11.30h) waar we een GdE aantroffen en een kwartiertje pauseerden.

Vervolgens trokken we door het Bos van St.Jean, deels over de (geasfalteerde) Route forestière du Chemin Noir, aan het eind waarvan we op/aan een bankje ¾ uur rust namen.

Nu verder langs het Étang de Lindre (dat deels drooggevallen bleek), het plaatsje Tarquimpol en het chateau d’hote d’Alteville ging het op Assenoncourt af. Dit liepen we door, vaststellend dat er nauwelijks een levensmiddelenwinkel was of regelmatige busverbinding. Wel was er een art-shop druk in bedrijf. Na enig vragen, vonden we buiten (na) het dorp ons overnachtingsadres (La Foly).

We werden ontvangen door twee honden, later door een jonge dame en tenslotte door de boerin. We werden in een van de twee CdH-kamers ondergebracht, kregen een uitstekend maal met spul van eigen teelt: Limosin-vlees en (o.a.) jonge rabarber (zoet!): verrukkelijk.

 

< Home >

 

Zondag, 30 april 2006: Assenoncourt – Sarrebourg (Hotel-restaurant: «Le Soleil Levant»)

De volgende ochtend, na het het gebruikelijke Franse ontbijt (maar wel van alles ruim voldoende, ook de eigen gemaakte jam en de koffie) vertelde de boerin ons dat er rijp op de auto’s zat; het had gevroren. We betaalden (€ 31 + 15½ + 15½) en gingen rond kwart voor negen welgemoed op weg naar Hèming, waar immers een hotel te vinden was.

Rond 10 uur denderen we door een zondagochtendstil Fribourg in de hoop dat de Ferme les Bachats (CdH, GdF) ons koffie zou kunnen leveren. Het was bijna kwart voor elf, dus we meenden een kans te hebben. Een stel Duitsers wist ons duidelijk te maken dat alles stevig “geschlossen” was. Dit hele gebied leek overigens wel een Duitse exclave. In het volgende stuk kwamen we met grote regelmaat bomen van het Forêt des Brainchers, water van het Étang-reservoir du Stock, zondagsvissers en Duitse Ferienhäuser tegen; men had er zelfs de route voor omgelegd.

Tegen 12.00h gaf een merkje aan dat we via Diane-Capelle verder moesten. Tegen beter weten in daarom het dorp even ingelopen, maar uiteindelijk toch weer terug (er was niets aan koffie waar te nemen) en langs het beroemde kanaal. Eerst langs een sluis en later langs en door een bosje. Daar waar een brug ons na de andere zijde bracht, was een mooie gelegenheid voor een foto van (o.m.) de Vogezen te maken.

Rond kwart over een kwamen we bij de ingang van de camping van Godrexange, waar zich ook het restaurant (Bar-restaurant “de la Plage”) dat ons via de Topo en internet was aangekondigd, bevond.

We dronken er koffie en aten een sandwiche met paté (voor € 11.20 totaal). De entourage was niet erg gezellig, maar een korte stop was wel nodig; hij liep uiteindelijk behoorlijk uit (tot 14.08h).

Nu gingen we van de route af, via de D89 en Hertzing naar Héming (nog net op de Topo-kaart zichtbaar). Het zou een groter afwijking worden dan we ons toen nog konden voorstellen.

De Auberge Alsacienne functioneerde vandaag en morgen alleen als restaurant, het hotel (voor alle duidelijkheid) was gesloten, werd ons tegen drieën meegedeeld. En dat terwijl overal blikken toeristen waren opengetrokken en rondtoerden.

Enfin, er reed een trein, Héming heeft immers een station. Mooi dus niet! Maar de bus dan? Niet op zondag. En dus op naar Xoeaxange, waar een CdH zou zijn. Deze werd al spoedig aangekondigd, dus welgemoed...... Om 15.25h stonden we er voor de deur. Deze ging, ook na bellen, echter niet open; er was niemand thuis. Twee mannen die we iets verderop de weg vroegen (±half vier) vonden dat maar raar, tot zij zich realiseerden dat het vandaag voor iedereen zondag was.

Nu bleek het nut van de kaart die de VVV-mevrouw in Vic mij had gegeven; we gingen nu immers verder “buiten ons boekje”.

Opnieuw, in noordelijke richting, langs een kanaal en na enig gegoochel bij de N4 bij een brugje een stop gemaakt (van ±16.00-16.25h). Daar bij twee huizen aangebeld (bij ’t eerste nl. zonder succes): We waren in Imling (Was dat dan zo klein? Nee, we zaten aan de absolute zuidkant ervan) en ja, het Hotel-restaurant George was dichtbij, nl. in Lorquin. Als je je realiseert dat dat toch ongeveer tweemaal zover van Imling is dan Sarrebourg, dan begrijp je dat we toch maar naar het noorden togen.

Via het centrum van Imling zochten we de D89(?) weer op om zo snel mogelijk in Sarrebourg terecht te komen. Via een viaduct en het station bereikten we het centrum. Redelijk desolaat en dat gold ook voor het eerste hotel waar we voor stopten (Hotel De France Sarrebourg), waar tweemaal bellen geen effect opleverde. Twee minuten later probeerden we het bij Hotel-restaurant “Du Soleil Levant” (Inderdaad, opnieuw, als in Montdorf-les-Baines, een Chinees).

Hier werd wel gereageerd en na enkele taalkundige problemen (nee, het betrof niet òns Frans) werden we naar onze kamer gebracht. ’s Avonds starten we met een cocktail maison als aperitief, vervolgens Pekingsoep, at Jacomine crevettes bambous met Cantonese rijst en rode wijn en ik Thaise kip met Chinese “nouilles”. Na een Thais biertje (6%) ging ik over op een Chinees (4½%). We sloten af met wat koffie.

Voor het slapengaan bleek onze buurman een Nederlander die, nadat hij met zijn vrouw de route naar Santiago-de-Compostella had gedaan, nu bezig was met een (gesponsorde) tocht naar Rome (zie “Lopen naar Rome” – Kees (Broekhuizen?/Roodenburg) – (De Harmonie?) – Den Haag). Op deze dag hebben we, naar achteraf bleek, zo’n 36 km (met een snelheid van 5,4 km!) afgelegd.

Het was nog steeds half tot driekwartbewolkt, zo’n 10-12° met een NW-wind 3-4 Bft. Lekker zitten deed je alleen in de luwte.

 

< Home >

 

Maandag, 1 mei 2006: Sarrebourg – Barville - Abreschviller (Auberge «Le Bel Air»)

‘s Ochtends een pd en rond kwart voor negen via de D44 naar Hesse en Nitting. Er waren hier mogelijkheden genoeg om te pinnen, maar ja, ik wilde weer snel naar de route.

Tussen kwart over tien en half elf hebben we voor de kerk van Nitting een pauze gehouden, waar Jacomine meteen even haar vader belde om te melden hoe het ons verging.

In eerste instantie zocht ik in de buurt van pt.74 (zie Topo) weer aansluiting op de route te krijgen. Jacomine vroeg me echter of er niet een fraaiere route was met minder asfalt.

Dat bleek mogelijk via Barville Bas, waar we het Sentier de la Source de la Sarre oppakten (aangegeven met een blauwe X). De zuidzijde van dit dal is ieder aan te bevelen.

Na nog een eetstop rond “midi” kwamen we rond 12.40h weer op de route. Even later passeerden we de gîte van Abreschviller, die een nogal gesloten indruk maakte.

Hotel “Des Cigognes” bleek aan het verbouwen, reden waarom we wat koffie dronken in Hotel “Du Donon”. Dit bleek “complet” te zijn, teruglopend bleek dat ook ook te kloppen voor de eerder genoemde “ooievaars”. De plaatselijke VVV was en bleef dicht. Een telefoontje naar de gîte van Lettenbach leverde slechts contact met een antwoordapparaat. Daarom richting Kysithal waar een hotel te vinden zou zijn: volgens iemand van “Des Cigognes” lag het aan de rand van het dorp, volgens iemand aan de bar van “Du Donon” op vier km.

Ze hadden allebei wel een beetje gelijk: een beetje aan de rand en iets minder dan 4 km. Maar daar hadden we dan weer geluk: er was, hoorden we om 14.00h, plaats voor ons in l’Auberge du Bel Air.

Na het installeren en een collaatje/pression hebben we het begin van de route van morgen vast verkend. Want wat hadden we een gok genomen. Om morgen een beetje op tijd en niet al te uitgewoond in Schirmeck aan te komen, was het eigenlijk noodzakelijk in Lettenberg te overnachten.

Waarom hadden we voor “Bel Air” gekozen en niet voor de gîte? Teruglopend zaten we zeker meer dan 3 km voor Lettenbach; dat zou er morgen dus wèl bij komen! Een overnachting in de gîte van Abreschviller had ons zeker een km gescheeld. Ja, het was een gok, maar nu we eenmaal in “Bel Air” zaten, zag ik een mogelijkheid om via een spoorlijntje (slechts toeristisch in gebruik) weer mooie en korte aansluiting op de route te vinden. Die mogelijkheid waren we nu aan het onderzoeken, want formeel was het verboden zich op “la voie” te bevinden, maar dat vond toch ook Jacomine een beetje onzin, zeker toen na zo’n 100m bleek dat we ons op een gemarkeerde route bleken te bevinden. De dag werd afgesloten met een goed repas (“truite amandes” en “cotelette sanglier”, voorafgegaan door een glaasje port en omspoeld door een ½ “rouge” en afgesloten door een “poire belle helene” resp. een “café liegeois”) en een goede nachtrust in onze 3pp-kamer...

 

< Home >

 

Dinsdag, 2 mei 2006: Abreschviller – Schirmeck - Rothau (Hotel "La Rubanerie")

... maar het pd stelde de volgende dag weinig voor. Rond 9 uur gingen we op stap. Het zou, wisten we vooraf, een zware etappe worden van zo’n 30km, met daarin dan ook nog de 1000m hoge Donon.

Daarbij moesten we de eerste kilometers op eigen houtje naar boven en ook dat kost extra energie. Goed, via het spoorlijntje en derzelver brugje,

langs de ruïnes van Rommelstein, een stukje langs de Sarre. Het punt waar we omhoog moesten was duidelijk te herkennen. De stokken gingen van de rugzak af en wij omhoog! De eerste 600m verliep dat zonder enig probleem, we hadden daar 10 min. voor nodig. Na enig puzzelen vonden we het vervolg van het pad, nu heel wat steiler. Was het niet droog geweest of hadden we geen stokken gehad, dan was het niet gelukt: 200-250m in 14 min! Hierna met wat bochtenwerk tegen tienen redelijk gemakkelijk op de route teruggekomen. Het noodzaakte enige oriëntatiekunst; dat heb ik wel eens slechter gedaan (let maar op!)

Onze eerste grote stop namen we bij Belle Roche (tussen half elf en even voor elf), waar we een schitterend uitzicht hadden en ik de grot nog even bezocht heb; goed bruikbaar als abri. Om 11.41h passeerden we de “Pierre St.Quirin".

En bij de Borne Brignon hebben we rond 12.15h nog een stop gemaakt; de grenssteen die daar zou staan hebben we niet gezien, maar dat werd verderop ruimschoots goed gemaakt: we struikelden er bijna over. Het zal de grens tussen Lotharingen en de Elzas (dus ooit tussen Frankrijk en Duitsland) wel geweest zijn. Over de echte liefhebbers was er een speciaal “Sentier des Bornes”, waar de GR5 dus gedeeltelijk mee opliep.

We liepen nu zo’n 5 km min of meer langs de kam voor we bij het punt kwamen waar GR5 en GR53 samenkomen. Wie hier grote samenscholingen van Fransen, die hun “eigen” variant van de GR lopen, verwachtte, kwam bedrogen uit. We hebben hier ± een half uur gerust, maar wie er kwam, geen enkele Fransman.

Nu begon de klim, eerst kalmpjesaan langs de flank van de Petit Donon en vervolgens heftig zigzaggend verder omhoog langs een “konijnenpaadje”. We deden er 44 min. over om van de Col d’Engin naar de top te komen (4,2 km), niet gek dus; het boekje (de Nederlandstalige Topo) schrijft 1.02h voor. Maar.. de Franse is strenger: 45 min. Eén ding was duidelijk: het gemiddelde van deze dag (4,5 km) werd niet hierdoor gedrukt, maar door het tijdverlies bij de start.

Vanaf dit punt (de Col d’Engin) was de markering veelal een rode, horizontale balk, soms op een witte ondergrond, ook (vanaf Abreschviller) kwam als GR-markering wel (vertikaal) rood-wit-rood voor.

Boven was een Duits(talig)e oriëntatietafel te vinden, met bv. wèl Amsterdam, maar geen Parijs; even verder en hoger een Gallo-romeinse (Keltische) tempelreconstructie, deel uitmakend van een hele nederzetting. Hier moesten we scherp op de merkjes letten om op de route te blijven. Ook nog eens omdat de twee Topo’s twee verschillende routes aangaven.

Iets na kwart over drie zijn we even van de route afgegaan om een kwartiertje in het mooie maar bliksems ongezellige Hotel “Du Donon” een colaatje te drinken. Om kwart voor vier begonnen we aan de afdaling naar Schirmeck.

Jacomine zag bij Grandfontaine nog een hotel en bij Wackenbach liepen we langs een CdH (GdF) en een gîte rural. En iedereen begrijpt het al, toen wij rond half zes Schirmeck in liepen en de weg naar een gîte of hotel Neuhausser vroegen, werd duidelijk dat we voorlopig nog geen overnachting hadden. Wèl langs op zo’n 4 km (in Fréconrupt) een Hotel Bellevue, maar voor de rest moesten we ergens (±2 km verder) in La Broque zijn. Dat klopte grofweg met mijn aantekeningen, maar waarom dan nu geen verwijzingen naar die overnachtingspunten? (Verder had ik natuurlijk op dat “eerste hotel” gehoopt, maar dat was waarschijnlijk toch dat in Grandfontaine).

Enfin, het idee dat er overnachtingsmogelijkheden in La Broque zouden zijn, moet stevig bestreden worden; deze zijn in/of bij La Claquette/Rothau te vinden. Neuhausser (***) 4½ km voorbij La Cloquette, de camping-gîte aan het eind van het dorp en een aantal andere overnachtingspunten (zoals de Ferme-Auberge du Salme) op onbepaalde afstand (zie de bruine mededelingsborden in het dorp).

Wij vonden (even door zessen) het hotel “La Rubanerie”, langs de Rue General Leclerc (nr.14). Dit staat wat achteraf, schuint tegenover de kerk; maar hoe lang nog?

 

We werden welkom geheten door een man die ons in een bepaalde kamer wilde plaatsen. Dat kwam zijn vrouw niet uit: we kregen “17” (met balkon en uitzicht op de enorme tuin en de “Bruche”) en bovendien de man niet meer te zien. Ons werd verteld dat het hotel geen maaltijden verstrekte. Waar je dan wel kon eten? Eigenlijk was alles dicht of gesloten, maar als hun dochter thuiskwam, wist die daar misschien iets op. Dat hebben we, terecht of niet, niet afgewacht en zijn op onderzoek gegaan. Niet in de laatste plaats omdat we nu toch wel wat krap bij kas kwamen en een beetje geld opnemen geen slecht idee was. Dat laatste lukte niet in La Claquette, maar met een beetje hulp van een lokaal persoon vonden we een automaat. Dat was overigens niet erg, de kaart van Jacomine deed het toch niet. Een andere bank gaf geen soelaas, nl. geen automaat. Toen mijn kaart met veel bravour gebruikt en met succes.

Ons onderzoek naar eetgelegenheden was even diepgaand, maar minder succesvol: Restaurant de la Place: dicht, evenals de aanpalende pizzeria, Restaurant de la Gare (waarschijnlijk voorgoed): gesloten. De Bar: “Eten? Nee, hoor!” Onverrichterzake maar met een diepgaande kennis van de topografische structuur van La Claquette/Rothau keerden wij terug naar het hotel, waar de inmiddels gearriveerde dochter ons, op verzoek, een biertje en een Grand-marinier voorzette. Tezamen met een aantal sel-sticks en een bammetje was dit ons avondmaal. We hebben er overigens goed op geslapen, zelfs verkwikkend.

 

 

< Home >

 

Woensdag, 3 mei 2006: Rothau – Natzviller - Le Howald (CdH: Tilly’s Bread & Breakfast)

Na een idyllisch en goed verzorgd pd in de serre, rekenden we af en gingen naar de Coöp, voor een aantal noodzakelijke aankopen. En daarna ging het mis, echt helemaal! De dochter had ons gezegd dat de merkjes voor Struthof ons naar de GR5 zouden brengen. Toen die samen met merkjes voor de Champ de Feu (een van de volgende doelen voor deze dag) op één paal verschenen, ben ik daarna gaan koersen op die voor de Champ. Eenmaal buiten het dorp liepen deze routes parallel en had ik dus pas laat in de gaten dat we in het verkeerde dal zaten. Er daarom voor gekozen om via enige houthakkerswegen “bij te sturen” en zo weer in het goede dal te komen. Dat ging nog wel, maar er was daar geen aansluiting tussen de dalweg en die over de kam. Geen nood, we liepen door het dal omhoog en zouden aan het uiteinde naar de kam klimmen. Het was daarbij zelfs mogelijk de drukke D130 te mijden. Een en ander had er wel toe geleid dat we zo rond 11.00h pas twee kilometer van Rothau weg waren. Achteraf hadden we maar het best terug kunnen gaan. Maar, de weg langs Neuviller-la-Roche, Riangoutte en la Haute Goutte was ook mooi en bracht ons naar Natzwiller. Rond kwart over twaalf namen we hier ongeveer een uur rust (en alsnog een “warme” maaltijd: hele en halve terrine forestière, voorafgegaan door een cola en afgerond met een koffie) bij de Hotel-Restaurant- Auberge Metzger. Dat is een sjieke tent met heerlijk eten, maar vraag er niet de weg. Ik wilde naar Bas Sommerhof, daar was geen misverstand over, maar ze stuurden ons over het verkeerde bruggetje naar het maison forestière. Dit zou betekenen dat we niet op zo’n 3 km van Champ du Feu op de kam zouden komen, maar bij Champ du Messin. Volgens de Topo scheelde dat 1.50h in looptijd (in ieder geval zeker zo’n 6,5 km). Teruglopen leek ongunstig, wisten wij veel dat halverwege de helling het reguliere pad was afgezet door opererende houthakkers.

Wij kozen ervoor om langs de beek omhoog te gaan, dus door vochtige heide en donker naaldhout, waarbij we regelmatig de beek moesten doorkruizen. Dit werd gevolgd door een overzonnig veld, voorzien van de nodige en onnodige brem. Die ene km heeft ons 43 min. gekost. Het was na drieën dat we bij Champ du Messin startten voor de rest van de route. Reden om in eerste instantie het asfalt (“macadam”) van de D130 aan te houden. Zo kwamen we toch nog op onze 1022m hoogte. Er lag daar sneeuw!

Om kwart voor vier stonden we voor de beslissing: rechtsaf en de GR5 vervolgen (nog meer dan 3½h), linksaf gaan voor de 8 kilometer langs de D130 of recht omlaag. Jacomine was niet zo blij met de laatste optie omdat het eerste deel van deze route niet bepaald een gebaand pad bleek: alweer een vochtig weiland. Maar hierna werd het pad snel beter en ondanks wat rust- en oriëntatiepauzes waren we om 17.30h in het dorp. Zo snel was het langs de andere opties niet mogelijk geweest.

Nu nog de overnachting. Eerst naar Beau Sejour gezocht, maar al gauw bleek deze Gîte boven het dorp te liggen. Vervolgens het Grand-Hotel ingewandeld (en er weer net zo hard uit; een apart verhaal [van €110-120]) en toen teruggelopen naar Tilly’s Bed and Breakfast (sinds 1904).

Dat was de beste keuze van de hele GR5 (tot nu toe). Ook hier weer een oudere man en (later) zijn dochter. Hier een hele etage met balcon en een hemelbed. Vervolgens gingen we eten in de l’Auberge à la Ancienne Grange. Dat bleek alweer een uitstekende keuze: Eerst een port of pilsje, vervolgens ieder een "escalope dinde", omklaterd door een ½ liter rode wijn. Daarna elk een 3-boules ijsje en een espresso. Om ±23.00h lagen we onder ons dekbed, in afwachting van Morpheus.

 

< Home >

 

Donderdag, 4 mei 2006: Le Howald – Barr – Andlau (Hotel “Au Canon”)

Wel, kortheidshalve: vandaag ging alles “volgens het boekje”, de route zowel als de overnachting. Dat betekent niet dat er niets te vertellen valt.

Na een “cordial” ontbijt (met foto’s, babbels en een livre d’or [met twee fouten mijnerzijds]) vertrokken we ongeveer om 9.10h.

Eerst langs het Grand-Hotel en daarna de gîte (die een nogal gesloten indruk maakte). Zo rond het maison forestière Welsbruch liepen we een stukje op met een (Franse) medeloper die gister net als wij in de Auberge had gegeten. Hij liep een ander pad dan de GR5, maar tot de Mont St.Odile kwamen we hem regelmatig achterop (en “voorop”, omdat anders “regelmatig” onzin zou zijn): hij liep sneller, maar rustte meer. Wij passeerden daarbij ook de “mur paiën”.

In St.Odile hebben we mijn oude grijze broek weggegooid en vervangen, de gulprits had het (notabene) vlak voor dit nonnenklooster (definitief) opgegeven. In het convent hebben we de kapellen, de kerk bezichtigd, en enkele foto’s gemaakt. Vervolgens in een grote tent (men was aan het verbouwen) wat taart gegeten en jus gedronken. Ook hebben we nog cola ingeslagen; op die manier de nonnen toch een beetje gesponsord.

Vervolgens daalden we af, waarbij we met enige regelmaat de “mur paien” weer tegenkwamen; een merkwaardig bouwwerk, zo’n 2800 jaar oud. Ook hier en daar van schitterende panorama’s genoten (b.v. bij Maennelstein. We daalden en daalden, sneller en sneller; waarbij de Topo-tijden slechts met die van ons te vergelijken waren als je in ons geval de rusttijden erbij nam. Zo kwamen we tegen kwart voor drie in Barr aan. Daar (opnieuw) geld opgenomen en (deels) uitgegeven op een terrasje, om vervolgens vanaf ong. kwart over drie richting Andlau te gaan. (De VVV leverde nog een redelijk bruikbare Alsace-kaart.)

uiterst links: St.Odile; links sfeerbeeld Barr; onder: H-R du Canon in Andlau

 

Even na vieren stonden we voor Hotel “Du Canon”, sneller dan de Topo opdroeg (1h), laat staan de tijd die de veldbordjes noemden: 1.20h. Dat laatste stuk was nog warm ook: 23° en in de “brandende”zon. Omdat er ook nog weinig wind en beschutting was, namen we dit als bijna heet waar. Dat belooft nog wat in de zomer.

Vervolgens “inklaren”, douchen, terrasje, VVV bezoeken (2 min te laat en dus dicht), dorpswandeling, maaltijd (Escalopines, heel goed) en naar bed, in afwachting van onze laatste dag.

 

< Home >

 

Vrijdag, 5 mei 2006: Andlau – Bernstein – Scherviller – Strasbourg - Metz (Hotel “Métropole”)

De laatste dag dus begon zonnig, maar liep uiteindelijk naar onweer- en regendreiging. Het laatste uur was dat overigens ook weer voorbij. Toch bleek de volgende dag, veilig thuis, dat we juist op tijd de Vogezen hadden verlaten.

De dag begon ook met een (uiterst) mager pd in “Du Canon”: foei!

Toen via het Sentier de la Grotte, inderdaad een [te verdedigen] afwijking van de route. Gister al ruimschoots aandacht aan de bouwstijlen in het dorp gegeven en dit, langs de rivier (inderdaad de l’Andlau), gaf een schitterend uitzicht op de watervalletjes in het dorpje. In die zin was dit deel van de route voor ons wel een beetje een oeverloperpad.

Enfin, omhoog, omhoog, omhoog. Zonder veel wederwaardigheden (gesloten gîte van “Les amis de la Nature” bij Gruckert) kwamen we bij de Tour de l’Ungersberg. Na wat bordjes en en steile slingerpaadjes kwamen we bij de ruïne van Bernstein.

 

De Tour de l'Ingersberg

 De ruïne van Bernstein

 

Afgezien van het feit dat dit een schitterende ruïne was, kwamen we er een echtpaar met zoon en dochter tegen die de GR5 wel op een heel bijzondere manier deden. In het voorjaar vanuit het noorden (om de dag, de andere was de “kinderdag”) een stukje en dan ’s zomers vanuit Nice. Zij gebruikten hierbij hun camper, fietsen en soms het openbaar vervoer. Nog een stukje met hen opgelopen en toen de turbo erop. Wie weet, komen we ze nog eens tegen (of “mee”). Een kasteel dat we slechts passeerden was dat van Ortenbourg. We hadden gedacht in Huehlemuehle nog wat cola te kunnen drinken, maar het hotel-restaurant was dicht. Op het terras zaten twee mannen, die zich ontpopten als Nederlanders die fietsend op weg waren naar Rome. Een kort gesprekje, nog even doorgelopen, vervolgens van de route af naar Scherviller om daar, tevergeefs, ijs proberen aan te schaffen. Daarna het station opgezocht en terug voor een drankje in een barretje.

De trein kwam op tijd en in de loop van de reis lieten we ons de kaartjes naar Metz uitschrijven (€ 49.40). In Strasbourg stapten we over op de trein naar Metz, waar we om 21.10h aankwamen, om daar voor het eerst van deze vakantie met regen te worden geconfronteerd. Nu is de afstand tussen het staion en Hotel Métropole maar 100m en echt nat werden we dan ook niet. In het hotel werden we in kamer 311 gehuisvest (€ 59.=). Sjieker dan vorig keer, maar zonder dat schitterende uitzicht op het station. Een verkwikkende nacht was een goede afsluiting van onze tocht.

 

 

< Home >

 

 

Zaterdag, 6 mei 2006: Metz – Luxemburg - Brussel – Amsterdam - Uitgeest:

Natuurlijk er vroeg uit, zo vroeg dat we de trein van 7.16h op 1 minuut misten. Dus rustig op het station croissants en grand-café genoten. De trein van 8.05h bracht ons via Luxemburg, Brussel en Amsterdam zonder problemen in Uitgeest.

Maak jouw eigen website met JouwWeb